Перевод: со всех языков на все языки

hand over power to someone

1 hand over power to someone

hand over power to someone

aan iemand de macht overdragen

English-Dutch dictionary > hand over power to someone
2 hand over

v. inleveren, afleveren, overhandigen, afgeven, uitreiken

hand over

1 overhandigen 〈 voornamelijk geld〉 ⇒ overdragen

♦voorbeelden:

1 hand over someone/hand someone over to the police • iemand aan de politie overleveren

hand over power to someone • aan iemand de macht overdragen

English-Dutch dictionary > hand over
3 hand

hand

1 [lichaamsdeel] hand

2 [handschrift, stijl] hand ⇒ (hand)writing

3 [figuurlijk] [kant] hand ⇒ side

♦voorbeelden:

1   op handen en voeten kruipen • crawl on all fours

     zich met handen en voeten verweren • 〈 figuurlijk〉 defend oneself tooth and nail

     aan/met handen en voeten gebonden zijn • 〈 ook figuurlijk〉 be tied hand and foot

     in andere handen komen • change hands

     blote handen • bare hands

     die zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad hands

     in goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong hands

     〈 figuurlijk〉 gouden handen hebben • be good with one's hands

     〈 figuurlijk〉 met harde hand opvoeden • bring up the hard way

     iemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) hand

     〈 figuurlijk〉 bevelen van hoger hand • orders from above

     〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • put the finishing touches to something

     niet met lege handen komen • not come empty-handed

     〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised way

     〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • do something off the cuff

     iets met vaste hand doen • do something with a sure touch

     〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron hand

     hij is in veilige handen • he is in safe hands

     iemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/trouble

     de handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/something

     hij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his plate

     dat kost handen vol geld • that costs lots of money

     iets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangers

     hij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand

     〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • give someone a free hand

     〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free hand

     ergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something

     〈 figuurlijk〉 met zachte hand • with a light touch

     de handen van iemand aftrekken • 〈 figuurlijk〉 wash one's hands of someone

     hij mag zijn handen dichtknijpen • 〈 figuurlijk〉 he may call himself lucky

     〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)

     iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someone

     dan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat

     elkaar de hand geven 〈 om kring te vormen〉 • link hands

     de hand in iets hebben • 〈 figuurlijk〉 have a hand in something

     〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone

     ergens streng de hand aan houden 〈 regel, voorschrift〉 • adhere strictly to something

     de handen ineenslaan • 〈 van verbazing〉 clasp/throw up one's hands; 〈 figuurlijk〉 join hands/forces

     mijn handen jeuken • 〈 figuurlijk〉 I'm itching to give (someone) a good hiding

     〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause

     〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/something

     iemands hand lezen • read someone's palm

     de hand lichten met het reglement • disregard the regulations

     de hand ophouden • 〈 figuurlijk〉 hold out one's hand for a tip; beg

     elkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each other

     handen schudden • shake hands

     〈 figuurlijk〉 de hand aan zichzelf slaan • take one's own life

     hij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of work

     zijn handen uit de mouwen steken • 〈 figuurlijk〉 put one's shoulder to the wheel

     〈 figuurlijk〉 de hand in eigen boezem steken • acknowledge blame

     de hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-hearted

     hij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himself

     zijn hand uitsteken • 〈 in het verkeer〉 indicate

     〈 figuurlijk〉 zijn handen in onschuld wassen • have clean hands

     daar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously

     (mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!

     handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)

     handen thuis! • hands off!

     〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in something

     〈 handel〉 goederen die aan de hand blijven • goods that are left on one's hands

     〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • get someone something

     aan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculations

     iemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rash

     niks aan de hand! • there's nothing the matter

     aan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …

     iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleeve

     iets achter de hand houden • 〈 figuurlijk〉 keep something in reserve

     wat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy day

     ik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at hand

     zo iets heb ik wel meer bij de hand gehad • 〈 figuurlijk〉 I am an old hand at this

     in de handen klappen • clap one's hands

     goed/gemakkelijk in de hand liggen • 〈 stuk gereedschap〉 have a handy grip; 〈 boek〉 be nice to hold

     iemand in handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the hands of someone

     iemand iets in handen spelen • put something someone's way

     iemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with something

     〈 figuurlijk〉 een auto goed in de hand hebben • have a good control of a car

     〈 figuurlijk〉 iets in de hand hebben • have something under control

     〈 figuurlijk〉 iets zelf in de hand hebben • have something in one's own hands

     een bewijs in handen hebben • have evidence

     het onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.

     de markt in handen hebben • control/have control of the market

     de politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in hand

     iets in handen krijgen • get hold of something; 〈 toevallig〉 chance on something

     de macht in handen hebben • have power

     de toestand in de hand hebben • have the situation in hand

     in handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy

     hand in hand gaan met 〈 ook figuurlijk〉 • go hand in hand with 〈 ook figuurlijk〉

     〈 figuurlijk〉 met de handen in het haar zitten • be at one's wits' end

     〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) something

     zich met hand en tand verzetten • 〈 figuurlijk〉 fight tooth and nail

     met de hand wassen 〈 tegenover in de machine〉 • wash by hand

     met de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten

     〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • swear to something faithfully

     〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) finger

     〈 figuurlijk〉 hij zet alles naar zijn hand • he has it all his own way

     iets om handen hebben • have something to do

     〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • be at work on something

     〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to task

     iemand op de handen kijken • 〈 figuurlijk〉 breathe down someone's neck

     iemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someone

     hand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidly

     iemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someone

     iets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake something

     〈 figuurlijk〉 iets uit handen geven • part with something

     er komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything done

     uit de hand lopen • get out of hand

     〈 figuurlijk〉 ik heb die informatie uit de eerste hand • I have this information at first hand

     iemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's hands

     iets van de hand doen • sell/part with/dispose of something

     van hand tot hand gaan • be passed from hand to hand

     goed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉

     dat ligt voor de hand • 〈 figuurlijk〉 that speaks for itself

     dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusion

     geen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/something

     hij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched it

     geen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)

     〈 informeel〉 het zijn twee handen op één buik • 〈 figuurlijk〉 they are hand in glove

     ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!

     〈 figuurlijk〉 handen te kort komen • not have enough hands

     〈 spreekwoord〉 vele handen maken licht werk • many hands make light work

2   een brief van dezelfde hand • a letter from the same hand

     een verhaal van de hand van • a story (written) by

3   de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting better

     aan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)

     aan de winnende hand zijn • be winning

     〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side

¶   wat is er daar aan de hand? • what's going on there?

     〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wrong

     er is iets aan de hand • there's something the matter/up

     iets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands

     elkaar in de hand werken • 〈van dingen/situaties〉 reinforce one another

     〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderous

     op handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcoming

     van de hand in de tand leven • live from hand to mouth

     een verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hand
4 hand

hand [hænd]

main ⇒ 1 (a)-(c), 1 (g) aiguille ⇒ 1 (h) écriture ⇒ 1 (i) paume ⇒ 1 (j) ouvrier ⇒ 1 (k) passer ⇒ 2 donner ⇒ 2

1 noun

(a) Anatomy (of person) main f;

∎ to hold sb's hand tenir la main de qn;

∎ I held her hand je lui ai tenu la main;

∎ figurative she's asked me to go along and hold her hand elle m'a demandé de l'accompagner pour lui donner du courage;

∎ to hold hands se tenir par la main;

∎ to take sb's hand, to take sb by the hand prendre qn par la main, prendre la main de qn;

∎ to lead sb by the hand conduire qn par la main;

∎ he writes with his left hand il écrit de la main gauche;

∎ to put one's hands over one's eyes se couvrir les yeux de ses mains;

∎ to be on one's hands and knees être à quatre pattes;

∎ figurative to go down on one's hands and knees se mettre à genoux ou à plat ventre;

∎ to be good with one's hands être adroit de ses mains;

∎ my hands are full j'ai les mains occupées ou prises;

∎ figurative to have one's hands full avoir beaucoup à faire, avoir du pain sur la planche;

∎ I've got my hands full trying to cope as it is j'ai déjà assez à faire comme ça;

∎ to lay one's hands on sth (find) mettre la main sur qch;

∎ to get or to lay one's hands on sth (obtain) dénicher qch;

∎ to lay hands on sb faire violence à qn;

∎ figurative just wait till I get or lay my hands on her! attends un peu que je l'attrape!;

∎ to lift or to raise a hand to sb lever la main sur qn;

∎ figurative he never lifts a hand to help il ne lève jamais le petit doigt pour aider;

∎ hands off! bas les pattes!, pas touche!;

∎ hands off the unions/education system! pas touche aux syndicats/au système éducatif!;

∎ he can't keep his hands to himself il a la main baladeuse;

∎ I only have one pair of hands! je n'ai que deux mains!;

∎ look - no hands! (cyclist) sans les mains!;

∎ take your hands off me! ne me touche pas!;

∎ (put your) hands up! les mains en l'air!, haut les mains!;

∎ School hands up anyone who knows the answer que ceux qui connaissent la réponse lèvent le doigt ou la main;

∎ hands up all those who agree que ceux qui sont d'accord lèvent la main;

∎ to tie sb's hands attacher les mains de qn;

∎ they tied my hands behind my back ils m'ont lié ou attaché les mains dans le dos;

∎ I could do it with one hand tied behind my back je pourrais le faire sans aucun effort ou les doigts dans le nez;

∎ figurative my hands are tied j'ai les mains liées;

∎ figurative to sit on one's hands (applaud half-heartedly) applaudir sans enthousiasme; (do nothing) ne rien faire;

∎ to ask for sb's hand in marriage demander la main de qn, demander qn en mariage;

∎ at hand, near or close at hand (about to happen) proche; (nearby) à proximité;

∎ the hour is at hand l'heure est proche;

∎ to suffer at the hands of sb souffrir aux mains ou dans les mains de qn;

∎ to pass sth from hand to hand faire passer qch de mains en mains;

∎ hand in hand la main dans la main;

∎ figurative to go hand in hand (with sth) aller de pair (avec qch);

∎ to be hand in glove with sb travailler en étroite collaboration avec qn;

∎ to make money hand over fist gagner un argent fou;

∎ British familiar she doesn't do a hand's turn elle n'en fiche pas une;

∎ to live from hand to mouth tirer le diable par la queue;

∎ figurative to win hands down gagner haut la main;

∎ to beat sb hands down battre qn à plates couture(s);

∎ proverb many hands make light work = à beaucoup d'ouvriers la tâche devient aisée;

∎ on the one hand... but on the other hand... (used in the same sentence) d'un côté... mais de l'autre...;

∎ on the other hand (when beginning new sentence) d'un autre côté

(b) (assistance)

∎ to give sb a hand (with sth) donner un coup de main à qn;

∎ to lend a hand mettre la main à la pâte;

∎ do you need a hand (with that)? as-tu besoin d'un coup de main?

(c) (control, management)

∎ to need a firm hand avoir besoin d'être sérieusement pris en main;

∎ to rule with a firm hand diriger avec de la poigne;

∎ to take sb/sth in hand prendre qn/qch en main;

∎ to be out of hand (dog, child) ne rien écouter;

∎ to get out of hand (dog, child) devenir indocile; (meeting, situation) échapper à tout contrôle;

∎ the garden is getting out of hand le jardin à l'air d'une vraie jungle;

∎ to change hands (company, restaurant etc) changer de propriétaire;

∎ it's out of my hands cela ne m'appartient plus, ce n'est plus ma responsabilité ou de mon ressort;

∎ the matter is in the hands of the headmaster la question relève maintenant ou est maintenant du ressort du principal;

∎ I have put the matter in the hands of a lawyer j'ai confié l'affaire à un avocat;

∎ the answer lies in your own hands la solution est entre tes mains;

∎ to have too much time on one's hands avoir trop de temps à soi;

∎ to have sb/sth on one's hands avoir qn/qch sur les bras;

∎ now that that's off my hands à présent que je suis débarrassé de cela;

∎ it's out of my hands je ne peux (plus) rien y faire;

∎ to fall into the hands of the enemy tomber entre les mains de l'ennemi;

∎ to fall into the wrong hands (information, secret etc) tomber en de mauvaises mains;

∎ in the wrong hands this knowledge could be very dangerous si elles tombaient aux mains de personnes malintentionnées, ces connaissances pourraient être très dangereuses;

∎ in the right hands en de bonnes mains;

∎ to be in good or safe hands être en de bonnes mains;

∎ can I leave this in your hands? puis-je te demander de t'en occuper?;

∎ it leaves too much power in the hands of the police cela laisse trop de pouvoir à la police;

∎ to give sb a free hand donner carte blanche à qn;

∎ to take matters into one's own hands prendre les choses en main

(d) (applause)

∎ to give sb a (big) hand applaudir qn (bien fort)

(e) (influence, involvement)

∎ to have a hand in sth avoir quelque chose à voir dans qch, être impliqué dans qch;

∎ I had no hand in it je n'avais rien à voir là-dedans, je n'y étais pour rien;

∎ I see or detect your hand in this j'y vois ta marque

(f) (skill, ability)

∎ to have a light hand with pastry réussir une pâte légère;

∎ she can turn her hand to anything elle peut tout faire;

∎ to keep one's hand in garder la main;

∎ I was never much of a hand at it je n'ai jamais été très doué pour cela;

∎ to try one's hand at sth s'essayer à qch

(g) (in cards → cards held) main f, jeu m; (→ round, game) partie f; (→ player) joueur(euse) m,f;

∎ to have a good hand avoir du jeu;

∎ first/fourth hand (player) premie(ère) m,f/dernier(ère) m,f en cartes;

∎ figurative to show or to reveal one's hand dévoiler son jeu;

∎ figurative to throw in one's hand jeter l'éponge

(h) (of clock, watch) aiguille f; (of signpost, barometer) indicateur m;

∎ the little hand is pointing to three la petite aiguille est sur le trois

(i) (handwriting) écriture f;

∎ to have a good hand avoir une belle écriture

(j) (measurement of horse) paume f;

∎ a horse fifteen hands high un cheval de quinze paumes

(k) (worker) ouvrier(ère) m,f; (on ship) homme m, membre m de l'équipage;

∎ the ship was lost with all hands le navire a sombré corps et biens;

∎ old hand expert m, vieux m de la vieille;

∎ to be an old hand at sth avoir une vaste expérience de qch;

∎ also figurative all hands to the pump tout le monde à la rescousse

(l) (of bananas) régime m;

∎ hand of pork jambonneau m

2 transitive verb

passer, donner;

∎ to hand sth to sb, to hand sb sth passer ou donner qch à qn;

∎ to hand sb a letter/telegram remettre une lettre/un télégramme à qn;

∎ figurative to hand sth to sb on a plate apporter à qn qch sur un plateau;

∎ you've got to hand it to him chapeau!;

∎ figurative you have to hand it to her, she IS a good mother c'est une bonne mère, il faut lui accorder cela

3 by hand adverb

(written) à la main; (made, knitted, sewn) (à la) main;

∎ to wash sth by hand laver qch à la main;

∎ to send sth by hand faire porter qch;

∎ by hand (written on envelope) en ville;

∎ to rear an animal by hand élever un animal au biberon

4 in hand adverb

(a) (available → money) disponible; (→ time) devant soi;

∎ British do we have any time in hand? avons-nous du temps devant nous?

(b) (being dealt with) en cours;

∎ the matter is in hand on s'occupe de l'affaire;

∎ I have the situation well in hand j'ai la situation bien en main;

∎ to return to the matter in hand revenir à ses moutons;

∎ keep your mind on the job in hand concentre-toi sur l'affaire en cours

5 on hand adjective

(person) disponible

6 out of hand adverb

(immediately) sur-le-champ

7 to hand adverb

(letter, information etc) sous la main;

∎ use what comes to hand prends ce que tu as sous la main;

∎ he took the first one that came to hand il a pris le premier qui lui est tombé sous la main;

∎ the first excuse to hand le premier prétexte venu

►► hand baggage (UNCOUNT) bagages mpl à main;

hand controls commandes fpl manuelles;

hand cream crème f pour les mains;

Military hand grenade grenade f à main;

hand lotion lotion f pour les mains;

hand luggage (UNCOUNT) bagages mpl à main;

hand microphone micro m portatif;

Theatre hand puppet marionnette f;

hand signal signal m de la main;

∎ hand signals only (on vehicle) = indique que les clignotants d'un véhicule ne fonctionnent pas;

hand towel serviette f, essuie-mains m inv

➲ hand around separable transitive verb

(distribute) distribuer

➲ hand back separable transitive verb

(return) rapporter, rendre;

∎ she handed me back the bottle elle m'a repassé la bouteille;

∎ Radio & Television I now hand you back to the studio/Jon Snow je rends maintenant l'antenne au studio/à Jon Snow

➲ hand down separable transitive verb

(a) (pass, give from high place) passer, donner;

∎ hand me down the hammer passe-moi ou donne-moi le marteau (qui est là-haut)

(b) (heirloom, story) transmettre;

∎ the necklace/property has been handed down from mother to daughter for six generations le collier est transmis/la propriété est transmise de mère en fille depuis six générations;

∎ all her clothes had been handed down from her older sisters tous ses vêtements venaient de ses sœurs aînées

(c) Law (decision, sentence) annoncer; (judgment) rendre;

∎ American to hand down the budget annoncer le budget

➲ hand in separable transitive verb

(return, surrender → book) rendre; (→ ticket) remettre; (→ exam paper) rendre, remettre; (something found → to authorities, police etc) déposer, remettre;

∎ to hand in one's resignation donner ou remettre sa démission, demissioner

➲ hand off separable transitive verb

Sport (in rugby) raffûter

➲ hand on separable transitive verb

(a) (give to someone else) passer;

∎ to hand sth on to sb passer qch à qn

(b) = hand down (b)

➲ hand out separable transitive verb

(distribute) distribuer;

∎ we hand out 200 free meals a day nous servons 200 repas gratuits par jour;

∎ he's very good at handing out advice il est très fort pour ce qui est de distribuer des conseils;

∎ he's fond of handing it out, but can't take it (criticism) il se permet de critiquer les autres mais il déteste qu'on le critique;

∎ the French boxer handed out a lot of punishment le boxeur français a frappé à coups redoublés

➲ hand over

1 separable transitive verb

(a) (pass, give → object) passer, donner;

∎ Radio & Television we now hand you over to the weather man/Bill Smith in Moscow nous passons maintenant l'antenne à notre météorologue/Bill Smith à Moscou;

∎ Telecommunications I'm handing him over now je te le passe tout de suite

(b) (surrender → weapons, hostage) remettre; (→ criminal) livrer; (→ power, authority) transmettre; Law (→ property) céder;

∎ he was handed over to the French police il a été livré à la ou aux mains de la police française;

∎ hand it over! donne!

2 intransitive verb

∎ to hand over to (government minister, chairman etc) passer le pouvoir à; (in meeting) donner la parole à; Telecommunications passer ou donner le combiné à

➲ hand round separable transitive verb

(distribute) distribuer

➲ hand up separable transitive verb

(pass, give from low place) passer, donner;

∎ hand me up the hammer passe-moi ou donne-moi le marteau (qui est là en bas)

Un panorama unique de l'anglais et du français > hand
5 hand

1. noun
1) (Anat., Zool.) Hand, die

eat from or out of somebody's hand — (lit. or fig.) jemandem aus der Hand fressen

get one's hands dirty — (lit. or fig.) sich (Dat.) die Hände schmutzig machen

give somebody one's hand — (reach, shake) jemandem die Hand geben od. reichen

give or lend [somebody] a hand [with or in something] — [jemandem] [bei etwas] helfen

pass or go through somebody's hands — (fig.) durch jemandes Hand od. Hände gehen

hand in hand — Hand in Hand

go hand in hand [with something] — (fig.) [mit etwas] Hand in Hand gehen

the problem/matter in hand — das vorliegende Problem/die vorliegende Angelegenheit

hold hands — Händchen halten (ugs. scherzh.); sich bei den Händen halten

hold somebody's hand — jemandes Hand halten; jemandem die Hand halten; (fig.): (give somebody close guidance) jemanden bei der Hand nehmen; (fig.): (give somebody moral support or backing) jemandem das Händchen halten (iron.)

hands off! — Hände od. Finger weg!

take/keep one's hands off somebody/something — jemanden/etwas loslassen/nicht anfassen

keep one's hands off something — (fig.) die Finger von etwas lassen (ugs.)

hands up [all those in favour] — wer dafür ist, hebt die Hand!

hands up! — (as sign of surrender) Hände hoch!

hands down — (fig.) (easily) mit links (ugs.); (without a doubt, by a large margin) ganz klar (ugs.)

turn one's hand to something — sich einer Sache (Dat.) zuwenden

have something at hand — etwas zur Hand haben

have somebody at hand — jemanden bei sich haben

be at hand — (be nearby) in der Nähe sein; (be about to happen) unmittelbar bevorstehen

out of hand — (summarily) kurzerhand

be to hand — (be readily available, within reach) zur Hand sein; (be received) [Brief, Notiz, Anweisung:] vorliegen

fight hand to hand — Mann gegen Mann kämpfen

go/pass from hand to hand — von Hand zu Hand gehen

hand live from hand to mouth — von der Hand in den Mund leben

be hand in glove [with] — unter einer Decke stecken [mit]

wait on somebody hand and foot — (fig.) jemanden vorn und hinten bedienen (ugs.)

have one's hands full — die Hände voll haben; (fig.): (be fully occupied) alle Hände voll zu tun haben (ugs.)

hand on heart — (fig.) Hand aufs Herz

get one's hands on somebody/something — jemanden erwischen od. (ugs.) in die Finger kriegen/etwas auftreiben

lay or put one's hand on something — etwas finden

by hand — (manually) mit der od. von Hand; (in handwriting) handschriftlich; (by messenger) durch Boten

be made by hand — Handarbeit sein

I could do that with ine hand tied behind my back — das mache ich doch mit links (ugs.)

2) (fig.): (authority)

with a firm/iron hand — mit starker Hand/eiserner Faust [regieren]

he needs a father's hand — er braucht die väterliche Hand

get out of hand — außer Kontrolle geraten; see also academic.ru/73191/take">take 1. 6); upper 1. 1)

give somebody a free hand — jemandem freie Hand lassen

have a free hand to do something — freie Hand haben, etwas zu tun

3) in pl. (custody)

in somebody's hands, in the hands of somebody — (in somebody's possession) in jemandes Besitz; (in somebody's care) in jemandes Obhut

may I leave the matter in your hands? — darf ich die Angelegenheit Ihnen überlassen?

fall into somebody's hands — [Person, Geld:] jemandem in die Hände fallen

have [got] something/somebody on one's hands — sich um etwas/jemanden kümmern müssen

he's got such a lot/enough on his hands at the moment — er hat augenblicklich so viel/genug um die Ohren (ugs.)

have time on one's hands — [viel] Zeit haben; (too much) mit seiner Zeit nichts anzufangen wissen

take somebody/something off somebody's hands — jemandem jemanden/etwas abnehmen

change hands — den Besitzer wechseln

4) (disposal)

have something in hand — etwas zur Verfügung haben; (not used up) etwas [übrig] haben

keep in hand — in Reserve halten [Geld]

have on hand — dahaben

be on hand — da sein

5) (share)

have a hand in something — bei etwas seine Hände im Spiel haben

take a hand [in something] — sich [an etwas (Dat.)] beteiligen

6) (agency) Wirken, das (geh.)

the hand of a craftsman has been at work here — hier war ein Handwerker am Werk

the hand of God — die Hand Gottes

suffer/suffer injustice at the hands of somebody — unter jemandem/jemandes Ungerechtigkeit zu leiden haben

7) (pledge of marriage)

ask for or seek somebody's hand [in marriage] — um jemandes Hand bitten od. (geh.) anhalten

8) (worker) Arbeitskraft, die; Arbeiter, der; (Naut.): (seaman) Hand, die (fachspr.); Matrose, der

the ship sank with all hands — das Schiff sank mit der gesamten Mannschaft

9) (person having ability)

be a good/poor hand at tennis — ein guter/schwacher Tennisspieler sein

I'm no hand at painting — ich kann nicht malen

10) (source) Quelle, die

at first/second/third hand — aus erster/zweiter/dritter Hand; see also firsthand; second-hand

11) (skill) Geschick, das

get one's hand in — wieder in Übung kommen od. (ugs.) reinkommen

keep one's hand in — in der Übung bleiben

12) (style of handwriting) Handschrift, die; (signature) Unterschrift, die

13) (of clock or watch) Zeiger, der

14) (side) Seite, die

on the right/left hand — rechts/links; rechter/linker Hand

on somebody's right/left hand — rechts/links von jemandem; zu jemandes Rechten/Linken

on every hand — von allen Seiten [umringt sein]; ringsum [etwas sehen]

on the one hand..., [but] on the other [hand]... — einerseits..., andererseits...; auf der einen Seite..., auf der anderen Seite...

15) (measurement) Handbreit, die

16) (coll.): (applause) Beifall, der; Applaus, der

give him a big hand, let's have a big hand for him — viel Applaus od. Beifall für ihn!

17) (cards) Karte, die; (period of play) Runde, die; see also throw in 4)
2. transitive verb
geben; [Überbringer:] übergeben [Sendung, Lieferung]

hand something from one to another — etwas von einem zum anderen weitergeben

hand something [a]round — (pass round, circulate) etwas herumgeben; (among group) etwas herumgehen lassen

you've got to hand it to them/her — etc. (fig. coll.) das muss man ihnen/ihr usw. lassen

Phrasal Verbs:

- hand back

- hand down

- hand in

- hand on

- hand out

- hand over

* * *
[hænd] 1. noun
1) (the part of the body at the end of the arm.) die Hand

2) (a pointer on a clock, watch etc: Clocks usually have an hour hand and a minute hand.) der Zeiger

3) (a person employed as a helper, crew member etc: a farm hand; All hands on deck!) der Arbeiter,der Mann

4) (help; assistance: Can I lend a hand?; Give me a hand with this box, please.) die Hilfe

5) (a set of playing-cards dealt to a person: I had a very good hand so I thought I had a chance of winning.) das Blatt

6) (a measure (approximately centimetres) used for measuring the height of horses: a horse of 14 hands.) die Handbreit

7) (handwriting: written in a neat hand.) die Handschrift
2. verb
(often with back, down, up etc)

1) (to give (something) to someone by hand: I handed him the book; He handed it back to me; I'll go up the ladder, and you can hand the tools up to me.) geben

2) (to pass, transfer etc into another's care etc: That is the end of my report from Paris. I'll now hand you back to Fred Smith in the television studio in London.) zurückgeben

•

- handful
- handbag
- handbill
- handbook
- handbrake
- handcuff
- handcuffs
- hand-lens
- handmade
- hand-operated
- hand-out
- hand-picked
- handshake
- handstand
- handwriting
- handwritten
- at hand
- at the hands of
- be hand in glove with someone
- be hand in glove
- by hand
- fall into the hands of someone
- fall into the hands
- force someone's hand
- get one's hands on
- give/lend a helping hand
- hand down
- hand in
- hand in hand
- hand on
- hand out
- hand-out
- handout
- hand over
- hand over fist
- hands down
- hands off! - hands-on
- hands up! - hand to hand
- have a hand in something
- have a hand in
- have/get/gain the upper hand
- hold hands with someone
- hold hands
- in good hands
- in hand
- in the hands of
- keep one's hand in
- off one's hands
- on hand
- on the one hand... on the other hand
-... on the other hand
- out of hand
- shake hands with someone / shake someone's hand
- shake hands with / shake someone's hand
- a show of hands
- take in hand
- to hand
* * *

hand

[hænd]

I. NOUN

1. ANAT Hand f

all these toys are made by \hand das ganze Spielzeug hier ist handgemacht

get [or keep] your \hands off! Hände [o fam Pfoten] weg!

\hands up! Hände hoch!

\hands up who wants to come! Hand hoch, wer kommen will

he had his \hands in his pockets er hatte die Hände in den Hosentaschen

they were just holding \hands sie hielten doch nur Händchen

the letter was delivered by \hand der Brief wurde durch einen Boten überbracht

the student put up her \hand die Schülerin meldete sich

to crawl on \hands and knees auf allen vieren kriechen

to get down on one's \hands and knees auf die Knie gehen

pen in \hand mit gezücktem Stift

to have one's \hands full die Hände voll haben

to be good with one's \hands geschickte Hände haben, manuell geschickt sein

in one's [left/right] \hand in der [linken/rechten] Hand

to get one's \hands dirty ( also fig) sich dat die Hände schmutzig machen

to change \hands ( fig) in andere Hände übergehen

to do sth by \hand (not by machine) work etw von Hand machen; product etw von Hand fertigen

to hold sb's \hand jdm die Hand halten

to keep one's \hands off sth die Finger von etw dat lassen

▪ to keep one's \hands off sb die Hände von jdm lassen

to put sth into sb's \hands jdm etw in die Hand geben

to shake \hands with sb, to shake sb's \hand jdm die Hand schütteln; (done when introducing) sich dat die Hand geben

to take sth out of sb's \hands jdm etw aus der Hand nehmen

to take sb by the \hand jdn an die [o bei der] Hand nehmen

to lead sb by the \hand jdn an der Hand führen

\hand in \hand Hand in Hand; (give assistance) jdn bei der Hand nehmen

2. (needing attention)

▪ at \hand vorliegend

the job at \hand die Arbeit, die zu tun ist

the problem in \hand das anstehende Problem

the matter in \hand die vorliegende Angelegenheit

3. (at one's disposal)

▪ in \hand bei der Hand, verfügbar

he had a lot of money in \hand er hatte viel Geld zur Verfügung

4. (close, within reach)

at [or to] \hand nah, in Reichweite

to \hand COMM zur Hand

to keep sth close at \hand etw in Reichweite haben

to keep sth ready at \hand etw bereithalten

to be at \hand zur Verfügung stehen, verfügbar sein

we want to ensure that help is at \hand for all wir wollen sicherstellen, dass allen geholfen werden kann

to have sth to \hand etw zur Verfügung haben

he uses whatever materials come to \hand er verwendet einfach alle Materialien, die ihm in die Hände kommen

to have sth on one's \hands etw an der Hand haben, über etw akk verfügen

she's got a lot of work on her \hands sie hat wahnsinnig viel zu tun

he's got a lot of time on his \hands er hat viel Zeit zur Verfügung

we've got a problem on our \hands wir haben ein Problem am Hals

5. (at one's service)

▪ on \hand (available) bereit, zur Verfügung

my bank always has an advisor on \hand in meiner Bank steht den Kunden immer ein Berater zur Verfügung

6. (responsibility, involvement) Hand f

it's the \hand of fate das ist die Hand des Schicksals

▪ at [or by] the \hands of sb/sth durch jdn/etw

my life is in your \hands mein Leben liegt in Ihren Händen

your life is in your own \hands Sie haben Ihr Leben selbst in der Hand

to be in good [or excellent] \hands in guten Händen sein

to be in safe \hands in sicheren Händen sein

to get sb/sth off one's \hands jdn/etw los sein

we can relax now that we've got the kids off our \hands jetzt wo man uns die Kinder abgenommen hat, können wir etwas ausspannen

to have a \hand in sth bei etw dat seine Hand [o die Finger] [mit] im Spiel haben, bei etw dat mitmischen

it is thought that terrorists had a \hand in this explosion man geht davon aus, dass der Bombenanschlag auf das Konto von Terroristen geht

to leave sth/sb in sb's \hands jdm etw überlassen/jdn in jds Obhut lassen

to put sth into the \hands of sb/sth jdm/etw etw übergeben [o überlassen]

there's no more we can do except leave it in the solicitor's \hands jetzt können wir nichts weiter tun als alles dem Anwalt zu überlassen

my \hands are tied mir sind die Hände gebunden

7. (control, power)

▪ sth is in \hand (receiving attention, being arranged) für etw akk ist gesorgt

to be well in \hand gut laufen fam

to have sth well in \hand etw gut im Griff haben

a firm \hand eine [ge]strenge Hand

to fall into the wrong \hands in die falschen Hände geraten [o gelangen]

to be in/out of sb's \hands unter/außerhalb jds Kontrolle sein

it's in your \hands now, you deal with it das liegt jetzt in deiner Hand, du bearbeitest das

to have everything in \hand alles unter Kontrolle haben

to get out of \hand situation, matter außer Kontrolle geraten; children nicht mehr zu bändigen sein

the horse got out of \hand ich/er, usw. verlor die Kontrolle über das Pferd

the party got out of hand die Party ist ausgeartet

to have sth in \hand etw unter Kontrolle haben

to take sb/sth in \hand sich dat jdn/etw vornehmen

8. (assistance) Hilfe f

would you like a \hand with that bag? soll ich Ihnen helfen, die Tasche zu tragen?

would you like a \hand carrying those bags? soll ich Ihnen beim Tragen der Taschen helfen?

to give [or lend] sb a \hand [with sth] jdm [bei etw dat] helfen [o behilflich sein]

to [be able to] use a \hand with sth esp AM bei etw dat Hilfe gebrauchen [können]

9. (manual worker) Arbeiter(in) m(f), Kraft f, Mann m

how many extra \hands will we need? wie viele Leute brauchen wir extra?; (sailor) Matrose m

factory \hand ungelernter Fabrikarbeiter/ungelernte Fabrikarbeiterin

10. (skilful person) Könner(in) m(f)

[to be] a dab \hand at sth ein Könner/eine Könnerin auf seinem/ihrem Gebiet [sein], ein Geschick nt für etw akk haben

he's quite a \hand at wallpapering er ist ziemlich gut beim Tapezieren

he's a real Russia \hand er ist ein echter Russlandkenner

I'm an old \hand at... ich bin ein alter Hase im/in der...

to be good with one's \hands handfertig sein

to keep one's \hand in (stay in practice) in Übung bleiben

to turn one's \hand to sth sich akk an etw akk machen

Jane can turn her \hand to just about anything Jane gelingt einfach alles, was sie anpackt

11. (on clock, watch) Zeiger m

minute \hand Minutenzeiger m

the big/little \hand der große/kleine Zeiger

12. CARDS Blatt nt

to deal a \hand ein Blatt nt austeilen

to show one's \hand seine Karten [o sein Blatt] zeigen

a \hand of poker eine Runde Poker

13. (horse measurement) Handbreit f

14. (handwriting) Handschrift f

in sb's \hand in jds Handschrift

the note was written in someone else's \hand jemand anders hatte die Nachricht geschrieben

15. (applause)

to give sb a big \hand jdm einen großen Applaus spenden, jdn mit großem Beifall begrüßen

16. (without consideration)

▪ out of \hand kurzerhand, mir nichts dir nichts fam

they rejected any negotiations out of \hand sie schlugen jedwelche Verhandlungen kurzerhand aus

17. COMM (in stock)

goods on \hand Vorräte pl

inventory on \hand FIN Vorratsbestand m

stock on \hand verfügbarer Bestand m

18. FIN

note of \hand Schuldschein m

19. COMPUT

\hands off automatisches System

\hands on operatorbedientes System

20.

▶ to ask for sb's \hand in marriage ( form) jdn um ihre/seine Hand bitten, jdm einen Heiratsantrag machen

▶ a bird in the \hand [is worth two in the bush] ( prov) ein Spatz in der Hand ist besser als die Taube auf dem Dach prov

▶ to eat out of sb's \hands jdm aus der Hand fressen

▶ at first/second \hand aus erster/zweiter Hand

▶ to get one's \hands on sb jdn zu fassen kriegen fam, jdn schnappen fam

▶ to be \hand in glove [with sb] [or AM\hand and \hand] [mit jdm] unter einer Decke stecken pej

▶ to go \hand in \hand [with sth] Hand in Hand gehen [mit etw dat]

▶ to have got [sb] on one's \hands [mit jdm] zu tun haben

▶ to have one's \hands full jede Menge zu tun haben

▶ to only have one pair of \hands auch nur zwei Hände haben

▶ to keep a firm \hand on sth etw fest im Griff behalten

▶ to lay [or get] [or put] one's \hands on sth etw erwerben [o erstehen] [o fam kriegen]

▶ to live from \hand to mouth von der Hand in den Mund leben, sich akk gerade so durchschlagen fam, gerade so über die Runden kommen fam

▶ to lose/make money \hand over fist Geld schnell verlieren/scheffeln

▶ many \hands make light work ( prov) viele Hände machen der Arbeit bald ein Ende prov

▶ on the one \hand... on the other [\hand]... einerseits... andererseits

▶ to put in \hand esp BRIT ausführen

all hospitals now have disaster plans to put in \hand allen Krankenhäusern stehen jetzt Katastrophenvorkehrungen zur Verfügung

▶ to put [or dip] one's \hand in the till in die Kasse greifen, einen Griff in die Kasse tun

▶ with one \hand tied:

I could beat you with one \hand tied ich könnte dich mit links schlagen

▶ to have one's \hands tied nichts tun können

my \hands have been tied mir sind die Hände gebunden

▶ to wait on sb \hand and foot jdn von vorne bis hinten bedienen

▶ to win \hands down spielend [o mit links] gewinnen

II. TRANSITIVE VERB

▪ to \hand sb sth [or to \hand sth to sb] jdm etw [über]geben [o [über]reichen]

▶ you've got to \hand it to sb man muss es jdm lassen

▶ to \hand sb a line [or a line to sb] ( fam) jdn anlügen; (less seriously) jdn anschwindeln

* * *

hand [hænd]

A s

1. Hand f:

hands off! Hände weg!;

hands up! Hände hoch!;

with one’s hands up mit erhobenen Händen;

a helping hand fig eine hilfreiche Hand;

give ( oder lend) a (helping) hand mit zugreifen, jemandem helfen ( with bei);

give sth a helping hand pej bei etwas mithelfen;

do you need a hand? soll ich dir helfen?;

give sb a hand up jemandem auf die Beine helfen oder hochhelfen;

he asked for her hand er hielt um ihre Hand an;

be good with one’s hands handwerkliches Geschick haben; → stand B 1

2. a) Hand f (eines Affen)

b) Vorderfuß m (eines Pferdes etc)

c) Fuß m (eines Falken)

d) Schere f (eines Krebses)

3. Urheber(in), Verfasser(in)

4. meist pl Hand f, Macht f, Gewalt f:

I am entirely in your hands ich bin ganz in Ihrer Hand;

fall into sb’s hands jemandem in die Hände fallen

5. pl Hände pl, Obhut f:

the child is in good hands

6. pl Hände pl, Besitz m:

in private hands in Privathand, in Privatbesitz;

change hands → Bes Redew

7. Hand f (Handlungs-, besonders Regierungsweise):

with a high hand selbstherrlich, anmaßend, willkürlich, eigenmächtig;

with (a) heavy hand hart, streng, mit harter Hand; → iron B 3

8. Hand f, Quelle f:

at first hand aus erster Hand

9. Hand f, Fügung f, Einfluss m, Wirken n:

the hand of God die Hand Gottes;

hidden hand (geheime) Machenschaften pl

10. Seite f (auch fig), Richtung f:

on every hand überall, ringsum;

on all hands

a) überall,

b) von allen Seiten;

on the right hand rechter Hand, rechts;

on the one hand …, on the other hand fig einerseits …, andererseits

11. meist in Zusammensetzungen Arbeiter(in), Mann m (auch pl), pl Leute pl, SCHIFF Matrose m: → deck A 1

12. Fachmann m, -frau f, Routinier m:

an old hand ein alter Fachmann oder Praktikus oder Hase umg;

a good hand at sehr geschickt oder geübt in (dat);

I am a poor hand at golf ich bin ein schlechter Golfspieler

13. (gute) Hand, Geschick n:

he has a hand for horses er versteht es, mit Pferden umzugehen;

my hand is out ich bin außer oder aus der Übung

14. Handschrift f:

a legible hand

15. Unterschrift f:

set one’s hand to seine Unterschrift setzen unter (akk), unterschreiben;

under the hand of unterzeichnet von

16. Hand f, Fertigkeit f:

it shows a master’s hand es verrät die Hand eines Meisters

17. Applaus m, Beifall m:

get a big hand stürmischen Beifall hervorrufen, starken Applaus bekommen;

give sb a hand jemandem applaudieren oder Beifall klatschen

18. Zeiger m (der Uhr etc)

19. Büschel n, Bündel n (Früchte), Hand f (Bananen)

20. Handbreit f (= 4 Zoll = 10,16 cm) (besonders um die Höhe von Pferden zu messen)

21. Kartenspiel:

a) Spieler(in)

b) Blatt n, Karten pl:

have a good hand

c) Spiel n: → lone 1

22. pl Fußball: Handspiel n:

he was cautioned for hands er wurde wegen eines Handspiels verwarnt;

hands! Hand!

B v/t

1. ein-, aushändigen, (über)geben, (-)reichen ( alle:

sb sth, sth to sb jemandem etwas):

you must hand it to him fig das muss man oder der Neid ihm lassen (anerkennend)

2. jemandem helfen, jemanden geleiten:

hand sb into (out of) the car jemandem ins (aus dem) Auto helfen

3. SCHIFF die Segel festmachenBesondere Redewendungen: hand and foot

a) an Händen und Füßen (fesseln),

b) fig eifrig, ergeben (dienen), vorn und hinten (bedienen);

be hand in glove (with)

a) auf vertrautem Fuße stehen (mit), ein Herz und eine Seele sein (mit),

b) unter einer Decke stecken (mit) umg;

hands down spielend, mühelos (gewinnen etc);

hand in hand Hand in Hand (a. fig);

hand on heart Hand aufs Herz;

hand over fist

a) Hand über Hand (klettern etc),

b) fig Zug um Zug, schnell, spielend;

hand to hand Mann gegen Mann (kämpfen);

at hand

a) nahe, in Reichweite,

b) nahe (bevorstehend),

c) bei der oder zur Hand, bereit;

at the hands of vonseiten, seitens (gen), durch, von;

by hand

a) mit der Hand, manuell,

b) durch Boten,

c) mit der Flasche (großziehen);

carved by hand handgeschnitzt;

take sb by the hand

a) jemanden bei der Hand nehmen,

b) fig jemanden unter seine Fittiche nehmen;

by the hand of durch;

from hand to hand von Hand zu Hand;

from hand to mouth von der Hand in den Mund (leben);

in hand

a) in der Hand,

b) zur (freien) Verfügung,

c) vorrätig, vorhanden,

d) fig in der Hand oder Gewalt,

e) in Bearbeitung,

f) im Gange;

the letter (matter) in hand der vorliegende Brief (die vorliegende Sache);

take in hand

a) in die Hand oder in Angriff nehmen,

b) umg jemanden unter seine Fittiche nehmen;

on hand

a) verfügbar, vorrätig,

b) bevorstehend,

c) zur Stelle;

on one’s hands

a) auf dem Hals,

b) zur Verfügung;

be on sb’s hands jemandem zur Last fallen;

out of hand

a) kurzerhand, sofort,

b) vorbei, erledigt,

c) fig aus der Hand, außer Kontrolle, nicht mehr zu bändigen;

let one’s temper get out of hand die Selbstbeherrschung verlieren;

to hand zur Hand;

come to hand eingehen, -laufen, -treffen (Brief etc);

your letter to hand WIRTSCH obs im Besitz Ihres werten Schreibens;

under hand

a) unter Kontrolle,

b) unter der Hand, heimlich;

under the hand and seal of Mr X von Mr. X eigenhändig unterschrieben oder geschrieben und gesiegelt;

with one’s own hand eigenhändig;

change hands in andere Hände übergehen, den Besitzer wechseln;

the lead changed hands several times SPORT die Führung wechselte mehrmals;

get one’s hand in Übung bekommen, sich einarbeiten;

get sth off one’s hands etwas loswerden;

grease ( oder oil) sb’s hand umg jemanden schmieren umg, jemanden bestechen;

have one’s hand in in Übung sein, Übung haben;

have a hand in seine Hand im Spiel haben bei, beteiligt sein an (dat);

have clean hands eine weiße oder reine oder saubere Weste haben;

have one’s hands full alle Hände voll zu tun haben;

hold hands Händchen halten (Verliebte);

holding hands Händchen haltend;

hold one’s hand sich zurückhalten;

join hands sich die Hände reichen, fig a. sich verbünden oder zusammentun;

keep one’s hand in in Übung bleiben;

keep a firm hand on unter strenger Zucht halten;

lay (one’s) hands on

a) anfassen,

b) ergreifen, packen, habhaft werden (gen),

c) (gewaltsam) Hand an jemanden legen,

d) REL ordinieren;

I can’t lay my hands on it ich kann es nicht finden;

lay hands on o.s. Hand an sich legen;

not lift ( oder raise) a hand keinen Finger rühren;

live by one’s hands von seiner Hände Arbeit leben;

play into sb’s hands jemandem in die Hände arbeiten;

put one’s hand on

a) finden,

b) fig sich erinnern an (akk);

put ( oder set) the hand to

a) ergreifen,

b) fig in Angriff nehmen, anpacken;

shake hands sich die Hände schütteln, Shakehands machen;

shake hands with sb, shake sb by the hand jemandem die Hand schütteln (auch zur Gratulation etc) oder geben;

shake hands on etwas mit Handschlag besiegeln;

show one’s hand fig seine Karten aufdecken;

take a hand at a game bei einem Spiel mitmachen;

throw one’s hand in (Kartenspiel) aussteigen (a. fig);

try one’s hand at sth etwas versuchen, es mit etwas probieren;

wash one’s hands

a) sich die Hände waschen,

b) euph mal kurz verschwinden;

wash one’s hands of it

a) (in dieser Sache) seine Hände in Unschuld waschen,

b) nichts mit der Sache zu tun haben wollen;

I wash my hands of him mit ihm will ich nichts mehr zu tun haben; → cross B 1, overplay A 3, sit A 1, soil¹ A a

hd abk

1. hand

2. head

* * *
1. noun
1) (Anat., Zool.) Hand, die

eat from or out of somebody's hand — (lit. or fig.) jemandem aus der Hand fressen

get one's hands dirty — (lit. or fig.) sich (Dat.) die Hände schmutzig machen

give somebody one's hand — (reach, shake) jemandem die Hand geben od. reichen

give or lend [somebody] a hand [with or in something] — [jemandem] [bei etwas] helfen

pass or go through somebody's hands — (fig.) durch jemandes Hand od. Hände gehen

hand in hand — Hand in Hand

go hand in hand [with something] — (fig.) [mit etwas] Hand in Hand gehen

the problem/matter in hand — das vorliegende Problem/die vorliegende Angelegenheit

hold hands — Händchen halten (ugs. scherzh.); sich bei den Händen halten

hold somebody's hand — jemandes Hand halten; jemandem die Hand halten; (fig.): (give somebody close guidance) jemanden bei der Hand nehmen; (fig.): (give somebody moral support or backing) jemandem das Händchen halten (iron.)

hands off! — Hände od. Finger weg!

take/keep one's hands off somebody/something — jemanden/etwas loslassen/nicht anfassen

keep one's hands off something — (fig.) die Finger von etwas lassen (ugs.)

hands up [all those in favour] — wer dafür ist, hebt die Hand!

hands up! — (as sign of surrender) Hände hoch!

hands down — (fig.) (easily) mit links (ugs.); (without a doubt, by a large margin) ganz klar (ugs.)

turn one's hand to something — sich einer Sache (Dat.) zuwenden

have something at hand — etwas zur Hand haben

have somebody at hand — jemanden bei sich haben

be at hand — (be nearby) in der Nähe sein; (be about to happen) unmittelbar bevorstehen

out of hand — (summarily) kurzerhand

be to hand — (be readily available, within reach) zur Hand sein; (be received) [Brief, Notiz, Anweisung:] vorliegen

fight hand to hand — Mann gegen Mann kämpfen

go/pass from hand to hand — von Hand zu Hand gehen

hand live from hand to mouth — von der Hand in den Mund leben

be hand in glove [with] — unter einer Decke stecken [mit]

wait on somebody hand and foot — (fig.) jemanden vorn und hinten bedienen (ugs.)

have one's hands full — die Hände voll haben; (fig.): (be fully occupied) alle Hände voll zu tun haben (ugs.)

hand on heart — (fig.) Hand aufs Herz

get one's hands on somebody/something — jemanden erwischen od. (ugs.) in die Finger kriegen/etwas auftreiben

lay or put one's hand on something — etwas finden

by hand — (manually) mit der od. von Hand; (in handwriting) handschriftlich; (by messenger) durch Boten

be made by hand — Handarbeit sein

I could do that with ine hand tied behind my back — das mache ich doch mit links (ugs.)

2) (fig.): (authority)

with a firm/iron hand — mit starker Hand/eiserner Faust [regieren]

he needs a father's hand — er braucht die väterliche Hand

get out of hand — außer Kontrolle geraten; see also take 1. 6); upper 1. 1)

give somebody a free hand — jemandem freie Hand lassen

have a free hand to do something — freie Hand haben, etwas zu tun

3) in pl. (custody)

in somebody's hands, in the hands of somebody — (in somebody's possession) in jemandes Besitz; (in somebody's care) in jemandes Obhut

may I leave the matter in your hands? — darf ich die Angelegenheit Ihnen überlassen?

fall into somebody's hands — [Person, Geld:] jemandem in die Hände fallen

have [got] something/somebody on one's hands — sich um etwas/jemanden kümmern müssen

he's got such a lot/enough on his hands at the moment — er hat augenblicklich so viel/genug um die Ohren (ugs.)

have time on one's hands — [viel] Zeit haben; (too much) mit seiner Zeit nichts anzufangen wissen

take somebody/something off somebody's hands — jemandem jemanden/etwas abnehmen

change hands — den Besitzer wechseln

4) (disposal)

have something in hand — etwas zur Verfügung haben; (not used up) etwas [übrig] haben

keep in hand — in Reserve halten [Geld]

have on hand — dahaben

be on hand — da sein

5) (share)

have a hand in something — bei etwas seine Hände im Spiel haben

take a hand [in something] — sich [an etwas (Dat.)] beteiligen

6) (agency) Wirken, das (geh.)

the hand of a craftsman has been at work here — hier war ein Handwerker am Werk

the hand of God — die Hand Gottes

suffer/suffer injustice at the hands of somebody — unter jemandem/jemandes Ungerechtigkeit zu leiden haben

7) (pledge of marriage)

ask for or seek somebody's hand [in marriage] — um jemandes Hand bitten od. (geh.) anhalten

8) (worker) Arbeitskraft, die; Arbeiter, der; (Naut.): (seaman) Hand, die (fachspr.); Matrose, der

the ship sank with all hands — das Schiff sank mit der gesamten Mannschaft

9) (person having ability)

be a good/poor hand at tennis — ein guter/schwacher Tennisspieler sein

I'm no hand at painting — ich kann nicht malen

10) (source) Quelle, die

at first/second/third hand — aus erster/zweiter/dritter Hand; see also firsthand; second-hand

11) (skill) Geschick, das

get one's hand in — wieder in Übung kommen od. (ugs.) reinkommen

keep one's hand in — in der Übung bleiben

12) (style of handwriting) Handschrift, die; (signature) Unterschrift, die

13) (of clock or watch) Zeiger, der

14) (side) Seite, die

on the right/left hand — rechts/links; rechter/linker Hand

on somebody's right/left hand — rechts/links von jemandem; zu jemandes Rechten/Linken

on every hand — von allen Seiten [umringt sein]; ringsum [etwas sehen]

on the one hand..., [but] on the other [hand]... — einerseits..., andererseits...; auf der einen Seite..., auf der anderen Seite...

15) (measurement) Handbreit, die

16) (coll.): (applause) Beifall, der; Applaus, der

give him a big hand, let's have a big hand for him — viel Applaus od. Beifall für ihn!

17) (cards) Karte, die; (period of play) Runde, die; see also throw in 4)
2. transitive verb
geben; [Überbringer:] übergeben [Sendung, Lieferung]

hand something from one to another — etwas von einem zum anderen weitergeben

hand something [a]round — (pass round, circulate) etwas herumgeben; (among group) etwas herumgehen lassen

you've got to hand it to them/her — etc. (fig. coll.) das muss man ihnen/ihr usw. lassen

Phrasal Verbs:

- hand back

- hand down

- hand in

- hand on

- hand out

- hand over

* * *

(handwriting) n.

Handschrift f. (clock) n.

Zeiger - m. n.

Hand ¨-e f. v.

einhändigen v.

herüberreichen v.

reichen v.

English-german dictionary > hand
6 hand

[hænd] n

1) anat Hand f;

to do sth by \hand ( not by machine) work etw von Hand machen; product etw von Hand fertigen;

all these toys are made by \hand das ganze Spielzeug hier ist handgemacht;

to put sth into sb's \hands jdm etw in die Hand geben;

to take sth out of sb's hands jdm etw aus der Hand nehmen;

to take sb by the \hand jdn an die [o bei der] Hand nehmen;

to lead sb by the \hand jdn an der Hand führen;

in one's [left/right] \hand in der [linken/rechten] Hand;

get [or keep] your \hands off! Hände [o ( fam) Pfoten] weg!;

\hands up! Hände hoch!;

\hands up who wants to come! Hand hoch, wer kommen will;

he had his \hands in his pockets er hatte die Hände in den Hosentaschen;

they were just holding \hands sie hielten doch nur Händchen;

the letter was delivered by \hand der Brief wurde durch einen Boten überbracht;

the student put up her \hand die Schülerin meldete sich;

\hand in \hand Hand in Hand;

pen in \hand mit gezücktem Stift;

to get one's \hands dirty (a. fig) sich dat die Hände schmutzig machen;

to be good with one's \hands geschickte Hände haben, manuell geschickt sein;

to have one's \hands full die Hände voll haben;

to crawl on \hands and knees auf allen vieren kriechen;

to get down on one's \hands and knees auf die Knie gehen;

to hold sb's \hand jdm die Hand halten;

( give assistance) jdn bei der Hand nehmen;

to keep one's \hands off sth die Finger von etw lassen;

to keep one's \hands off sb die Hände von jdm lassen;

to shake \hands with sb, to shake sb's \hand jdm die Hand schütteln;

( done when introducing) sich dat die Hand geben

2) ( needing attention)

at \hand vorliegend;

the job at \hand die Arbeit, die zu tun ist;

the problem in \hand das anstehende Problem;

the matter in \hand die vorliegende Angelegenheit

3) ( at one's disposal)

in \hand bei der Hand, verfügbar;

he had a lot of money in \hand er hatte viel Geld zur Verfügung

4) (close, within reach)

at [or to] \hand nah, in Reichweite;

to keep sth close at \hand etw in Reichweite haben;

to keep sth ready at \hand etw bereithalten;

to be at \hand zur Verfügung stehen, verfügbar sein;

we want to ensure that help is at \hand for all wir wollen sicherstellen, dass allen geholfen werden kann;

to have sth to \hand etw zur Verfügung haben;

he uses whatever materials come to \hand er verwendet einfach alle Materialien, die ihm in die Hände kommen;

to have sth on one's \hands etw an der Hand haben, über etw akk verfügen;

she's got a lot of work on her \hands sie hat wahnsinnig viel zu tun;

he's got a lot of time on his \hands er hat viel Zeit zur Verfügung;

we've got a problem on our \hands wir haben ein Problem am Hals

5) ( at one's service)

on \hand ( available) bereit, zur Verfügung;

my bank always has an advisor on \hand in meiner Bank steht den Kunden immer ein Berater zur Verfügung

6) (responsibility, involvement) Hand f;

it's the \hand of fate das ist die Hand des Schicksals;

at [or by] the \hands of sb/ sth durch jdn/etw;

my life is in your \hands mein Leben liegt in Ihren Händen;

your life is in your own \hands Sie haben Ihr Leben selbst in der Hand;

to be in good [or excellent] \hands in guten Händen sein;

to be in safe \hands in sicheren Händen sein;

to get sb/sth off one's \hands jdn/etw los sein;

we can relax now that we've got the kids off our \hands jetzt wo man uns die Kinder abgenommen hat, können wir etwas ausspannen;

to have a \hand in sth bei etw dat seine Hand [o die Finger] [mit] im Spiel haben, bei etw dat mitmischen;

it is thought that terrorists had a \hand in this explosion man geht davon aus, dass der Bombenanschlag auf das Konto von Terroristen geht;

to leave sth/sb in sb's \hands jdm etw überlassen/jdn in jds Obhut lassen;

to put sth into the \hands of sb/ sth jdm/etw etw übergeben [o überlassen];

there's no more we can do except leave it in the solicitor's \hands jetzt können wir nichts weiter tun als alles dem Anwalt zu überlassen;

my \hands are tied mir sind die Hände gebunden

7) (control, power)

sth is in \hand (receiving attention, being arranged) für etw akk ist gesorgt;

to be well in \hand gut laufen ( fam)

to have sth well in \hand etw gut im Griff haben;

a firm \hand eine [ge]strenge Hand;

to fall into the wrong \hands in die falschen Hände geraten [o gelangen];

to be in/out of sb's \hands unter/außerhalb jds Kontrolle sein;

it's in your \hands now, you deal with it das liegt jetzt in deiner Hand, du bearbeitest das;

to have everything in \hand alles unter Kontrolle haben;

to get out of \hand situation, matter außer Kontrolle geraten; children nicht mehr zu bändigen sein;

the horse got out of \hand ich/er, usw. verlor die Kontrolle über das Pferd;

the party got out of hand die Party ist ausgeartet;

to have sth in \hand etw unter Kontrolle haben;

to take sb/sth in \hand sich dat jdn/etw vornehmen

8) ( assistance) Hilfe f;

would you like a \hand with that bag? soll ich Ihnen helfen, die Tasche zu tragen?;

would you like a \hand carrying those bags? soll ich Ihnen beim Tragen der Taschen helfen?;

to give [or lend] sb a \hand [with sth] jdm [bei etw dat] helfen [o behilflich sein];

to [be able to] use a \hand with sth ( esp Am) bei etw dat Hilfe gebrauchen [können]

9) ( manual worker) Arbeiter(in) m(f), Kraft f, Mann m;

how many extra \hands will we need? wie viel Mann mehr als sonst brauchen wir?;

( sailor) Matrose m;

factory \hand ungelernter Fabrikarbeiter/ungelernte Fabrikarbeiterin

10) ( skilful person) Könner(in) m(f);

[to be] a dab \hand at sth ein Könner/eine Könnerin auf seinem/ihrem Gebiet [sein], ein Geschick nt für etw akk haben;

he's quite a \hand at wallpapering er ist ziemlich gut beim Tapezieren;

he's a real Russia \hand er ist ein echter Russlandkenner;

I'm an old \hand at... ich bin ein alter Hase im/in der...;

to be good with one's \hands handfertig sein;

to keep one's \hand in ( stay in practice) in Übung bleiben;

to turn one's \hand to sth sich akk an etw akk machen;

Jane can turn her \hand to just about anything Jane gelingt einfach alles, was sie anpackt

11) (on clock, watch) Zeiger m;

minute \hand Minutenzeiger m;

the big/little \hand der große/kleine Zeiger

12) cards Blatt nt;

to deal a \hand ein Blatt nt austeilen;

to show one's \hand seine Karten [o sein Blatt] zeigen;

a \hand of poker eine Runde Poker

13) ( horse measurement) Handbreit f

14) ( handwriting) Handschrift f;

in sb's \hand in jds Handschrift;

the note was written in someone else's \hand jemand anders hatte die Nachricht geschrieben

15) ( applause)

to give sb a big \hand jdm einen großen Applaus spenden, jdn mit großem Beifall begrüßen

16) ( without consideration)

out of \hand kurzerhand, mir nichts dir nichts ( fam)

they rejected any negotiations out of \hand sie schlugen jedwelche Verhandlungen kurzerhand aus

PHRASES:

a bird in the \hand [is worth two in the bush] (in the \hand [is worth two in the bush]) ein Spatz in der Hand ist besser als die Taube auf dem Dach ( prov)

to be \hand in glove [with sb] [or (Am) \hand and \hand] [mit jdm] unter einer Decke stecken ( pej)

to lose/make money \hand over fist Geld schnell verlieren/scheffeln;

to live from \hand to mouth von der Hand in den Mund leben, sich akk gerade so durchschlagen ( fam), gerade so über die Runden kommen ( fam)

to only have one pair of \hands auch nur zwei Hände haben;

to put [or dip] one's \hand in the till in die Kasse greifen, einen Griff in die Kasse tun;

many \hands make light work ( prov) viele Hände machen der Arbeit bald ein Ende ( prov)

to keep a firm \hand on sth etw fest im Griff behalten;

at first/second \hand aus erster/zweiter Hand;

to have one's \hands full jede Menge zu tun haben;

on the one \hand... on the other [\hand]... einerseits... andererseits;

with one \hand tied;

I could beat you with one \hand tied ich könnte dich mit links schlagen;

to have one's \hands tied nichts tun können;

my \hands have been tied mir sind die Hände gebunden;

to ask for sb's \hand in marriage ( form) jdn um ihre/seine Hand bitten, jdm einen Heiratsantrag machen;

to eat out of sb's \hands jdm aus der Hand fressen;

to get one's \hands on sb jdn zu fassen kriegen ( fam), jdn schnappen ( fam)

to go \hand in \hand [with sth] Hand in Hand gehen [mit etw dat];

to have got [sb] on one's \hands [mit jdm] zu tun haben;

to lay [or get] [or put] one's \hands on sth etw erwerben [o erstehen] [o ( fam) kriegen];

to put in \hand ( esp Brit) ausführen;

all hospitals now have disaster plans to put in \hand allen Krankenhäusern stehen jetzt Katastrophenvorkehrungen zur Verfügung;

to wait on sb \hand and foot jdn von vorne bis hinten bedienen;

to win \hands down spielend [o mit links] gewinnen vt to \hand sb sth [or to \hand sth to sb] jdm etw [über]geben [o [über]reichen];

PHRASES:

to \hand sb a line [or a line to sb] ( fam) jdn anlügen;

( less seriously) jdn anschwindeln;

you've got to \hand it to sb man muss es jdm lassen

English-German students dictionary > hand
7 power

noun

1) ((an) ability: A witch has magic power; A cat has the power of seeing in the dark; He no longer has the power to walk.) evne

2) (strength, force or energy: muscle power; water-power; ( also adjective) a power tool (=a tool operated by electricity etc. not by hand).) styrke, kraft, energi

3) (authority or control: political groups fighting for power; How much power does the Queen have?; I have him in my power at last) makt, myndighet

4) (a right belonging to eg a person in authority: The police have the power of arrest.) myndighet

5) (a person with great authority or influence: He is quite a power in the town.) maktfaktor

6) (a strong and influential country: the Western powers.) makt

7) (the result obtained by multiplying a number by itself a given number of times: 2 × 2 × 2 or 2³ is the third power of 2, or 2 to the power of 3.) potens

•

- powered
- powerful
- powerfully
- powerfulness
- powerless
- powerlessness
- power cut
- failure
- power-driven
- power point
- power station
- be in power

evne
--------
kraft
--------
makt

I
subst. \/ˈpaʊə\/

1) evne, makt, kraft

• power of endurance

utholdenhet

• power of speech

talegave

• it has the power of absorbing light

den er i stand til å absorbere lys

• I'll do everything in my power

jeg skal gjøre alt som står i min makt

2) makt (også konkret), maktfaktor, myndighet

• naval power

sjømakt

• the powers of darkness

mørkets makter

• the power of life and death

makten over liv og død

• he's a power in politics

har er en maktfaktor i politikken

3) bemyndigelse, fullmakt, kompetanse, maktområde, myndighet

4) (elektronikk, fysikk) kraft, effekt, styrke, drivkraft, energi

• electric power

elektrisk kraft

• transmission of power

kraftoverføring

5) ( optikk) styrke

• this is a telescope of high power

dette er et svært sterkt teleskop

6) (gude)makt

• merciful powers!

milde makter!

7) ( matematikk) potens

• the third power of 2 is 8

2 i tredje potens er 8

• 3 raised to the second power is 9

3 i annen potens er 9

8) ( hverdagslig) enormt, kolossalt, masse, veldig mange, veldig

• it did me a power of good

det gjorde meg veldig godt

9) ( gammeldags) krigsmakt, hær

be beyond one's power eller be out of one's power ikke stå i ens makt

• it is beyond my power to help him

det står ikke i min makt å hjelpe ham

be in power sitte med makten

be in someone's power være i noens makt

come into power komme til makten

desire for power maktlyst, herskelyst

exceed one's powers overskride sine fullmakter

fall into someone's power falle i noens makt

full powers ubegrenset makt, uinnskrenket makt

get power over få makt over, ta makten over

get someone in(to) one's power få noen i sin makt

have power to eller have it in one's power to stå i ens makt å, ha makt til å

in human power i menneskelig makt

lie (with)in someone's power stå i noens makt

• I'll try to help you as far as it lies in my power

jeg skal forsøke å hjelpe deg etter beste evne

more power to your elbow! lykke til!, stå på!, tvi, tvi!, skål!

power of\/over makt over

powers evne(r), begavelse, talent(er)

• she is a woman of several powers

hun er en kvinne med mange talenter

the powers that be eller those in power makthaverne, myndighetene

separation of powers ( jus) maktfordelingsprinsipp
II
verb \/ˈpaʊə\/

1) forsyne med drivkraft\/motor, drive

• a new aircraft powered by Rolls Royce engines

et nytt fly drevet av Rolls Royce-motorer

2) ( hverdagslig) mase på, trenge seg på, trenge seg frem, skynde seg

powered motordrevet

power something up\/down ( om noe elektrisk) skru noe på\/av

English-Norwegian dictionary > power
8 macht

macht

1 [gezag] power ⇒ force

2 [persoon, zaak, instantie] power ⇒ authority

3 [vermogen om iets te doen] power ⇒ force

4 [invloed] power

5 [mogendheid] power

6 [wiskunde, meetkunde] power

7 [kracht] power

8 [leger, troepen, ook in samenstellingen] force(s)

♦voorbeelden:

1   macht der gewoonte • force of habit

     de gevestigde macht • the Establishment

     uit de ouderlijke macht ontzet worden • be deprived of parental rights

     (naar) de macht grijpen • (attempt to) seize power

     veel macht hebben • have a lot of/great power

     de macht in handen hebben/krijgen/nemen • have/get/take power; 〈 nemen ook〉 assume power/control

     de macht ligt bij het volk • the power rests with the people

     de macht aan iemand overdragen • hand over power to someone

     de macht overnemen • assume power

     aan de macht komen/zijn/brengen • come into/be in/bring to power

     iemand in zijn macht hebben • have someone in one's power

     geen macht hebben over iemand • have no power/control over someone

     de macht over het stuur verliezen • lose control of the wheel

2   boze machten • forces of evil

     een hogere macht • a higher power

     de openbare macht • the public authorities

     rechterlijke macht • the judicial branch, the judiciary

     de uitvoerende/wetgevende macht • the executive/legislative branch

     de wereldlijke/kerkelijke macht • the secular/ecclesiastical authorities/power(s)

     de drie machten in een staat • the three branches of government

     de vierde macht • the bureaucracy

3   militaire macht • military force

     de macht hebben om … • have the power to …

     iemand de macht verlenen om iets te doen • authorize someone to do something

     (niet) bij machte zijn om … • (not) be able/in a position to …

     dat gaat boven mijn macht • that is beyond my power

     met/uit alle macht • with all one's strength

4   helemaal in iemands macht zijn • be completely in someone's sway/power

6   3 tot de macht 3 • 3 to the power of 3/to the third power

     een getal tot de vierde macht verheffen • raise a number to the fourth power

7   boven je macht werken • do work above one's head; 〈 figuurlijk〉 bite off more than one can chew

8   een gewapende macht • an armed force

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > macht
9 de macht aan iemand overdragen

de macht aan iemand overdragen

hand over power to someone

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de macht aan iemand overdragen
10 passer

passer [pαse]

━━━━━━━━━

1. intransitive verb

2. transitive verb

3. reflexive verb

━━━━━━━━━

➭ TABLE 1

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► passer is conjugated with être unless it has an object, when the auxiliary is avoir.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Lorsque passer fait partie d'une locution comme passer sous le nez de qn, reportez-vous à l'autre mot.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

1. <

   a. (d'un endroit à un autre) to go

• l'autobus vient de passer the bus has just gone past

• passer en courant to run past

• faire passer les piétons to let the pedestrians cross

• la balle n'est pas passée loin the bullet didn't miss by much

• où passe la route ? where does the road go?

► passer à ( = passer par, aller à)

la Seine passe à Paris the Seine flows through Paris

• si nous passions au salon ? shall we go into the sitting room?

• passer à table to sit down to eat

• passer à l'ennemi to go over to the enemy

• passer d'un extrême à l'autre to go from one extreme to the other► passer après

• le confort, ça passe après comfort is less important► passer avant

• le travail passe avant tout work comes first► passer dans

• les camions ne passent pas dans notre rue lorries don't go along our street

• passer dans les mœurs to become the custom

• passer dans la langue to enter the language

• l'alcool passe dans le sang alcohol enters the bloodstream► passer derrière to go behind

► passer devant to go in front of

• passer devant la maison de qn to go past sb's house

• je passe devant vous pour vous montrer le chemin I'll go in front to show you the way

• passez donc devant ! you go first!

• passer devant Monsieur le maire to get married

• il est passé devant le conseil de discipline he came up before the disciplinary committee► passer par to go through

• pour y aller, je passe par Amiens I go there via Amiens

• par où êtes-vous passé ? (pour venir ici) which way did you come? ; (pour aller ailleurs) which way did you go?

• pour téléphoner, il faut passer par le standard you have to go through the switchboard to make a call

• il est passé par des moments difficiles he's been through some hard times

• passer par un lycée technique to go through technical college

• nous sommes tous passés par là we've all been through that

• il faudra bien en passer par là there's no way round it

• une idée m'est passée par la tête an idea occurred to me

• ça fait du bien par où ça passe ! (inf) that's just what the doctor ordered! (inf)► passer sous to go under

• il est passé sous l'autobus he was run over by the bus

• l'air passe sous la porte there's a draught from under the door► passer sur to go over ; ( = ignorer) to ignore

• passons sur les détails let's not worry about the details

• et je passe sur la saleté du lieu ! not to mention how dirty the place was!► laisser passer [+ air, lumière] to let in ; [+ personne, procession] to let through ; [+ erreur, occasion] to miss

• nous ne pouvons pas laisser passer ça we cannot let this pass

   b. ( = faire une halte rapide) passer au bureau to call in at the office

• passer chez un ami to call in at a friend's

• je ne fais que passer (chez qn) I can't stay long ; (dans une ville) I'm just passing through

• le facteur est passé the postman has been

► passer + infinitif

• passer prendre qn to call for sb

• passer chercher qn to call for sb

• passer voir qn to call on sb

• puis-je passer te voir en vitesse ? can I pop round?► en passant ( = sur le chemin) on the way ; ( = dans la conversation) in passing

• j'irai le voir en passant I'll call in and see him on the way

• il l'a dit en passant he mentioned it in passing

• il aime tous les sports, du football à la boxe en passant par le golf he likes all sports, from football to golf to boxing

   c. (Automobiles) les vitesses passent mal the gears are stiff

• passer en première to go into first

• passer en marche arrière to go into reverse

   d. ( = franchir un obstacle) [véhicule] to get through ; [cheval, sauteur] to get over

• ça passe ? (en manœuvrant) have I got enough room?

   e. ( = s'écouler) [temps] to go by

• comme le temps passe ! how time flies!

   f. ( = être digéré) to go down

• ça ne passe pas [repas] I've got indigestion

   g. ( = être accepté) [demande, proposition] to be accepted

• je ne pense pas que ce projet de loi passera I don't think this bill will be passed

• il est passé de justesse à l'examen he only just passed the exam

• il est passé dans la classe supérieure he's moved up to the next class (Brit) he's been promoted to the next grade (US)

• l'équipe est passée en 2^e division the team have moved up to the second division

• ça passe ou ça casse it's make or break time

   h. ( = devenir) to become

• passer directeur to become director

   i. ( = être montré) [film, émission, personne] to be on

• passer à la radio to be on the radio

• passer à la télévision to be on television

   j. ( = disparaître) [douleur] to pass ; [orage] to blow over ; [beauté, couleur] to fade ; [colère] to subside ; [mode] to die out

• faire passer à qn l'envie de faire qch to cure sb of doing sth

• cela fera passer votre rhume that will help get rid of your cold

• le plus dur est passé the worst is over

• il voulait être pompier mais ça lui est passé he wanted to be a fireman but he grew out of it

   k. (Cards) to pass

   l. (locutions) qu'il soit menteur, passe encore,... he may be a liar, that's one thing,...

► passer pour

• il pourrait passer pour un Allemand you could take him for a German

• il passe pour intelligent he's supposed to be intelligent

• se faire passer pour to pass o.s. off as

• tu veux me faire passer pour un idiot ! do you want to make me look stupid?► y passer (inf)

on a eu la grippe, tout le monde y est passé we've all had flu

• toute sa fortune y est passée he spent all his fortune on it

• si elle veut une promotion, il faudra bien qu'elle y passe (sexuellement) if she wants to be promoted, she'll have to sleep with the boss► passons let's say no more about it

2. <

   a. ( = franchir) [+ frontière] to cross ; [+ porte] to go through

• passer la douane to go through customs

• passer une rivière à la nage to swim across a river

   b. ( = donner, transmettre) to give ; [+ consigne, message] to pass on

• passer qch à qn to give sth to sb

• passe-moi une cigarette give me a cigarette

• passer le ballon à qn to pass the ball to sb

• tu fais passer pass it round

• il m'a passé un livre he's lent me a book

• je vous passe M. Duroy [standard] I'm putting you through to Mr Duroy ; ( = je lui passe l'appareil) here's Mr Duroy

• passer qch en fraude to smuggle sth

• passer sa mauvaise humeur sur qn to take one's bad temper out on sb

   c. ( = mettre) [+ vêtement] to put on

• passer la tête à la porte to poke one's head round the door

   d. ( = dépasser) [+ gare, maison] to pass

• tu as passé l'âge you're too old

• il ne passera pas la nuit he won't last the night

   e. ( = omettre) [+ mot, ligne] to leave out

• passer son tour to miss one's turn

• et j'en passe ! and that's not all!

   f. ( = permettre) passer un caprice à qn to humour sb

• on lui passe tout [+ bêtises] he gets away with anything ; [+ désirs] he gets everything he wants

• passez-moi l'expression if you'll pardon the expression

   g. [+ examen] to take

• passer son permis (de conduire) to take one's driving test

• passer une visite médicale to have a medical

   h. [+ temps, vacances] to spend

• passer sa vie à faire to spend one's life doing

• j'ai passé la soirée chez Luc I spent the evening at Luc's

• ça fait passer le temps it passes the time

   i. [+ film, diapositives] to show ; [+ disque] to play

   j. [+ commande] to place

• passer un accord avec qn to reach an agreement with sb

• passer un marché avec qn to do a deal with sb

   k. (à la passoire) to sieve ; (au mixer) to blend

   l. (locutions) passer la serpillière dans la cuisine to wash the kitchen floor

• passer le balai dans une pièce to sweep a room

• passer l'aspirateur dans une pièce to vacuum a room

• passer une couche de peinture sur qch to give sth a coat of paint

• passe-toi de l'eau sur le visage splash your face with water

• qu'est-ce qu'il lui a passé comme savon ! (inf) he gave him a really rough time! (inf)

3. <

► se passer

   a. ( = avoir lieu) to happen

• qu'est-ce qui s'est passé ? what happened?

• que se passe-t-il ? what's going on?

• tout s'est bien passé everything went off smoothly

• ça s'est mal passé it turned out badly

• ça ne se passera pas comme ça ! I won't stand for that!

   b. ( = se mettre à soi-même) elle s'est passé de la crème solaire sur les épaules she put some sun cream on her shoulders

• se passer les mains sous l'eau to rinse one's hands

   c. (se transmettre) [+ ballon] to pass to each other ; [+ notes de cours, livre, plat] to pass around

   d. ( = finir) il faut attendre que ça se passe you'll have to wait till it's over

   e. ► se passer de [+ chose] to do without ; [+ personne] to manage without

• je peux me passer de ta présence I can manage without you around

• on peut se passer d'aller au théâtre we can do without going to the theatre

━━━━━━━━━━━━━━━━━

+1! La traduction la plus courante de passer n'est pas to pass ; passer un examen se traduit par to take an exam.

* * *
pɑse
1.

verbe transitif

1) ( franchir) to cross [fleuve, frontière]; to go through [porte, douane]; to get over [obstacle]

ils ont fait passer la rivière au troupeau — they took the herd across the river

il m'a fait passer la frontière — he got me across the border

2) ( faire franchir)

passer quelque chose à la douane — to get something through customs

3) ( dépasser) to go past, to pass

quand vous aurez passé le feu, tournez à droite — turn right after the lights

j'ai passé l'âge — I'm too old

le malade ne passera pas la nuit — the patient won't last the night

4) ( mettre)

passer le doigt sur la table — to run one's finger over the table-top

passer la tête à la fenêtre — to stick one's head out of the window

elle m' a passé le bras autour des épaules — she put her arm around my shoulders

5) ( transmettre) to pass [objet] (à to); to pass [something] on [consigne, maladie] (à to); ( prêter) (colloq) to lend ( à quelqu'un to somebody); ( donner) (colloq) to give ( à quelqu'un to somebody)

fais passer la nouvelle à tes amis — pass the news on to your friends

passer sa colère sur ses collègues — to take one's anger out on one's colleagues

6) ( au téléphone)

tu peux me passer Chris? — can you put Chris on?

attends, je te la passe — hold on, here she is, I'll put her on

je vous le passe — ( sur un autre poste) I'm putting you through

pourriez-vous me passer le poste 4834? — could you put me through to extension 4834 please?

7) ( se présenter à) to take, to sit [examen scolaire, test]; to have [visite médicale, entretien]

faire passer un test à quelqu'un — to give somebody a test

c'est moi qui fais passer l'oral de français aux nouveaux — I'm taking the new pupils for the French oral

8) ( réussir) to pass [examen, test]

9) ( dans le temps) to spend [temps] ( à faire doing)

nous avons passé de bons moments ensemble — we've had some good times together

dépêche-toi, on ne va pas y passer la nuit! — (colloq) hurry up, or we'll be here all night!

10) ( pardonner)

elle leur passe tout — she lets them get away with murder

il passe tous ses caprices à sa fille — he indulges his daughter's every whim

passez-moi l'expression — if you'll pardon the expression

11) ( omettre) to skip [mot, page, paragraphe]

je vous passe les détails — I'll spare you the details

j'en passe et des meilleures — (colloq) ( après énumération) and so on and so forth, I could go on

12) ( utiliser)

passer un chiffon sur les meubles — to go over the furniture with a cloth

passer un coup de fer sur une chemise — to give a shirt a quick iron

passer l'aspirateur dans le salon — to hoover® GB ou vacuum the lounge

13) ( étendre)

passer un peu de baume sur une brûlure — to dab some ointment on a burn

passer une couche de peinture sur quelque chose — to give something a coat of paint

14) ( soumettre)

passer quelque chose à la flamme — to hold something over a flame

qu'est-ce qu'elle nous a passé! — (colloq) she really went for us! (colloq)

15) ( à travers une grille) to filter [café]; to strain [jus, sauce]; to purée [légumes]

16) ( enfiler) to slip [something] on [vêtement, anneau]; to slip into [robe]

ils ont essayé de me passer la camisole — they tried to put me in a straitjacket

17) ( faire jouer) to play [disque, cassette audio]; ( projeter) to show [film, diapositives, cassette vidéo]; ( diffuser) to place [annonce]

18) ( signer) to sign [contrat]; to enter into [accord]; to place [commande]; to pass [loi, décret]

passer un marché — (colloq) to make a deal

19) Automobile ( enclencher)

passer la troisième/la marche arrière — to go into third gear/into reverse

20) Jeux

passer son tour — to pass

2.

verbe intransitif

1) ( parcourir son chemin) [personne, animal, véhicule, ballon] to go past ou by, to pass

passer entre — to pass between

nous sommes passés près du lac — we went past the lake

passer sur un pont — to go over a bridge

l'autobus vient juste de passer — the bus has just gone

le facteur n'est pas encore passé — the postman hasn't come ou been yet

je suis passé à côté du monument — I passed the monument

nous sommes passés près de chez toi — we were near your house

passer à pied/à bicyclette — to walk/to cycle past

un avion est passé — a plane flew overhead

il est passé en courant — he ran past

le ballon est passé tout près des buts — the ball narrowly missed the goal

2) (se trouver, s'étendre)

la route passe à côté du lac — the road runs alongside the lake

ils ont fait passer la route devant chez nous — they built the road in front of our house

ligne qui passe par les centres de deux cercles — line that goes through the centres [BrE] of two circles

en faisant passer une ligne par ces deux villes — drawing a line through these two towns

3) ( faire un saut)

je ne fais que passer — I've just popped in GB ou dropped by for a minute

quand je suis passé au marché — when I went down to the market

il est passé déposer un dossier — he came to drop off a file

passer dans la matinée — to call in the morning GB, to come over in the morning

passe nous voir plus souvent! — come and see us more often!

passer prendre quelqu'un/qch — to pick somebody/sth up

4) ( se rendre) to go

les contrebandiers sont passés en Espagne — the smugglers have crossed into Spain

passez derrière moi — follow me

il est passé devant moi — ( dans une queue) he pushed in front of me

passer devant une commission — to come before a committee

5) ( aller au-delà) to get through

il est passé au rouge — he went through the red lights

il n'a pas attendu le feu vert pour passer — he didn't wait for the lights to turn green

il m'a fait signe de passer — he waved me on

vas-y, ça passe! — go on, there's plenty of room!

laisser passer une ambulance — to let an ambulance through

le volet laisse passer un peu de lumière — the shutter lets in a chink of light

la cloison laisse passer le bruit — the partition doesn't keep the noise out

passer par-dessus bord — to fall overboard

il est passé par la fenêtre — ( par accident) he fell out of the window; ( pour entrer) he got in through the window

il est passé sous un train — he was run over by a train

passer derrière la maison — to get round GB ou around US the back of the house

6) ( transiter)

passer par — [personne] lit to pass ou go through; fig to go through

nous sommes passés par Édimbourg — we went via Edinburgh

passer par quelqu'un pour faire quelque chose — to go through somebody to do

passer par de rudes épreuves — to go through the mill

passer par une rue — to go along a street

passer au bord de la faillite — to come very close to bankruptcy

la formation par laquelle il est passé — the training (that) he had

il dit tout ce qui lui passe par la tête — he always says the first thing that comes into his head

je ne sais jamais ce qui te passe par la tête — I never know what's going on in your head

une idée m'est passée par la tête — an idea occurred to me

qu'est-ce qui lui est passé par la tête? — what was he/she thinking of?

un sourire passa sur ses lèvres — he/she smiled briefly

des reptiles à l'homme, en passant par le singe — from reptiles to man, including apes

7) (colloq) ( avoir son tour)

il accuse le patron, ses collègues, bref, tout le monde y passe — he's accusing the boss, his colleagues - in other words, everyone in sight

que ça te plaise ou non, il va falloir y passer — whether you like it or not, there's no alternative

on ne peut pas faire autrement que d'en passer par là — there is no other way around it

je sais, j'en suis déjà passé par là — I know all about that, I've been there (colloq)

8) ( négliger)

je préfère passer sur ce point — I'd rather not dwell on that point

il est passé sur les détails — he didn't go into the details

si l'on passe sur les frais de déplacement — if we ignore the travel expenses

passons! — ( injonction) let's hear no more about it!

passer à côté d'une question — ( involontairement) to miss the point

laisser passer quelque chose — ( délibérément) to overlook something

laisser passer une occasion — to miss an opportunity

laisser passer plusieurs fautes — ( par inadvertance) to let several mistakes slip through

9) ( ne pas approfondir)

notons en passant que — we should note in passing that

soit dit en passer — incidentally

10) (être admis, supporté) [aliment, repas] to go down; [commentaires, discours, critiques] to go down well ( auprès de with); [loi, candidat] to get through; [attitude, pensée] to be accepted

ce doit être le concombre qui passe mal — it must be the cucumber

prends un peu de cognac, ça fait passer! — have a drop of brandy, it's good for the digestion

vos critiques sont mal passées — your criticism went down badly

ils n'ont jamais pu faire passer leurs idées — they never managed to get their ideas accepted

que je sois critiqué, passe encore, mais calomnié, non! — criticism is one thing, but I draw the line at slander

avec lui, la flatterie, ça ne passe pas — flattery won't work with him

passer au premier tour — Politique to be elected in the first round

passer dans la classe supérieure — to move up to the next year ou grade US

(ça) passe pour cette fois — (colloq) I'll let it go this time

11) ( se déplacer)

passer de France en Espagne — to leave France and enter Spain

passer de la salle à manger au salon — to move from the dining room to the lounge

passer à l'ennemi — to go over to the enemy

passer sous contrôle de l'ONU — to be taken over by the UN

passer sous contrôle ennemi — to fall into enemy hands

passer de main en main — to be passed around

passer constamment d'un sujet à l'autre — to flit from one subject to another

passer de la théorie à la pratique — to put theory into practice

leur nombre pourrait passer à 700 — their number could reach 700

passer à un taux supérieur — to go up to a higher rate

faire passer quelque chose de 200 à 300 — to increase something from 200 to 300

12) ( être pris)

passer pour un imbécile — to look a fool

il passe pour l'inventeur de l'ordinateur — he's supposed to have invented computers

il pourrait passer pour un Américain — he could be taken for an American

il veut passer pour un grand homme — he wants to be seen as a great man

faire passer quelqu'un/qch pour exceptionnel — to make somebody/sth out to be exceptional

se faire passer pour malade — to pretend to be ill

se faire passer pour mort — to fake one's own death

il se fait passer pour mon frère — he passes himself off as my brother

13) ( disparaître) [douleur, événement] to pass

quand l'orage sera or aura passé — lit when the storm is over; fig when the storm dies down

ça passera — ( sa mauvaise humeur) it'll pass; ( ton chagrin) you'll get over it

la première réaction passée — once we/they calmed down

nous avons dû attendre que sa colère soit passée — we had to wait for his/her anger to subside

passer de mode — to go out of fashion

cette mode est vite passée — that fashion was short-lived

faire passer à quelqu'un l'envie de faire — to cure somebody of the desire to do

je vais leur faire passer l'envie de tirer sur ma sonnette! — I'll teach them to ring my bell!

ce médicament fait passer les maux d'estomac — this medicine relieves stomach ache

cette mauvaise habitude te passera — it's a bad habit you'll grow out of

14) (apparaître, être projeté, diffusé) [artiste, groupe] ( sur une scène) to be appearing; (à la télévision, radio) to be on; [spectacle, film] to be on; [cassette, musique] to be playing

15) ( être placé)

passer avant/après — ( en importance) to come before/after

la santé passe avant tout — health comes first

il fait passer sa famille avant ses amis — he puts his family before his friends

16) (colloq) ( disparaître)

où étais-tu (encore) passé? — where (on earth) did you get to?

où est passé mon livre? — where has my book got to?

17) ( s'écouler) [temps] to pass, to go by

deux ans ont passé — two years have passed

je ne vois pas le temps passer — I don't know where the time goes

le week-end a passé trop vite — the weekend went too quickly

18) ( se mettre à) to turn to

passons aux choses sérieuses — let's turn to serious matters

passer à l'étape suivante — to move on to the next stage

passons à autre chose — let's change the subject

nous allons passer au vote — let's vote now

passer à l'offensive — to take the offensive

19) ( être transmis)

passer de père en fils — to be handed down from father to son

l'expression est passée dans la langue — the expression has become part of the language

ça finira par passer dans les mœurs — it'll eventually become common practice

il a fait passer son émotion dans la salle — he transmitted his emotion to the audience

20) ( être promu) to be promoted to

être passé maître dans l'art de faire — to be a past master at doing

elle est passée maître dans l'art de mentir — she's an accomplished liar

21) ( être dépensé) [argent, somme] to go on ou in ou into; [produit, matière] to go into

22) (colloq) ( mourir)

y passer — to die

si tu continues à conduire comme ça, tu vas finir par y passer — if you keep driving like that, you'll kill yourself

on y passera tous, mais le plus tard sera le mieux — we've all got to go sometime, the later the better

23) ( se décolorer) [teinte, tissu] to fade

passer au soleil — to fade in the sun

24) ( filtrer) [café] to filter

faire passer la soupe — to put the soup through a sieve

25) ( changer de vitesse)

passer en troisième/marche arrière — to go into third/reverse

la troisième passe mal or a du mal à passer — third gear is a bit stiff

26) Jeux (au bridge, poker) to pass

3.

se passer verbe pronominal

1) ( se produire) to happen

tout se passe comme si l'euro avait été dévalué — it's as if the euro had been devalued

2) ( être situé) to take place

la scène se passe au Viêt Nam — the scene is set in Vietnam

3) ( se dérouler) [opération, examen, négociations] to go

tout s'est passé très vite — it all happened very fast

ça va mal se passer pour toi — you're going to be in trouble

ça ne se passera pas comme ça! — I won't leave it at that!

4) ( s'écouler) [période] to go by, to pass

deux ans se sont passés depuis — that was two years ago

attendons que ça se passe — let's wait till it's over

nos soirées se passaient à regarder la télévision — we spent the evenings watching television

5) ( se dispenser)

se passer de — [personne] to do without [objet, activité, personne]; to go without [repas, nourriture, sommeil]

se passer de commentaires — to speak for itself

ne pas pouvoir se passer de faire — not to be able to help doing

6) ( se mettre)

se passer la langue sur les lèvres — to run one's tongue over one's lips

se passer la main sur le front — to put a hand to one's forehead

7) ( l'un à l'autre)

ils se sont passé des documents — they exchanged some documents

nous nous sommes passé le virus — we caught the virus from each other

* * *
pɒse
1. vi

1) (= aller) to go, to pass, to pass by, to go by

passer au salon — to go through to the sitting room

passer par — to go through

Ils sont passés par Paris. — They went through Paris.

passez devant! — go in front!

passez par ici! — go this way!

passer à table — to sit down to eat

2) (= faire une halte rapide) [facteur] to come, to call, (pour rendre visite) to call in, to drop in

Je passerai chez vous ce soir. — I'll call in this evening., I'll drop in this evening.

passer prendre qn — to come and collect sb

en passant — in passing

Je lui ai dit en passant que j'allais me marier. — I told him in passing that I was getting married.

3) CARTES to pass

4)

passe encore de le penser, mais de le dire! — it's one thing to think it, but to say it!

passons! — let's say no more about it!

passer sur qch [faute, détail inutile] — to pass over sth

5) (= s'écouler) [temps, jours] to go by, to pass

6) (= disparaître) [douleur] to pass, to go away, [mode] to die out, [couleur, papier] to fade

faire passer à qn le goût de qch [homme] — to cure sb of his taste for sth, [femme] to cure sb of her taste for sth

7) (= franchir un obstacle, traverser) [personne] to get through, [courant, air, lumière] to get through, [liquide, café] to go through

faire passer [message] — to get over, to get across

laisser passer [air, lumière, personne] — to let through, [occasion] to miss, [erreur] to overlook

Il m'a laissé passer. — He let me through.

8) (= être digéré, avalé) to go down

9) ÉDUCATION, [personne] to move up (to the next class)

10) (= être diffusé) [film, émission] to be on

passer à la télévision — to be on TV

"Titanic" passe à la télé ce soir. — "Titanic" is on TV tonight.

Mon père passe à la radio demain soir. — My father's on the radio tomorrow night.

11) (autres locutions)

passer à [ennemi, opposition] — to go over to

passer aux aveux — to confess, to make a confession

passer avant qch/qn fig — to come before sth/sb

passer dans les mœurs — to become the custom

passer dans l'usage — to become normal usage

passer en seconde AUTOMOBILES — to change into second

passer pour; Il passe pour riche. — He is thought to be rich.

il passait pour avoir — he was said to have

faire passer qn/qch pour — to make sb/sth out to be

2. vt

1) (= franchir) [frontière, rivière] to cross, [douane] to go through

Nous avons passé la frontière belge. — We crossed the Belgian border.

faire passer qch dans qch — to get sth into sth

faire passer qch par qch — to get sth through sth

2) (= transmettre, donner)

passer qch à qn — to pass sth to sb, to give sb sth

Passe-moi le sel, s'il te plaît. — Pass me the salt, please.

je vous passe M. Cousin (au téléphone) — I'm putting you through to Mr Cousin

passer qch en fraude (= faire entrer) — to smuggle sth in, (= faire sortir) to smuggle sth out

passer la parole à qn — to hand over to sb

3) [temps, journée] to spend

Elle a passé la journée à ne rien faire. — She spent the day doing nothing.

Ils passent toujours leurs vacances au Danemark. — They always spend their holidays in Denmark.

4) (= subir) [examen] to sit, to take, [visite médicale] to have

Gordon a passé ses examens la semaine dernière. — Gordon took his exams last week.

5) (= mettre) [vêtement] to slip on

passer la main par la portière — to stick one's hand out of the door

passer la seconde AUTOMOBILES — to change into second

6) (= faire passer) [thé, soupe] to strain

passer qch dans qch — to put sth into sth

passer qch par qch — to put sth through sth

passer l'aspirateur — to hoover

7) (= jouer) [film] to show, [disque, CD] to play, to put on

On passe "Le Kid" au cinéma cette semaine. — They're showing "The Kid" at the cinema this week.

8) (= conclure) [marché] to agree on, [accord] to reach

9) (= tolérer)

passer qch à qn — to let sb get away with sth

et j'en passe! — and that's not all!

10) (= devenir)

passer président — to become president

* * *

passer verb table: aimer

A vtr

1 ( franchir) to cross [fleuve, pont, frontière, col]; to go through [porte, douane]; to get over [haie, obstacle]; ils ont fait passer la rivière au troupeau they took the herd across the river; il m'a fait passer la frontière he got me across the border;

2 ( faire franchir) passer qch à la douane to get sth through customs; passer qch en fraude or contrebande to smuggle sth; passer qn en fraude ( vers l'intérieur) to smuggle sb in; ( vers l'extérieur) to smuggle sb out; ⇒ gauche;

3 ( dépasser) to go past, to pass; quand vous aurez passé le feu, tournez à droite turn right after the lights; passer la barre des dix euros to pass the ten-euro mark; on a passé l'heure it's too late; j'ai passé l'âge I'm too old; le malade ne passera pas la nuit the patient won't last the night;

4 ( mettre) passer le doigt sur la table to run one's finger over the table-top; passer la tête à la fenêtre to stick one's head out of the window; elle m'a passé le bras autour des épaules she put her arm around my shoulders; elle m'a passé la main dans les cheveux she ran her fingers through my hair;

5 ( transmettre) to pass [objet] (à to); to pass [sth] on [consigne, maladie] (à to); ( prêter)○ to lend (à qn to sb); ( donner)○ to give (à qn to sb); passer le ballon au gardien de but to pass the ball to the goalkeeper; passe-moi le sel pass me the salt; passe le vin à ton père pass your father the wine; faites passer le plat entre vous pass the dish around; fais passer la bonne nouvelle à tes amis pass the good news on to your friends; elle a attrapé la grippe et l'a passée à son mari she caught flu and gave it to her husband; il m'a passé son vélo○ ( prêté) he lent me his bike; ( donné) he gave me his bike; il m'a passé son rhume he's given me his cold;

6 ( au téléphone) tu peux me passer Chris? can you put Chris on?; attends, je te la passe hold on, here she is, I'll put her on; je vous le passe ( sur un autre poste) I'm putting you through; pourriez-vous me passer le poste 4834/le service de traduction? could you put me through to extension 4834/the translation department, please?; il est sorti, je vous passe sa secrétaire he's out, I'll put you through to his secretary;

7 ( se présenter à) to take, to sit [examen scolaire, test]; to have [visite médicale, entretien]; passer son permis de conduire to take one's driving test; faire passer un test à qn to give sb a test; c'est moi qui fais passer l'oral de français aux nouveaux I'm taking the new pupils for the French oral;

8 ( réussir) to pass [examen, test];

9 ( dans le temps) to spend [temps, jour, vie, vacances] (à faire doing); passer une nuit à l'hôtel to spend a night at a hotel; nous avons passé de bons moments ensemble we've had some good times together; dépêche-toi, on ne va pas y passer la nuit○! hurry up, or we'll be here all night!; passer sa colère sur son chat/ses collègues to take one's anger out on the cat/one's colleagues;

10 ( pardonner) passer qch à qn to let sb get away with sth; il ne me passe rien he doesn't let me get away with anything; elle leur passe tout she lets them get away with murder; passez-lui ses écarts de langage excuse his/her strong language; il passe tous ses caprices à sa fille he indulges his daughter's every whim; passez-moi l'expression/le terme if you'll pardon the expression/the word;

11 ( omettre) to skip [mot, page, paragraphe]; je vous passe les détails I'll spare you the details; j'en passe et des meilleures ( après énumération) and so on and so forth, I could go on;

12 ( utiliser) passer un chiffon humide sur les meubles to go over the furniture with a damp cloth; passer un coup de fer sur une chemise to give a shirt a quick press; n'oublie pas de passer l'aspirateur dans le salon don't forget to hoover® GB ou vacuum the lounge;

13 ( étendre) en passant un peu de cire, les rayures disparaîtront if you go over it with a bit of wax, the scratches will disappear; passer un peu de baume sur une brûlure to dab some ointment on a burn; passer une couche de peinture sur qch to give sth a coat of paint;

14 ( soumettre) passez le plat au four put the dish in the oven; passer la pointe d'une aiguille à la flamme to hold the point of a needle over a flame; passer le plancher à la cire to put some wax on the floor; passer qch à l'eau ( pour rincer) to give sth a rinse; ( pour obtenir une réaction) to soak sth briefly in water; qu'est-ce qu'elle nous a passé○! she really went for us○!; ⇒ peigne;

15 ( à travers une grille) to filter [café]; to strain [jus de fruit, sauce]; to purée [légumes]; passer des légumes au moulin à légumes to purée vegetables;

16 ( enfiler) to slip [sth] on [vêtement, anneau]; to slip into [robe]; ils ont essayé de me passer la camisole they tried to put me in a straitjacket;

17 ( faire jouer) to play [disque, cassette audio]; ( projeter) to show [film, diapositives, cassette vidéo]; ( diffuser) to place [annonce];

18 ( signer) to sign [contrat]; to enter into [accord]; to place [commande]; to pass [loi, décret]; passer un marché○ to make a deal;

19 Compta ( entrer) to enter, to post spéc [somme, dépense];

20 Aut ( enclencher) to go into [vitesse]; passer la troisième/la marche arrière to go into third gear/into reverse;

21 Jeux ( renoncer à) passer son tour to pass.

B vi

1 ( parcourir son chemin) [personne, animal, véhicule, ballon] to go past ou by, to pass; passer entre to pass between; regarder passer les trains to watch the trains go past ou by; nous sommes passés devant le palais/près du lac we went past the palace/the lake; passer sous/sur un pont to go under/over a bridge; l'autobus vient juste de passer the bus has just gone; le facteur n'est pas encore passé the postman hasn't been yet; quand passe le prochain car pour Caen? when is the next coach GB ou bus for Caen?; je suis passé à côté de lui/du monument I passed him/the monument; nous sommes passés près de chez toi ce matin we were near your house this morning; passer à pied/à cheval/en voiture/à bicyclette to walk/ride/drive/cycle past; un avion est passé a plane flew past overhead; il est passé en courant/boitant he ran/limped past; j'ai renversé le vase en passant I knocked over the vase as I went by; en passant, achète du lait buy some milk while you're out; le ballon est passé tout près des buts the ball narrowly missed the goal;

2 (se trouver, s'étendre) la route passe à côté du lac the road runs alongside the lake; le ruisseau passe derrière la maison the stream runs behind the house; ils ont fait passer la route devant chez nous/près de l'église/derrière le village they built the road in front of our house/near the church/behind the village; ligne qui passe par les centres de deux cercles line that connects the centres^GB of two circles; en faisant passer une ligne par ces deux villes drawing a line through these two towns;

3 ( faire un saut) je ne fais que passer I've just popped in GB ou dropped by for a minute; quand je suis passé au marché when I went down to the market; quand je suis passé à l'école when I dropped by the school; quand je suis passé chez lui when I called in to see him GB, when I dropped by his place; passer à la banque to call in at the bank GB, to drop by the bank; il est passé déposer un dossier he came to drop off a file; il est passé quelqu'un pour toi someone was looking for you; je passerai un de ces jours I'll drop by one of these days; passer dans la matinée [plombier, représentant] to call in the morning GB, to come over in the morning; passe nous voir plus souvent! come and see us more often!; passer prendre qn/qch to pick sb/sth up; je passerai te prendre à six heures I'll pick you up at six; je passerai prendre le gâteau dans une heure I'll pick up the cake in an hour;

4 ( se rendre) to go; passez au guichet numéro 3 go to counter 3; passons au salon let's go into ou through to the lounge; les contrebandiers sont passés en Espagne the smugglers have crossed into Spain; passez derrière moi, je vous montrerai le chemin follow me, I'll show you the way; il est passé devant moi, il m'est passé devant○ ( dans une queue) he pushed in front of me; passer à la visite médicale to go for a medical examination; passer devant une commission to come before a committee;

5 ( aller au-delà) to get through; tu ne passeras pas, c'est trop étroit you'll never get through, it's too narrow; on ne peut pas passer à cause de la neige we can't get through because of the snow; impossible de passer tant il y avait de monde you couldn't get through, there were so many people; il est passé au rouge he went through the red lights; il n'a pas attendu le feu vert pour passer he didn't wait for the lights to turn green; il m'a fait signe de passer he waved me on; il a fait passer la vieille dame devant lui he let the old lady go first; vas-y, ça passe! ( à un automobiliste) go on, there's plenty of room!; laisser passer qn to let sb through; laisser passer une ambulance to let an ambulance through; le volet laisse passer un peu de lumière the shutter lets in a chink of light; la cloison laisse passer le bruit the partition doesn't keep the noise out; passer par-dessus bord to fall overboard; il est passé par la fenêtre ( par accident) he fell out of the window; ( pour entrer) he got in through the window; il est passé sous un train he was run over by a train; nous n'avons pas pu faire passer l'armoire par la porte we couldn't get the wardrobe through the door; à cause des travaux, on ne peut pas passer derrière la maison because of the road works, we can't get round GB ou around US the back of the house; ⇒ caravane, casser;

6 ( transiter) passer par [personne] lit to pass ou go through; fig to go through; nous sommes passés par Édimbourg we went via Edinburgh; ça ira plus vite en passant par la Belgique it'll be quicker to go via Belgium; la manifestation passera dans cette avenue the demonstration will come along this avenue; passer par qn pour faire qch to do sth through sb; passer par de rudes épreuves to go through the mill, to have a rough time; passer par l'opératrice to go through the operator; passer par une rue to go along a street; passer par l'escalier de service to use the service stairs; nous sommes passés par une agence matrimoniale we met through a marriage bureau; il est passé par tous les stades de la formation he went through the various different stages of training; passer au bord de la faillite to come very close to bankruptcy; il est passé par une très bonne école he went to a very good school; la formation par laquelle il est passé the training (that) he had; il dit tout ce qui lui passe par la tête he always says the first thing that comes into his head; je ne sais jamais ce qui te passe par la tête I never know what's going on in your head; une idée m'est passée par la tête an idea occurred to me; mais qu'est-ce qui lui est passé par la tête? what on earth was he/she thinking of?; ça fait du bien par où ça passe○! [aliment, boisson] I needed that!; un éclair de malice passa dans ses yeux his/her eyes gleamed with mischief, he/she had a mischievous glint in his/her eyes; un sourire passa sur ses lèvres he/she smiled for a second; en passant par including; des reptiles à l'homme, en passant par le singe from reptiles to man, including apes; ⇒ maire;

7 ○( avoir son tour) il accuse le patron, ses collègues, le cuisinier, bref, tout le monde y passe he's accusing the boss, his colleagues, the cook-in other words, everyone in sight; le rock, le blues, la musique classique, tout y passe rock, blues, classical music, you name it; que ça te plaise ou non, il va falloir y passer whether you like it or not, there's no alternative; la nouvelle secrétaire va y passer aussi the new secretary will get it as well; on ne peut pas faire autrement que d'en passer par là there is no other way around it; je sais, j'en suis déjà passé par là I know all about that, I've been there○;

8 ( négliger) passer sur to pass over [question, défaut, erreur]; je préfère passer sur ce point pour l'instant I'd rather not dwell on that point for the moment; il est or a passé sur les détails he didn't go into the details; si l'on passe sur les frais de déplacement if we ignore the travel expenses; passons (là-dessus)! ( injonction) let's hear no more about it!; ( pardon) let's say no more about it!; passer à côté d'une question ( volontairement) to sidestep a question; ( involontairement) to miss the point; laisser passer qch ( délibérément) to let sth pass, to overlook sth; ( par inadvertance) to let sth slip through, to overlook sth; laisser passer une occasion, passer à côté d'une occasion to miss an opportunity, to let an opportunity slip ou go by; laisser passer quelques erreurs par gentillesse to overlook a few errors out of soft-heartedness; on ne peut pas laisser passer une telle erreur we cannot let a mistake like that through; le réviseur a laissé passer plusieurs fautes the proofreader let several mistakes slip through; il leur laisse passer tous leurs caprices he indulges their every whim;

9 ( ne pas approfondir) en passant in passing; notons en passant que we should note in passing that; en passant, il a ajouté que in passing, he added that; soit dit en passer incidentally;

10 (être admis, supporté) [aliment, repas] to go down; [commentaires, discours, critiques] to go down well (auprès de with); [loi, règlement, mesure] to get through; [attitude, pensée, doctrine] to be accepted; [candidat] to get through; je ne me sens pas bien, ce doit être le concombre qui passe mal I don't feel well, it must be the cucumber; prends un peu de cognac, ça fait passer! have a drop of brandy, it's good for the digestion; vos critiques sont mal passées/ne sont pas passées your criticism went down badly/didn't go down well; ils n'ont jamais pu faire passer leur réforme/leurs idées they never managed to get their reform through/their ideas accepted; que je sois critiqué, passe encore, mais calomnié, non! criticism is one thing, but I draw the line at slander; avec lui, la flatterie, ça ne passe pas flattery won't work with him; passer au premier tour Pol to be elected in the first round; passer dans la classe supérieure to move up to the next year ou grade US; (ça) passe pour cette fois○ this time, I'll let it go;

11 ( se déplacer) passer de France en Espagne to leave France and enter Spain; passer de la salle à manger au salon to move from the dining room to the lounge; passer à l'ennemi to go over to the enemy; passer dans le camp adverse to go over to the other side; passer sous contrôle de l'ONU/de l'État to be taken over by the UN/the government; passer sous contrôle ennemi to fall into enemy hands; passer de main en main to be passed around; passer constamment d'un sujet à l'autre to flit from one subject to another; passer d'un amant à un autre to go from one lover to the next; passer de l'opulence à la misère to go from extreme wealth to extreme poverty; passer de la théorie à la pratique to put theory into practice; leur nombre pourrait passer à 700 their number could reach 700; passer à un taux supérieur/inférieur to go up to a higher rate/down to a lower rate; faire passer qch de 200 à 300 to increase sth from 200 to 300; faire passer qch de 300 à 200 to decrease sth from 300 to 200; expression passée en proverbe expression that has become a proverb;

12 ( être pris) passer pour un imbécile/pour être une belle ville to be generally thought of as stupid/as a beautiful town (auprès de by); passer pour un génie to pass as a genius; son excentricité passe pour de l'intelligence his/her eccentricity passes for intelligence; il passe pour l'inventeur de l'ordinateur he's supposed to have invented computers; passer pour quelqu'un d'autre to be taken for someone else; il pourrait passer pour un Américain he could be taken for an American; il veut passer pour un grand homme he wants to be seen as a great man; faire passer qn/qch pour exceptionnel/exemplaire to make sb/sth out to be exceptional/a model of perfection; se faire passer pour malade to pretend to be ill; se faire passer pour mort to fake one's own death; il se fait passer pour mon frère he passes himself off as my brother; se faisant passer pour un agent d'assurance by passing himself off as ou by impersonating an insurance salesman; il m'a fait passer pour un imbécile he made me look like a fool;

13 ( disparaître) [douleur, événement] to pass; quand l'orage sera or aura passé lit when the storm is over; fig when the storm dies down; ça passera ( sa mauvaise humeur) it'll pass; ( ton chagrin) you'll get over it; la première réaction passée, il a été possible de faire once we/they calmed down it was possible to do; nous avons dû attendre que sa colère soit passée we had to wait for his/her anger to subside; passer de mode [vêtement, style, chanson, expression] to go out of fashion; cette mode est vite passée or a vite passé that fashion was short-lived; faire passer à qn l'envie or le goût de faire to cure sb of the desire to do; les sales gosses, je vais leur faire passer l'envie or l'habitude de tirer sur ma sonnette! those damn kids, I'll teach them to ring my bell!; ce médicament fait passer les maux d'estomac this medicine relieves stomach ache; cette mauvaise habitude te passera it's a bad habit you'll grow out of; ça lui passera avant que ça me reprenne○ it won't last;

14 (apparaître, être projeté, diffusé) [artiste, groupe] ( sur une scène) to be appearing; (à la télévision, radio) to be on; [spectacle, film] to be on; [cassette, musique] to be playing; mon ami passe à la télévision ce soir my friend is on television tonight; les films portugais qui passent à la télévision/au Rex/à Paris the Portuguese films (that are) on television/on at the Rex/on in Paris;

15 ( être placé) passer avant/après ( en importance) to come before/after; la santé passe avant tout health comes first; il fait passer sa famille avant ses amis he puts his family before his friends;

16 ○( disparaître) où étais-tu (encore) passé? where (on earth) did you get to?; où est passé mon livre/le chat? where has my book/the cat got to?;

17 ( s'écouler) [temps] to pass, to go by; deux ans ont passé depuis l'événement two years have passed since it happened; le temps a passé, et les gens ont oublié time has passed and people have forgotten; je ne vois pas le temps passer I don't know where the time goes; le week-end a or est passé trop vite the weekend went too quickly;

18 ( se mettre à) to turn to; passons aux choses sérieuses let's turn to serious matters; nous pouvons passer à l'étape suivante we can move on to the next stage; passons à autre chose let's change the subject; nous allons passer au vote let's vote now; passer à l'offensive to take the offensive;

19 ( être transmis) passer de père en fils/de génération en génération/à ses héritiers to be handed down from father to son/from generation to generation/to one's heirs; l'expression est passée dans la langue the expression has become part of the language; ça finira par passer dans les mœurs it'll eventually become common practice; il a fait passer son émotion dans la salle he transmitted his emotion to the audience;

20 ( être promu) to be promoted to; il est passé général he's been promoted to general; elle est passée maître dans l'art de mentir she's an accomplished liar;

21 ( être dépensé) [argent, somme] to go on ou in ou into; [produit, matière] to go into; la moitié de mon salaire passe en remboursement de mes dettes half my salary goes on paying off my debts; toutes mes économies y sont passées○ all my savings went into it;

22 ○( mourir) y passer to die; si tu continues à conduire comme ça, tu vas finir par y passer if you keep driving like that, you'll kill yourself; on y passera tous, mais le plus tard sera le mieux we've all got to go sometime, the later the better;

23 ( se décolorer) [teinte, tissu] to fade; passer au soleil to fade in the sun;

24 ( filtrer) [café] to brew; faire passer la soupe to put the soup through the vegetable mill;

25 ( changer de vitesse) passer en troisième/marche arrière to go into third/reverse; la troisième passe mal or a du mal à passer third gear is a bit stiff; passer de seconde en troisième to go from second into third;

26 Jeux (au bridge, poker) to pass.

C se passer vpr

1 ( se produire) to happen; ça s'est passé en Chine/à Pékin/le matin/au bon moment it happened in China/in Beijing/in the morning/at the right time; il ne se passe jamais rien dans ce village nothing ever happens in this village; que se passe-t-il?, qu'est-ce qui se passe? what's happening, what's going on?; tout se passe comme si le dollar avait été dévalué it's as if the dollar was devalued;

2 ( être situé) to take place; la scène se passe au Viêt Nam/dans les années trente/de nos jours the scene is set in Vietnam/in the thirties/in the present day;

3 ( se dérouler) [opération, examen, négociations] to go; comment s'est passée la réunion? how did the meeting go?; tout s'est bien passé everything went well; ça s'est mal passé it didn't go well; la réunion s'est très mal passée the meeting went very badly; tout s'est passé très vite it all happened very fast; ça va mal se passer pour toi si tu continues! you're going to be in trouble if you carry on GB ou continue doing that!; ça ne se passera pas comme ça! I won't leave it at that!;

4 ( s'écouler) [période] to go by, to pass; il s'est passé deux ans depuis, deux ans se sont passés depuis that was two years ago; il ne se passe guère de jour (sans) qu'elle ne trouve à se plaindre hardly a day goes by without her finding something to complain about; attendons que ça se passe let's wait till it's over; nos soirées se passaient à regarder la télévision we spent the evenings watching television; ⇒ jeunesse;

5 ( se dispenser) se passer de [personne] to do without [objet, activité, personne]; to go without [repas, nourriture, sommeil]; nous nous sommes passés de voiture we did without a car; nous nous passerons de lui we'll do without him; je me passerais bien de tes remarques I can do without your comments; se passer de commentaires to speak for itself; ne pas pouvoir se passer de faire not to be able to help oneself from doing; se passer des services de qn to do without sb's services;

6 ( se mettre) se passer la langue sur les lèvres/la main dans les cheveux to run one's tongue over one's lips/one's fingers through one's hair; se passer la main sur le front to put a hand to one's forehead;

7 ( l'un à l'autre) ils se sont passé des documents they exchanged some documents; nous nous sommes passé le virus we caught the virus from each other.

[pase] verbe intransitif (auxiliaire être)

A.[EXPRIME UN DÉPLACEMENT]

1. [se déplacer - personne, véhicule] to pass (by), to go ou to come past

regarder passer les coureurs to watch the runners go past

passer à: passer à droite/gauche to go right/left

passer au-dessus de: l'avion est passé au-dessus de la maison the plane flew over the house

passer dans: pour empêcher les poids lourds de passer dans le village to stop lorries from driving ou going through the village

passer devant quelque chose to go past something

passe devant si tu ne vois pas

a. [devant moi] go in front of me if you can't see

b. [devant tout le monde] go to the front if you can't see

passer sous: passer sous une échelle to go under a ladder

passer sous une voiture [se faire écraser] to get run over (by a car)

passer sur: passer sur un pont to go over ou to cross a bridge

des péniches passaient sur le canal barges were going past ou were sailing on the canal

[fugitivement]

j'ai vu un éclair de rage passer dans son regard I saw a flash of anger in his eyes

un sourire passa sur ses lèvres a smile played about her lips, she smiled briefly

elle dit tout ce qui lui passe par la tête she says the first thing that comes into her head

qu'est-ce qui a bien pu lui passer par la tête? whatever was he thinking of?

ne faire que passer: le pouvoir n'a fait que passer entre leurs mains they held power only briefly

2. [s'écouler - fluide] to flow, to run

il y a de l'air qui passe sous la porte there's a permanent draught coming under the door

3. [emprunter un certain itinéraire]

si vous passez à Paris, venez me voir come and see me if you're in Paris

passer par: le voleur est passé par la fenêtre the burglar got in through the window

passe par l'escalier de service use the service stairs

[fleuve, route] to go, to run

le tunnel passera sous la montagne the tunnel will go under the mountain

le pont passe au-dessus de l'avenue the bridge crosses the avenue

4. MATHÉMATIQUES to pass

soit une droite passant par deux points A et B given a straight line between two points A and B

5. [sur un parcours régulier - démarcheur, représentant] to call ; [ - bateau, bus, train] to come ou to go past

le facteur n'est pas encore passé the postman hasn't been yet

le facteur passe deux fois par jour the postman delivers ou comes twice a day

le bus passe toutes les sept minutes there's a bus every seven minutes

le bateau/train est déjà passé the boat/train has already gone ou left

le prochain bateau passera dans deux jours the next boat will call ou is due in two days

6. [faire une visite] to call

passer chez quelqu'un to call at somebody's place

j'ai demandé au médecin de passer I asked the doctor to call (in) ou to come ou to visit

j'essaierai de passer dans la soirée I'll try and call in the evening

je ne fais que passer I'm not stopping

(suivi de l'infinitif)

passer voir quelqu'un to call on somebody

je passerai te chercher I'll come and fetch you

7. [franchir une limite] to get through

ne laissez passer personne don't let anybody through

il est passé au rouge he went through a red light

ça passe ou ça casse it's make or break (time)

8. [s'infiltrer] to pass

passer dans le sang to pass into ou to enter the bloodstream

la lumière passe à travers les rideaux the light shines through the curtains

le café doit passer lentement [dans le filtre] the coffee must filter through slowly

9. [aller, se rendre] to go

où est-il passé? where's he gone (to)?

où sont passées mes lunettes? where have my glasses got ou disappeared to?

passons à table let's eat

passons au salon let's go through to the living room

passer de Suisse en France to cross over ou to go from Switzerland to France

passer à l'ennemi to go over to the enemy

10. CHASSE to pass, to go ou to come past

B.[EXPRIME UNE ACTION]

1. [se soumettre à]

passer à to go for

passer au scanner to go for a scan

ce matin, je suis passé au tableau I was asked to explain something at the blackboard this morning

y passer (familier) : je ne veux pas me faire opérer — il faudra bien que tu y passes, pourtant! I don't want to have an operation — you're going to have to!

avec lui, toutes les femmes du service y sont passées he's had all the women in his department

tout le monde a cru que tu allais y passer everybody thought you were a goner

2. [être accepté] to pass

elle est passée à l'écrit mais pas à l'oral she got through ou she passed the written exam but not the oral

j'ai mangé quelque chose qui ne passe pas I've eaten something that won't go down

sa dernière remarque n'est pas passée (figuré) his last remark stuck in my throat

ton petit discours est bien passé your little speech went down well ou was well received

la deuxième scène ne passe pas du tout the second scene doesn't work at all

le film passe mal sur le petit écran/en noir et blanc the film just isn't the same on TV/in black and white

passe (encore): l'injurier, passe encore, mais le frapper! it's one thing to insult him, but quite another to hit him!

3. [être transmis] to go

la ferme est passée de père en fils depuis cinq générations the farm has been handed down from father to son for five generations

la carafe passa de main en main the jug was passed around

la locution est passée du latin à l'anglais the phrase came ou passed into English from Latin

4. [entrer] to pass

c'est passé dans le langage courant it's passed into ou it's now part of everyday speech

c'est passé dans les moeurs it's become standard ou normal practice

5. [être utilisé, absorbé] to go

tout son salaire passe dans la maison all her salary goes on the house

y passer: les deux bouteilles y sont passées both bottles were drunk

toutes ses économies y passent all her savings go towards ou into it

6. POLITIQUE [être adopté - projet de loi, amendement] to pass, to be passed

la loi est passée the law was passed

[être élu - député] to be elected, to get in

si les socialistes passent if the socialists get in ou are elected

7. CINÉMA & THÉÂTRE to be on, to be showing

sa dernière pièce passe au Galatée her latest play is on at the Galatée

RADIO & TÉLÉVISION

les informations passent à 20 h the news is on at 8 pm

passer à la radio [émission, personne] to be on the radio ou the air

passer à la télévision

a. [personne] to be ou to appear on television

b. [film] to be on television

8. DROIT [comparaître]

passer devant le tribunal to come up ou to go before the court

passer en correctionnelle ≃ to go before the magistrate's court

l'affaire passera en justice le mois prochain the case will be heard next month

9. JEUX to pass

C.[EXPRIME UN CHANGEMENT D'ÉTAT]

1. [accéder - à un niveau]

passer dans la classe supérieure to move up to the next form (UK) ou grade (US)

passer en seconde ÉDUCATION to move up to the fifth form (UK) ou to tenth grade (US)

il est passé au grade supérieur he's been promoted

2. [devenir] to become

il est passé ailier he plays on the wing now

passer professionnel to turn professional

3. [dans des locutions verbales]

passer à [aborder]: passons à l'ordre du jour let us turn to the business on the agenda

passer à l'action to take action

passer de... à [changer d'état]: passer de l'état liquide à l'état gazeux to pass ou to change from the liquid to the gaseous state

quand on passe de l'adolescence à l'âge adulte when you pass from adolescence to adulthood

la production est passée de 20 à 30/de 30 à 20 tonnes output has gone (up) from 20 to 30/(down) from 30 to 20 tonnes

passer du français au russe to switch from French to Russian

comment êtes-vous passé du cinéma au théâtre? how did you move ou make the transition from the cinema to the stage?

il passe d'une idée à l'autre he jumps ou flits from one idea to another

4. AUTOMOBILE

passer en troisième to change ou go into third (gear)

la seconde passe mal second gear is stiff

D.[EXPRIME UNE ÉVOLUTION DANS LE TEMPS]

1. [s'écouler - temps] to pass, to go by

la journée est passée agréablement the day went off ou passed pleasantly

comme le temps passe! how time flies!

2. [s'estomper - douleur] to fade (away), to wear off ; [ - malaise] to disappear ; [ - mode, engouement] to die out ; [ - enthousiasme] to wear off, to fade ; [ - beauté] to fade, to wane ; [ - chance, jeunesse] to pass ; [ - mauvaise humeur] to pass, to vanish ; [ - rage, tempête] to die down ; [ - averse] to die down, to stop

mon envie est passée I don't feel like it anymore

cette habitude lui passera avec l'âge he'll grow out of the habit

faire passer: ce médicament fait passer la douleur très rapidement this medicine relieves pain very quickly

3. [s'altérer - fruit, denrées] to go off (UK), to spoil, to go bad

[se faner - fleur] to wilt

[pâlir - teinte]

le papier peint a passé au soleil the sun has faded the wallpaper

4. (auxiliaire avoir) (vieilli) [mourir]

il a passé cette nuit he passed on ou away last night

————————

[pase] verbe transitif (auxiliaire avoir)

A.[EXPRIME UN DÉPLACEMENT]

1. [traverser - pont, col de montagne] to go over (inseparable), to cross ; [ - écluse] to go through (inseparable)

passer une rivière à la nage to swim across a river

passer un ruisseau à gué to ford a stream

2. [franchir - frontière, ligne d'arrivée] to cross

3. [dépasser - point de repère] to pass, to go past (inseparable)

passer l'arrêt de l'autobus [le manquer] to miss one's bus stop

passer le cap Horn to (go) round Cape Horn, to round the Cape

quand on passe les 1 000 mètres d'altitude when you go over 1,000 metres high

l'or a passé les 400 dollars l'once gold has broken through the $ 400 an ounce mark

4. [transporter] to ferry ou to take across (separable)

5. [introduire]

passer de la drogue/des cigarettes en fraude to smuggle drugs/cigarettes

6. [engager - partie du corps] to put

passer son bras autour de la taille de quelqu'un to put ou to slip one's arm round somebody's waist

je n'arrive pas à passer ma tête dans l'encolure de cette robe my head won't go through the neck of the dress

il a passé la tête par l'entrebâillement de la porte he poked his head round the door

7. [faire aller - instrument] to run

passer un peigne dans ses cheveux to run a comb through one's hair

passer une éponge sur la table to wipe the table

passer un chiffon sur les meubles to dust the furniture

passer l'aspirateur to vacuum, to hoover (UK)

passer le balai to sweep up

passe le balai dans l'escalier give the stairs a sweep, sweep the stairs

8. ÉQUITATION [haie] to jump, to clear

9. SPORT [franchir - obstacle, haie] to jump (over)

passer la barre à deux mètres to clear the bar at two metres

passer tous les obstacles (figuré) to overcome ou to surmount all the obstacles

[transmettre - ballon] to pass

[dépasser - coureurs] to overtake, to pass

B.[EXPRIME UNE ACTION]

1. [se soumettre à - permis de conduire] to take ; [ - examen] to take, to sit (UK) ; [ - entretien] to have ; [ - scanner, visite médicale] to have, to go for (inseparable)

la voiture doit passer un contrôle technique the car has to go for its MOT

2. (vieilli) [réussir - examen] to pass ; [ - épreuve éliminatoire] to get through (inseparable)

il a passé l'écrit, mais attendons l'oral he's passed the written exam, but let's see what happens in the oral

3. [omettre] to miss ou to leave out (separable), to omit

je passe toutes les descriptions dans ses romans I miss out ou I skip all the descriptions in her novels

4. [tolérer]

elle lui passe tout she lets him get away with anything

passez-moi l'expression/le mot if you'll pardon the expression/excuse the term

5. [soumettre à l'action de]

passer les parquets à l'encaustique to polish the floors

passer des légumes au mixeur to put vegetables through the blender, to blend vegetables

passer quelque chose sous l'eau to rinse something ou to give something a rinse under the tap

passer quelque chose au four to put something in the oven

passer quelque chose à quelqu'un (familier) to give somebody a good dressing-down, to tick somebody off (UK)

se faire passer quelque chose (familier) to get a good ticking off (UK), to get a good chewing-out (US)

6. [donner, transmettre - généralement] to pass, to hand, to give ; [ - maladie] to give ; [ - au téléphone] to put through (separable)

passe(-moi) le couteau give me the knife

passe-moi le sel pass me the salt

fais passer à ton voisin pass it to your neighbour

passer ses pouvoirs à son successeur to hand over power to one's successor

je te passe Fred here's Fred, I'll hand you over to Fred

passe-moi Annie let me talk to Annie, put Annie on

7. [rendre public - annonce]

passer une petite annonce to place a small ad

il a passé une annonce dans le journal de cette semaine he put an ad in this week's paper

8. (familier) [prêter] to lend

9. [appliquer - substance] to apply, to put on (separable)

passer de la cire sur quelque chose to wax something

passer une couche de peinture sur un mur to paint a wall

il faudra passer une deuxième couche it needs a second coat

je vais te passer de la crème dans le dos I'm going to put ou to rub some cream on your back

10. [filtrer, tamiser - thé, potage] to strain ; [ - farine] to sieve

11. [enfiler - vêtement] to slip ou to put on (separable)

je passe une robe moins chaude et j'arrive I'll put on a cooler dress and I'll be with you

elle passa l'anneau à son doigt she slipped the ring on her finger

12. AUTOMOBILE

passer la marche arrière to go into reverse

passer la troisième to change ou to shift into third gear

13. CINÉMA & TÉLÉVISION [film] to show, to screen

[diapositive] to show

RADIO [émission] to broadcast

[cassette, disque] to play, to put on (separable)

on passe un western au Rex there's a western on at the Rex

14. COMMERCE [conclure - entente] to conclude, to come to (inseparable), to reach ; [ - marché] to agree on (inseparable), to strike, to reach ; [ - commande] to place

passez commande avant le 12 order before the 12th

15. [en comptabilité] to enter, to post

passer un article en compte to enter a sale into a ledger

16. DROIT [faire établir - acte juridique] to draw up (separable)

un acte passé par-devant notaire a deed drawn up in the presence of a notary

C.[EXPRIME UNE NOTION TEMPORELLE]

1. [employer - durée] to spend

j'ai passé un an en Angleterre I spent a year in England

passez un bon week-end/une bonne soirée! have a nice weekend/evening!

passer ses vacances à lire to spend one's holidays reading

il va venir passer quelques jours chez nous he's coming to stay with us for a few days

as-tu passé une bonne nuit? did you sleep well last night?, did you have a good night?

pour passer le temps to pass the time

2. [aller au-delà de - durée] to get through (inseparable), to survive

elle ne passera pas la nuit she won't see the night out, she won't last the night

3. [assouvir - envie] to satisfy

passer sa colère sur quelqu'un to take one's anger out on somebody

————————

passer après verbe plus préposition

il faut le faire libérer, le reste passe après we must get him released, everything else is secondary

————————

passer avant verbe plus préposition

to go ou to come before

ses intérêts passent avant tout his own interests come before anything else, he puts his own interests before everything else

————————

passer par verbe plus préposition

1. [dans une formation] to go through

il est passé par une grande école he studied at a Grande École

elle est passée par tous les échelons she rose through all the grades

2. [dans une évolution] to go through, to undergo

le pays est passé par toutes les formes de gouvernement the country has experienced every form of government

elle est passée par des moments difficiles she's been through some difficult times

3. [recourir à] to go through

je passe par une agence pour avoir des billets I get tickets through an agency

en passer par: il va falloir en passer par ses exigences we'll just have to do what he says

passer par là: je suis passé par là it's happened to me too, I've been through that too

pour comprendre, il faut être passé par là you have to have experienced it to understand

————————

passer pour verbe plus préposition

1. [avec nom] to be thought of as

dire qu'il passe pour un génie! to think that he's considered a genius!

je vais passer pour un idiot I'll be taken for ou people will take me for an idiot

se faire passer pour quelqu'un to pass oneself off as somebody

il se fait passer pour un professionnel he claims to be a professional

2. [avec adj]

son livre passe pour sérieux her book is considered to be serious

il s'est fait passer pour fou he pretended to be mad

3. [avec verbe]

elle passe pour descendre d'une famille noble she is said to be descended from an aristocratic family

————————

passer sur verbe plus préposition

[ne pas mentionner] to pass over, to skip

[excuser] to overlook

passons sur les détails let's pass over ou skip the details

il l'aime et passe sur tout he loves her and forgives everything

passons! let's say no more about it!, let's drop it!

tu me l'avais promis, mais passons! you promised me, but never mind!

————————

se passer verbe pronominal intransitif

1. [s'écouler - heures, semaines] to go by, to pass

la soirée s'est passée tranquillement the evening went by ou passed quietly

si la journée de demain se passe sans incident if everything goes off smoothly tomorrow

2. [survenir - événement] to take place, to happen

qu'est-ce qui se passe? what's happening?, what's going on?

(tournure impersonnelle)

il se passe que ton frère vient d'être arrêté, (voilà ce qui se passe)! your brother's just been arrested, that's what's!

il ne se passe pas une semaine sans qu'il perde de l'argent aux courses not a week goes by without him losing money on the horses

3. [se dérouler - dans certaines conditions] to go (off)

l'opération s'est bien/mal passée the operation went (off) smoothly/badly

si tout se passe bien, nous y serons demain if all goes well, we'll be there tomorrow

tout se passe comme prévu everything's going according to plan ou going as planned

ça ne se passera pas comme ça! it won't be as easy as that!

————————

se passer verbe pronominal transitif

[s'appliquer, se mettre - produit] to apply, to put on (separable)

il se passa un peigne/la main dans les cheveux he ran a comb/his fingers through his hair

elle se passait un mouchoir sur le front she was wiping her forehead with a handkerchief

————————

se passer de verbe pronominal plus préposition

1. [vivre sans] to do ou to go without

si tu crois pouvoir te passer de tout le monde! if you think you can manage all by yourself!

il ne peut pas se passer de télévision he can't live without the television

2. [s'abstenir]

je me passerais (volontiers) de ses réflexions! I can do very well without her remarks!

3. [ne pas avoir besoin de]

sa déclaration se passe de tout commentaire her statement needs no comment

————————

en passant locution adverbiale

1. [dans la conversation] in passing

faire une remarque en passant to remark in passing, to make a casual remark

soit dit en passer it must be said

2. [sur son chemin]

il s'arrête de temps à autre en passant he calls on his way by ou past from time to time

————————

en passant par locution prépositionnelle

————————

1. [dans l'espace] via

l'avion va à Athènes en passant par Londres the plane goes to Athens via London ou stops in London on its way to Athens

2. [dans une énumération] (and) including

toutes les romancières de Sand à Sarraute en passant par Colette every woman novelist from Sand to Sarraute including Colette

Dictionnaire Français-Anglais > passer

11 poder

m.

1 power (mando, competencia).

estar en/hacerse con el poder to be in/to seize power

poder adquisitivo purchasing power

poder calorífico calorific value

poder de convicción persuasive powers

tener poder de convocatoria to be a crowd-puller

el poder ejecutivo/legislativo/judicial the executive/legislature/judiciary (personas)

poderes fácticos the church, military and press

poderes públicos public authorities

El poder corrompe a los indecisos Power corrupts the undecided.

2 power, authorization.

dar poderes a alguien para que haga algo to authorize somebody to do something

por poderes by proxy

poder notarial power of attorney

3 faculty.

4 proxy, letter of delegation, power of attorney, letter of attorney.

Ella se casó usando un poder She married using a proxy.

v.

1 can, to be able to.

no puedo decírtelo I can't tell you, I'm unable to tell you

2 can, may (tener permiso).

no puedo salir por la noche I'm not allowed to o I can't go out at night

¿puedo fumar aquí? may I smoke here?

¿se puede? may I come in?

3 can (ser capaz moralmente).

no podemos portarnos así con él we can't treat him like that

4 may, can (tener posibilidad, ser posible).

puede estallar la guerra war could o may break out

podías haber ido en tren you could have gone by train

¡podría habernos invitado! she could o might have invited us! (expresa enfado)

puede que llueva it may o might rain

¿vendrás mañana? — puede will you come tomorrow? — I may do

puede ser perhaps, maybe

5 to be stronger than.

tú eres más alto, pero yo te puedo you may be taller than me, but I could still beat you up

6 to can, to may, to be able to, to be apt to.

Ella puede correr She is able to run.

7 to might, to stand to.

Ella podría surgir She might rise above.

8 to be capable.

* * *

PODER

CONJUGACIÓN

Present Indicative

puedo, puedes, puede, podemos, podéis, pueden.

Past Indicative

pude, pudiste, pudo, pudimos, pudisteis, pudieron.

Future Indicative

podré, podrás, podrá, podremos, podréis, podrán.

Conditional

podría, podrías, podría, podríamos, podríais, podrían.

Present Subjunctive

pueda, puedas, pueda, podamos, podáis, puedan.

Imperfect Subjunctive

pudiera, pudieras, pudiera, pudiéramos, pudierais, pudieran;

pudiese, pudieses, pudiese, pudiésemos, pudieseis, pudiesen.

Future Subjunctive

pudiere, pudieres, pudiere, pudiéremos, pudiereis, pudieren.

Imperative

puede (tú), pueda (él/Vd.), podamos (nos.), poded (vos.), puedan (ellos/Vds.).

* * *
1. verb
1) can

2) to be able

3) may
2. noun m.
1) power

2) control

3) possession

4) strength, force

* * *

1. VERBO AUXILIAR

1) (=tener la posibilidad o capacidad de)

yo puedo ayudarte — I can help you

puedo hacerlo solo — I can do it on my own o by myself

¿se puede llamar por teléfono desde aquí? — can you phone from here?

no puede venir — he can't o cannot come

llevo varios días sin poder salir — I haven't been able to go out for several days

no ha podido venir — he couldn't come, he was unable to come

creo que mañana no voy a poder ir — I don't think I'll be able to come tomorrow

este agua no se puede beber — this water isn't fit to drink

2) (=tener permiso para)

puedes irte — you can o may go

¿puedo usar tu teléfono? — can o may I use your phone?

¿puedo abrir la ventana? — can o may I open the window?

aquí no se puede fumar — you aren't allowed to smoke here, you can't smoke here

3) [en peticiones]

¿puedes/puede darme un vaso de agua? — can I/may I have a glass of water please?

¿me puede usted decir cuándo sale el autobús? — can o could you tell me when the bus leaves?

4) [indicando eventualidad]

puede o podría estar en cualquier sitio — it could o might be anywhere

¡cuidado, te puedes hacer daño! — careful, you could o might hurt yourself!

podías haberte roto una pierna — you could o might have broken your leg

puede haber salido — he may have gone out

por lo que pueda pasar — just in case

5) [indicando obligación moral]

¡no pueden tratarnos así! — they can't treat us like this!

bien podrían cuidarla un poco mejor — they really ought to take better care of her

es lo menos que podemos hacer por ellos — it's the least we can do for them

no podíamos dejarlo solo — we couldn't leave him alone

6) [en cálculos, aproximaciones]

¿qué edad puede tener? — I wonder what age he is?, how old do you reckon he is?

puede costar unos cien euros — it could cost as much as a hundred euros

7) [en sugerencias]

podríamos ir al cine — we could go to the cinema

siempre puedes volverlo a intentar — you can always try again later

8) [en reproches]

¡podías habérmelo dicho! — you could o might have told me!

habría podido ser más amable — she could o might have been a bit nicer

¡al menos podrías disculparte! — you could at least say sorry!

2. VERBO INTRANSITIVO

1) (=tener la posibilidad o capacidad)

no puedo — I can't

lo haré si puedo — I'll do it if I can

¡no puedo más! — (=estoy agotado) I can't go on!; (=estoy desesperado) I can't cope any more!; (=he comido mucho) I can't eat another thing!

2) (=tener permiso)

¿se puede? — may I come in?

¿puedo? — may I?

3) (=tener dominio, influencia)

los que pueden — those who can, those who are able

el dinero puede mucho — money can do almost anything, money talks

la curiosidad pudo más que el temor — his curiosity got the better of his fear

él puede mucho en el partido — he has a lot of influence in the party

poder a algn: yo le puedo — I'm a match for him; [entre niños] I could have him *
poder con
¿puedes con la maleta? — can you manage the suitcase?

no puedo con él — (=no puedo controlarle) I can't handle him; (=pesa mucho) he's too heavy for me

no puedo con la hipocresía — I can't stand hypocrisy

4) [en locuciones]

• a más no poder, es tonto a más no poder — he's as stupid as they come

su actuación fue correcta a más no poder — he behaved entirely properly

comió a más no poder — he ate until he couldn't eat any more

• no poder por menos que, no pude por menos que decirle lo que pensaba de él — I just had to tell him what I thought of him

5) CAm, Méx * (=molestar) [con irritación] to annoy; [con disgusto] to upset

su actitud me pudo — his attitude annoyed me o got on my nerves

me pudo esa broma — that joke upset me

3.

VERBO IMPERSONAL
puede (ser) (=es posible) maybe, it may be so, perhaps
¡no puede ser! — that can't be!, that's impossible!
puede (ser) que ({+ subjun}9})
puede (ser) que esté en la biblioteca — he could o may be in the library, perhaps he's in the library

puede (ser) que tenga uno ya — he may o might have one already

puede (ser) que no venga — he may o might not come

puede (ser) que tenga razón — she may o could be right

puede (ser) que sí — maybe (so)

4. SUSTANTIVO MASCULINO

1) (=capacidad, facultad) power

tiene un enorme poder de concentración — she has tremendous powers of concentration

afirma tener poderes mágicos — he claims to have magic powers

poder adquisitivo — purchasing power

poder de convocatoria, tienen un gran poder de convocatoria — they really pull in the crowds, they're real crowd-pullers *

poder de negociación — bargaining power

2) (=autoridad, influencia) power

ejercen un poder enorme sobre la juventud — they have a lot of power o influence over young people

en este país los militares tienen mucho poder — the military are very powerful in this country

no tienen poder para oponerse a estas medidas — they are not powerful enough to oppose these measures

un partido jugado de poder a poder — an evenly-matched game

3) (Pol)

el poder — power

¡el pueblo al poder! — power to the people!

¡Herrera al poder! — Herrera for leader!

• bajo el poder de algn, estar en el poder, ocupar el poder — to be in power

subir al poder — to come to power

• el poder central — central government

• el cuarto poder — the fourth estate

• el poder establecido — the establishment

• los poderes fácticos — the powers that be

• los poderes públicos — the authorities

poder absoluto — absolute power

poder civil — civil power

poder ejecutivo — executive power

poder judicial — judiciary

poder legislativo — legislative power

4) (=fuerza, eficacia)

un detergente de gran poder limpiador — a powerful detergent

este medicamento no tiene poder contra la tuberculosis — this drug is ineffective o isn't effective against tuberculosis

5) (=potestad)
pl poderes powers
les dieron amplios poderes para dirigir la empresa — they were given wide-ranging powers to run the company

tiene plenos poderes para intervenir en el asunto — he has full authority to intervene in the matter

6) (Jur)

• por poderes o LAm poder — by proxy

casarse por poderes — to get married by proxy

poder notarial — power of attorney

7) (=posesión) possession

tengo en mi poder información confidencial — I am in possession of confidential information

• estar u obrar en poder de algn — to be in sb's hands o possession

esa información está u obra en poder de la juez — that information is in the hands of the judge, that information is in the judge's possession

• pasar a poder de algn — to pass to sb, pass into sb's possession

8) (Fís, Mec) power

el poder del motor — the power of the engine

poder calorífico — calorific value

9) LAm (=persona) drug pusher

* * *
I
verbo auxiliar

Sentido I

1) ( tener la capacidad o posibilidad de)

en cuanto puedas — as soon as you can

no puedo pagar tanto — I can't pay that much

no podía dejar de reír — I couldn't stop laughing

no va a poder venir — he won't be able to come

¿cuándo podrá darme una respuesta? — when will you be able to o when can you give me an answer?

no pudo asistir a la reunión — he was unable to o he couldn't attend the meeting

¿pudiste hacerlo sola? — were you able to do it on your own?

no se puede valer por sí mismo — he can't manage by himself

con aquel ruido no se podía trabajar — it was impossible to work with that noise going on

2) ( expresando idea de permiso)

¿puedo servirme otro? — can o may I have another one?

¿le puedo hacer una sugerencia? — may I make a suggestion?

¿podría irme un poco más temprano hoy? — could I leave a little earlier today?

puedes hacer lo que quieras — you can do whatever you like

no puede comer sal — he isn't allowed to eat salt

¿se puede? - adelante! — may I? - come in

aquí no se puede fumar — smoking is not allowed here

3) ( expresando derecho moral)

no podemos hacerle eso — we can't do that to her

bien puedes tomarte un descanso ahora — you can afford to take a rest now

4)

a) (en quejas, reproches)

¿cómo pudiste hacer una cosa así? — how could you do such a thing?

podías or podrías haberme avisado — you could o might have warned me!

b) ( en sugerencias)

ya te puedes ir haciendo a la idea — you'd better start getting used to the idea

podrías or podías pedírselo tú — you could ask him for it

c) ( solicitando un favor)

¿puedes bajar un momento? — can you come down for a moment?

¿podrías hacerme un favor? — could you do me a favor?

Sentido II

5) ( con el verbo principal sobreentendido)

poder con algo/alguien: ¿puedes con todo eso? can you manage all that?; no puedo con esta maleta I can't manage this suitcase; no pudo con el alemán y lo dejó he couldn't get to grips with German and he gave up; con este niño no hay quien pueda! this child is just impossible!; podérsela con algo — (Chi fam) to cope with something

6) (en locs)

a más no poder: comió a más no poder he ate until he was fit to burst; corrimos a más no poder we ran as fast as we could; es feo a más no poder he's as ugly as they come; no poder más: estoy que no puedo más ( cansado) I'm exhausted; ( lleno) I can't eat anything else; ya no puedo más con este niño I'm at the end of my tether with this child; ya no puedo más, me está desquiciando I can't go on like this, it's driving me mad; no poder (por) menos que: no pude menos que sentirme halagado I couldn't help feeling flattered; no pudo menos que reconocer — she had no alternative but to admit

7) (fam) (+ me, te, le etc)

a) ( ganar)

él es más alto, pero tú le puedes — he's taller than you but you can beat him

b) (Méx) ( doler)

tu indiferencia le puede mucho — she's very hurt by your indifference

nos pudo mucho la muerte de Julio — we were terribly upset by Julio's death

Sentido III

8) (con idea de eventualidad, posibilidad)

puede aparecer en cualquier momento — he may turn up at any moment

de él se puede esperar cualquier cosa — anything's possible with him

no hagas nada que pueda resultar sospechoso — don't do anything that might look suspicious

puede haber venido ayer — he may have come yesterday

te podrías or podías haber matado — you could have killed yourself!

no podía haber estado más amable — she couldn't have been kinder

podría volver a ocurrir — it could happen again

no pudo haber sido Pilar — it couldn't have been Pilar

9) (en 3^a pers)

no puede ser que no lo sepa — he must know

no puede ser que ya haya terminado — he can't have finished already

si puede ser or (Esp) a poder ser — if possible

no pudo ser — it wasn't possible

puede (ser) que tengas razón — you may o could be right

puede (ser) que no nos haya visto — he may not have seen us

- puede que sí, puede que no — maybe, maybe not
II
masculino

1)

a) (control, influencia) power

tiene mucho poder en el pueblo — he has a great deal of power o influence in the village

estamos/nos tiene en su poder — we are/she has us in her power

caer en poder de alguien — ciudad/país to fall to somebody

b) (Pol)

el poder — power

estar en el poder — to be in power

tomar el poder — to take o seize power

detenta el poder desde hace 20 años — (frml) he has held power for 20 years

2) ( posesión)

la carta está en poder de... — the letter is in the hands of...

obra en su poder la copia del acta — (frml) you have in your possession a copy of the minutes

3)

a) (derecho, atribución)

tener amplios/plenos poderes para hacer algo — to have wide-ranging powers/full authority to do something

los poderes de la junta son ilimitados — the junta has unlimited powers

la entrega de poderes — the handing over of power

b) (Der) ( documento) letter of authorization; ( hecho ante notario) power of attorney

casarse por poder (AmL) or (Esp) por poderes — to get married by proxy

4)

a) (capacidad, facultad) power

su poder de convicción — her power of persuasion

b) (de motor, aparato) power

•

- poder absoluto

- poder adquisitivo

- poder ejecutivo

- poderes fácticos

- poderes públicos

- poder judicial

- poder legislativo

* * *
I
verbo auxiliar

Sentido I

1) ( tener la capacidad o posibilidad de)

en cuanto puedas — as soon as you can

no puedo pagar tanto — I can't pay that much

no podía dejar de reír — I couldn't stop laughing

no va a poder venir — he won't be able to come

¿cuándo podrá darme una respuesta? — when will you be able to o when can you give me an answer?

no pudo asistir a la reunión — he was unable to o he couldn't attend the meeting

¿pudiste hacerlo sola? — were you able to do it on your own?

no se puede valer por sí mismo — he can't manage by himself

con aquel ruido no se podía trabajar — it was impossible to work with that noise going on

2) ( expresando idea de permiso)

¿puedo servirme otro? — can o may I have another one?

¿le puedo hacer una sugerencia? — may I make a suggestion?

¿podría irme un poco más temprano hoy? — could I leave a little earlier today?

puedes hacer lo que quieras — you can do whatever you like

no puede comer sal — he isn't allowed to eat salt

¿se puede? - adelante! — may I? - come in

aquí no se puede fumar — smoking is not allowed here

3) ( expresando derecho moral)

no podemos hacerle eso — we can't do that to her

bien puedes tomarte un descanso ahora — you can afford to take a rest now

4)

a) (en quejas, reproches)

¿cómo pudiste hacer una cosa así? — how could you do such a thing?

podías or podrías haberme avisado — you could o might have warned me!

b) ( en sugerencias)

ya te puedes ir haciendo a la idea — you'd better start getting used to the idea

podrías or podías pedírselo tú — you could ask him for it

c) ( solicitando un favor)

¿puedes bajar un momento? — can you come down for a moment?

¿podrías hacerme un favor? — could you do me a favor?

Sentido II

5) ( con el verbo principal sobreentendido)

poder con algo/alguien: ¿puedes con todo eso? can you manage all that?; no puedo con esta maleta I can't manage this suitcase; no pudo con el alemán y lo dejó he couldn't get to grips with German and he gave up; con este niño no hay quien pueda! this child is just impossible!; podérsela con algo — (Chi fam) to cope with something

6) (en locs)

a más no poder: comió a más no poder he ate until he was fit to burst; corrimos a más no poder we ran as fast as we could; es feo a más no poder he's as ugly as they come; no poder más: estoy que no puedo más ( cansado) I'm exhausted; ( lleno) I can't eat anything else; ya no puedo más con este niño I'm at the end of my tether with this child; ya no puedo más, me está desquiciando I can't go on like this, it's driving me mad; no poder (por) menos que: no pude menos que sentirme halagado I couldn't help feeling flattered; no pudo menos que reconocer — she had no alternative but to admit

7) (fam) (+ me, te, le etc)

a) ( ganar)

él es más alto, pero tú le puedes — he's taller than you but you can beat him

b) (Méx) ( doler)

tu indiferencia le puede mucho — she's very hurt by your indifference

nos pudo mucho la muerte de Julio — we were terribly upset by Julio's death

Sentido III

8) (con idea de eventualidad, posibilidad)

puede aparecer en cualquier momento — he may turn up at any moment

de él se puede esperar cualquier cosa — anything's possible with him

no hagas nada que pueda resultar sospechoso — don't do anything that might look suspicious

puede haber venido ayer — he may have come yesterday

te podrías or podías haber matado — you could have killed yourself!

no podía haber estado más amable — she couldn't have been kinder

podría volver a ocurrir — it could happen again

no pudo haber sido Pilar — it couldn't have been Pilar

9) (en 3^a pers)

no puede ser que no lo sepa — he must know

no puede ser que ya haya terminado — he can't have finished already

si puede ser or (Esp) a poder ser — if possible

no pudo ser — it wasn't possible

puede (ser) que tengas razón — you may o could be right

puede (ser) que no nos haya visto — he may not have seen us

- puede que sí, puede que no — maybe, maybe not
II
masculino

1)

a) (control, influencia) power

tiene mucho poder en el pueblo — he has a great deal of power o influence in the village

estamos/nos tiene en su poder — we are/she has us in her power

caer en poder de alguien — ciudad/país to fall to somebody

b) (Pol)

el poder — power

estar en el poder — to be in power

tomar el poder — to take o seize power

detenta el poder desde hace 20 años — (frml) he has held power for 20 years

2) ( posesión)

la carta está en poder de... — the letter is in the hands of...

obra en su poder la copia del acta — (frml) you have in your possession a copy of the minutes

3)

a) (derecho, atribución)

tener amplios/plenos poderes para hacer algo — to have wide-ranging powers/full authority to do something

los poderes de la junta son ilimitados — the junta has unlimited powers

la entrega de poderes — the handing over of power

b) (Der) ( documento) letter of authorization; ( hecho ante notario) power of attorney

casarse por poder (AmL) or (Esp) por poderes — to get married by proxy

4)

a) (capacidad, facultad) power

su poder de convicción — her power of persuasion

b) (de motor, aparato) power

•

- poder absoluto

- poder adquisitivo

- poder ejecutivo

- poderes fácticos

- poderes públicos

- poder judicial

- poder legislativo

* * *

poder¹

¹ = force, strength, power, leverage, authority, clout, might, muscle power, power of attorney, sway.

Ex: Her reason admitted the force of his arguments, but her instinct opposed it.

Ex: The strength of the acetone rinsing on the strength of the paper is investigated, and its efficiency in removing NM2P is also examined using gas liquid chromatography.

Ex: She added that she felt sorry for the assistant because he had so little power.

Ex: At certain times, dubious interpretations of the rules have even been used as leverage in gaining ground on matters of dispute between Community partners.

Ex: One of the great virtues of networking is that it democratizes access to information and access to authority.

Ex: IT executives would like to see their role in the organization elevated, giving them more ' clout', stature and visibility.

Ex: Gradually many of these conquerors came to realize that, although military might was necessary to gain control over an area, sheer force of arms was not sufficient to govern effectively.

Ex: Their development, particularly for replacing human muscle power, has been in parallel with that of information technology, but largely independent of it.

Ex: A power of attorney is a legal instrument that is used to delegate legal authority to another.

Ex: During this period Africa was influenced by external forces as the Islamic states of the north extended their sway south.

* abusar del poder = lord over, lord it over.

* abuso de poder = abuse of power.

* altas esferas del poder, las = echelons of power, the.

* ansioso de poder = power-hungry.

* asumir poder = assume + power.

* ceder las riendas del poder = hand over + the reins of power.

* círculo de poder = circle of power.

* con ansias de poder = power-hungry.

* conceder poderes = give + powers.

* con hambre de poder = power-hungry.

* con poder = powerful.

* con sed de poder = power-hungry.

* control del poder = hold on power.

* dar poderes = give + powers.

* dejar sin poder = disempower.

* división de poderes = division of powers.

* ejercer poder = wield + power, exercise + power.

* en el poder = in office.

* equilibrio de poder = balance of power.

* estructura de poder = power structure.

* frecuentar los pasillos del poder = stalk + the corridors of power.

* gente de poder = wielders of power, powerful people.

* gobierno en el poder = ruling government.

* grupo de poder = power group.

* hambriento de poder = power-hungry.

* igualdad de poder = parity of power.

* inversión de poderes = power reversal.

* jerarquía de poder = scalar chain.

* llevar al poder = bring + Nombre + to power.

* los poderes fáticos = the powers-that-be.

* los que detentan el poder = the powers-that-be.

* lucha de poderes = power struggle.

* lucha por el poder = power struggle.

* luchar de poderes = battle of wills.

* partido en el poder, el = ruling party, the.

* pasar las riendas del poder a = hand + the reins over to.

* pasillos del poder, los = corridors of power, the.

* perder poder = lose + power.

* pérdida de poder = disempowerment.

* poder adquisitivo = spending power, purchasing power, buying power.

* poder colectivo = collective power.

* poder curativo = healing power.

* poder de atracción = drawing power.

* poder de curación = healing power.

* poder de discriminación = discretion.

* poder de enganche = holding power.

* poder del estado = state power.

* poder de negociación = bargaining power.

* poder de representación = power of representation.

* poder de retención = holding power.

* poder divino = divine power.

* poder económico = economic leverage.

* poder ejecutivo = chief executive, executive arm, executive power.

* poder ejecutivo, el = Executive, the.

* poder estatal = state power.

* poder imperial = imperial power.

* poder judicial = judicial arm, judicial system.

* poder judicial, el = judiciary, the.

* poder legal = statutory power.

* poder legislativo = legislative power, legislative arm.

* poder mágico = magical power, magic power.

* poder notarial = power of attorney.

* poder político = political power.

* poder presidencial = presidential power.

* poder público = public power, public authority.

* poder remunerativo = earning power, earning capacity.

* poder sobrenatural = supernatural power.

* política del poder = power politics.

* por poderes = by proxy.

* posición de poder = position power.

* quitar el poder = disempower.

* relación de poder = power relationship.

* relaciones de poder = power relations.

* sediento de poder = power-hungry.

* subida al poder = seizure of power.

* subir al poder = rise to + power.

* tener el poder = be the boss, call + the shots, call + the tune, rule + the roost.

* tener el poder de = have + the power to.

* tener las riendas del poder = hold + the reins of power.

* tomar el poder = take + power.

* tomar las riendas del poder = take + the reins of power.

poder²

² = be able to, be capable of, can, have + the opportunity, may, qualify for, manage to.

Ex: Thus the electronic journal (e-journal) is a concept where scientists are able to input ideas and text to a computer data base for their colleagues to view, and similarly to view the work of others.

Ex: Main classes are thus only capable of precise definition in the contexts of particular classification schemes.

Ex: When used by skilled abstractors this mixture of styles can achieve the maximum transmission of information, within a minimum length.

Ex: Every librarian, regardless of his government's policy, has the opportunity, if he has the courage, to open the avenues of books and ideas a little wider.

Ex: My second point may be a slightly tangential, but I hope it is a concrete reaction to the general tenor of Mr. Lubetzky's remarks and the general subject posed.

Ex: FIAC has drawn up a list of criteria to determine whether an advice centre qualifies for membership of the Federation.

Ex: Tom Hernandez tried not to show how sad he felt about his friends' leaving, and managed to keep up a cheerful facade until the party broke up.

* Algo por lo que se puede cobrar = billable.

* al que no se puede dejar de faltar = unmissable.

* como mejor + poder = as best + Pronombre + can.

* cuando antes pueda = at + Posesivo + earliest convenience.

* de modo que + poder + oír = within earshot of.

* en el que se puede buscar = searchable.

* estar tan bueno que no se puede dejar de comer = moreish, moreish.

* hacerlo lo mejor que Uno pueda = do + Posesivo + utmost.

* hacer lo mejor que Uno pueda = put + Posesivo + best into.

* hacer lo mejor que Uno puede = try + Posesivo + heart out.

* hacer todo lo que Uno pueda = do + Posesivo + best, do + the best + Nombre + may, do + the best + Nombre + can.

* hacer todo lo que Uno pueda (dado) = do + the best possible (with).

* lo suficientemente lejos como para no poder oír = out of earshot.

* muy bien + podría + Verbo = might + well + Verbo.

* muy bien + puede + Verbo = may well + Verbo.

* nada puede estar más apartado de la realidad = nothing can be further from the truth.

* noche sin poder dormir = sleepless night.

* no poder = be unable to, cannot, can't [cannot].

* no poder aguantar a Alguien = have + it in for + Nombre.

* no poder conciliar el sueño = have + trouble sleeping.

* no poder dejar de mencionar = cannot but notice.

* no poder dejar de recalcar la importancia de Algo = the importance of + Nombre + cannot be stressed too strongly, cannot + give + too much emphasis + to the importance of.

* no poder dormir = sleeplessness.

* no poder estarse quieto = have + the fidgets, fidget.

* no poder evitar + Infinitivo = cannot help + Gerundio, cannot help but + Verbo.

* no poder evitar mencionar = cannot but notice.

* no poder hacer más que = do + little more than.

* no poder permitirse = ill afford.

* no poder permitirse el lujo de = ill afford.

* no poder quitarse Algo de la cabeza = can't get it out of my mind.

* no poderse buscar = be unsearchable.

* no poderse negar que = there + be + no denying that.

* no poder ver a Alguien = have + it in for + Nombre.

* no poder ver Algo o Alguien = can't stand + sight.

* no pude evitar notar que = couldn't help but notice (that).

* no puedo aguantarlo = can't take it.

* no puedo comprender = I can't get over.

* No se le puede pedir peras al olmo = You can't make a silk purse out of a sow's ear.

* no se puede dejar de recalcar el + Nombre + de = the + Nombre + of + Nombre + cannot be overemphasised.

* no se puede dejar de recalcar el + Nombre + of = the + Nombre + of + Nombre + cannot be overstated.

* no se puede dejar de recalcar la importancia de Algo = the importance of + Nombre + cannot be overemphasised, the importance of + Nombre + cannot be overstated.

* personas que no pueden salir de casa = homebound, the.

* poder contar con = be there for + Pronombre, be there for + Pronombre.

* poder + Infinitivo = succeed in + Gerundio.

* poderse afirmar que = it + be + safe to say that.

* poderse contestar = be answerable.

* poderse integrar en = be integrable in.

* poderse localizar = be locatable.

* poder utilizarse = be usable.

* por el que se puede cobrar = chargeable.

* puede muy bien ser = could well be.

* puede muy bien ser que = it may well be that.

* puede que = maybe.

* puede que al final sea para bien = be a blessing in disguise.

* ¿Puede repetir? = I beg your pardon?, I beg your pardon?.

* que no se le puede dar un nombre = unnameable.

* que no se puede conseguir = unobtainable.

* que no se puede entregar = undeliverable.

* que no se puede hacer cumplir = unenforceable.

* que no se puede identificar con un término = unnameable.

* que no se puede uno perder = unmissable.

* que puede causar detención = arrestable.

* que puede demostrarse = demonstrably.

* que puede salir en préstamo = loanable.

* que puede ser apilado = stacking.

* que puede ser usado a través de la web = web-compliant.

* querer es poder = where there's a will there's a way.

* que se le puede dar un nombre = nameable.

* que se puede arreglar = fixable.

* que se puede buscar = searchable.

* que se puede cambiar de tamaño = resizeable [re-sizeable].

* que se puede escuchar = playable.

* que se puede hacer cumplir = enforceable.

* que se puede identificar con un término = nameable.

* que se puede imprimir = printable.

* que se puede quitar = detachable.

* que se puede separar = detachable.

* que se puede visualizar = viewable.

* sálvese el que pueda = free-for-all.

* sálvese quien pueda = the devil take the hindmost, every man for himself, let battle commence.

* se puede = is to be.

* siempre que uno puede dedicarle el tiempo = in + Posesivo + own time.

* sin poder contenerse = helplessly.

* sin poder dormir = sleepless.

* sin poder extinguirlo = inextinguishably.

* sin poder hacer nada = helplessly.

* tan sorprendente como pueda parecer = as amazing as it seems.

* todavía + poderse + escuchar los ecos de = echo + still resound from.

* * *

poder¹ [ E21 ]

GUIA DE BUSQUEDA

Sentido I

A tener la capacidad de

B expresando idea de permiso

C expresando un derecho moral

D

1 en quejas, reproches

2 en sugerencias

3 solicitando un favor

Sentido II

A

1 poder con algo/alguien

2 el dinero lo puede todo

B en locuciones

C

1 vencer, ganar

2 doler

Sentido III

A con idea de eventualidad

B en tercera persona

v aux

Sentido I

A

(tener la capacidad o posibilidad de): ven en cuanto puedas come as soon as you can

no puedo pagar tanto I can't pay that much

¿cómo que no puedes? what do you mean, you can't do it ( o you can't come etc)?

no podía dejar de reír I couldn't stop laughing

no va a poder venir he won't be able to come

¿cuándo podrá darme una respuesta definitiva? when will you be able to o when can you give me a firm answer?

no pude convencerla I couldn't persuade her

no pudo asistir a la reunión he was unable to o he couldn't attend the meeting

¿pudiste hacerlo sola? did you manage to do it o were you able to do it on your own?

hicimos todo lo que pudimos por ayudarlos we did everything in our power o everything we could to help them

no se puede valer por sí mismo he can't manage by himself

no habría podido hacerlo sin tu ayuda I wouldn't have been able to do it o I couldn't have done it without your help

no debe (de) haber podido encontrarlo she obviously couldn't find it o can't have found it

¡este niño no se puede estar quieto ni un minuto! this child just won't o can't keep still for a minute!

con aquel ruido no se podía trabajar it was impossible to work o you couldn't work with that noise going on

¿sabes que se han prometido? — ¡no te (lo) puedo creer! do you know they're engaged? — you're joking! o I don't believe it!

B

(expresando idea de permiso): ¿puedo servirme otro? can o may I have another one?

ya pueden volver la hoja you may turn the page over now

¿me puedo ir? — ¡no señor! can o may I go? — no, you cannot o may not!

¿sales a jugar? — no puedo, estoy castigada are you coming out to play? — I can't, I'm being kept in

¿puedo pasar? may I come in?

¿le puedo hacer una sugerencia? may I make a suggestion?

¿podría irme un poco más temprano hoy? could I leave a little earlier today?

por mí, puedes hacer lo que quieras as far as I'm concerned, you can do whatever you like

no puede comer sal he isn't allowed to eat salt

¿quién te lo dijo, si se puede saber? who told you, may I ask?

¿se puede? — ¡adelante! may I? — come in

aquí no se puede fumar smoking is not allowed here, you can't smoke here

C

(expresando un derecho moral): no podemos hacerle eso we can't do that to her

después de lo que has trabajado, bien puedes tomarte un descanso you're entitled to o you deserve a rest after all the work you've done

es lo menos que puedes hacer it's the least you can do

D

1

(en quejas, reproches): ¿cómo pudiste hacer una cosa así? how could you do such a thing?

¿cómo puedes ser tan ingrato? how can you be so ungrateful?

podías or podrías haberme avisado you could o might have warned me!

2

(en sugerencias): podrías or podías pedírselo tú, a ti siempre te hace caso why don't you ask him? he always listens to you

ya te puedes ir haciendo a la idea you'd better start getting used to the idea

3

(solicitando un favor): ¿puedes bajar un momento? can you come down for a moment?

¿podrías hacerme un favor? could you do me a favor?

¿no puedes irte a jugar a otra parte? can't you go and play somewhere else?

Sentido II (con el verbo principal sobreentendido)

A

1 poder CON algo/algn:

¿tú puedes con todo eso? can you manage all that?

no puedo con esta maleta I can't manage this suitcase

yo no puedo solo con la casa, los niños y la tienda I can't do the housework, look after the children and run the store all on my own, I can't cope with the house, the children and the store all on my own

no pudo con el alemán y lo dejó he couldn't get o come to grips with German and he gave up

¡con este niño no hay quien pueda! this child is just impossible!

podérsela ( Chi fam); to cope, manage

no se la puede con el trabajo he can't cope with the job o manage the job

2

el dinero lo puede todo money talks, you can do anything if you have money

B ( en locuciones):

a más no poder: comió a más no poder he ate until he was fit to burst

gana dinero a más no poder she's making pots of money ( colloq), she's making money hand over fist

es feo a más no poder he's as ugly as they come

corrimos a más no poder we ran for all we were worth o as fast as we could

no poder más: estoy que no puedo más (de cansancio) I'm exhausted

a mí no me des postre que ya no puedo más don't serve me any dessert, I can't eat anything else

ya no puedo más con este niño I'm at the end of my tether with this child

no podía más, y ese estúpido que no salía del cuarto de baño I was desperate o I was bursting to go and that idiot wouldn't come out of the bathroom ( colloq)

ya no puedo más, me está desquiciando I can't go on like this, it's driving me mad

no poder (por) menos que: uno no puede menos que sentirse halagado one can't help feeling flattered

no puedo menos que expresar mi profunda decepción I feel I must say how deeply disappointed I am

no pudo menos que reconocer que teníamos razón she had no alternative but to admit that we were right

C

1 ( fam)

(vencer, ganar): él es más alto pero tú le puedes he's taller than you but you can beat him

tu papá no le puede al mío your dad's not as strong as mine

a gracioso no hay quien le pueda as a comic, there's no-one to beat him o he's unbeatable

2

( Méx fam) (doler): tu desprecio le puede mucho she's very hurt by your disdainful attitude, your disdainful attitude hurts her deeply

nos pudo mucho la muerte de Julio we were greatly saddened o terribly upset by Julio's death

Sentido III

A

(con idea de eventualidad, posibilidad): puede aparecer en cualquier momento he may turn up at any moment

de él se puede esperar cualquier cosa anything's possible with him

no sé dónde lo puedo haber puesto I don't know where I can have put it

no hagas nada que pueda resultar sospechoso don't do anything that might look suspicious

puede haber venido mientras no estábamos he may have come while we were out

hace horas que están reunidos ¿de qué pueden estar hablando? they've been in that meeting for hours, what can they be talking about?

te podrías or podías haber matado you could have killed yourself!

un error así puede costar millones a mistake like that could cost millions

no podía haber estado más amable she couldn't have been kinder

llaman a la puerta — ¿quién podrá ser a estas horas? there's someone at the door — who can o could it be at this time?

podría volver a ocurrir it could happen again

Pilar no pudo haber sido it couldn't have been Pilar

B ( en tercera persona):

¿nos habrá mentido? — no sé, puede ser do you think he lied to us? — I don't know, he may have done o it's possible

no puede ser que no lo sepa he must know

no puede ser que ya haya terminado he can't have finished already

si puede ser or ( Esp) a poder ser preferiría la cuarta fila if possible, I'd prefer row four

me habría gustado verlo pero no pudo ser I would have liked to see him but it wasn't possible o it wasn't to be

puede (ser) que tengas razón you may o could be right

puede (ser) que no nos haya visto he may not have seen us

¿vas a votar para ella? — puede que sí or puede are you going to vote for her? — maybe o I may

¿lo vas a aceptar? — puede que sí, puede que no are you going to accept it? — maybe, maybe not

poder²

masculine

A

1 (control, influencia) power

el poder de la prensa the power of the press

tiene mucho poder en el pueblo he has a great deal of power o influence o he is a very powerful man in the village

la Familia Real no tiene ningún poder the Royal Family has no power

Constantinopla cayó en poder de los turcos Constantinople fell to the Turks

estamos/nos tiene en su poder we are/she has us in her power

2 ( Pol):

el poder power

estar en el poder to be in power

tomar el poder to take o seize power

asumir el poder to assume power

detenta el poder desde hace 20 años ( frml); he has held power for 20 years

lleva cuatro años en el poder he has been in power for four years

toda la vida buscó el poder y la gloria all her life she sought power and fame

el poder en la sombra the power behind the throne

el poder corrompe power corrupts

B

(posesión): la carta está en poder de las autoridades the letter is in the hands of the authorities

hay que evitar que llegue a su poder we have to stop it falling into his hands

obra en su poder la copia del acta ( frml); you have in your possession a copy of the minutes

la solicitud ya pasó a poder de la oficina central the application has already been passed to our head office

C

1

(derecho, atribución): tiene amplios/plenos poderes para investigar el asunto he has wide-ranging powers/full authority to investigate the matter

la entrega or transmisión de poderes the handing over o transmission of power

los poderes de la junta son ilimitados the junta has unlimited powers

los poderes que le han sido conferidos the powers which have been vested in him

la separación de poderes entre la Iglesia y el Estado the division o separation of power between the Church and the State

división

2 ( Der) (documento) letter of authorization; (hecho ante notario) power of attorney

casarse por poder( AmL) or ( Esp) por poderes to get married by proxy

D

1 (capacidad, facultad) power

su poder de convicción or de persuasión her power of persuasion

el poder del amor/de la sugestión the power of love/of suggestion

tiene poderes extrasensoriales he has extrasensory powers

2 (de un motor, aparato) power

Compuestos:

● poder absoluto

masculine absolute power

● poder adquisitivo

masculine (de una divisa, un sueldo) purchasing power, buying power; (de una persona, un grupo) purchasing power, spending power

● poder divino

masculine divine power

● poder ejecutivo

masculine:

el poder ejecutivo the executive

● poderes fácticos

mpl institutions which hold effective control

● poderes notariales

mpl power of attorney

● poderes públicos

mpl:

los poderes públicos the authorities

● poder judicial

masculine:

el poder judicial the judiciary

● poder legislativo

masculine:

el poder legislativo the legislature

* * *

poder 1 ( conjugate poder) v aux
1 ( tener la capacidad o posibilidad de):
◊ puedo ir ahora o mañana I can go now or tomorrow;

no puedo pagar tanto I can't pay that much;
no podía dormir I couldn't sleep;
no va a poder venir he won't be able to come;
no pudo asistir he was unable to o he couldn't attend;
¿pudiste hacerlo sola? were you able to do it on your own?
2
a) ( expresando idea de permiso):

◊ ¿puedo servirme otro? can o may I have another one?;

¿podría irme más temprano hoy? could I leave earlier today?;
puedes hacer lo que quieras you can do whatever you like;
no puede comer sal he isn't allowed to eat salt;
¿se puede? — ¡adelante! may I? — come in;
aquí no se puede fumar smoking is not allowed here
b) ( solicitando un favor):

◊ ¿puedes bajar un momento? can you come down for a moment?;

¿podrías hacerme un favor? could you do me a favor?
3 ( expresando derecho moral):
◊ no podemos hacerle eso we can't do that to her

4 (en quejas, reproches): podías or podrías haberme avisado you could o might have warned me!
( con idea de esfuerzo)
1 poder con algo/algn:
◊ ¿puedes con todo eso? can you manage all that?;

no puedo con este niño I can't cope with this child;
estoy que no puedo más ( cansado) I'm exhausted;

( lleno) I can't eat anything else;
◊ ya no puedo más I can't go on like this

2 (con idea de eventualidad, posibilidad): te podrías or podías haber matado you could have killed yourself!;
◊ no podía haber estado más amable she couldn't have been kinder;

podría volver a ocurrir it could happen again;
no pudo ser it wasn't possible;
puede (ser) que tengas razón you may o could be right;
puede que sí, puede que no maybe, maybe not
3 (Méx) ( doler):
◊ nos pudo mucho la muerte de Julio we were terribly upset by Julio's death

poder 2 sustantivo masculino
1
a) (control, influencia) power;

◊ tiene mucho poder he has a great deal of power;

estamos en su poder we are in her power
b) (Pol)

◊ el poder power;

estar en el poder to be in power;
tomar el poder to take o seize power
2 ( posesión):
◊ la carta está en poder de … the letter is in the hands of …

3
a) (derecho, atribución) power;

◊ tener amplios poderes para hacer algo to have wide-ranging powers to do sth

b) (Der) ( documento) letter of authorization;

( hecho ante notario) power of attorney;
casarse por poder (AmL) or (Esp) por poderes to get married by proxy
4
a) (capacidad, facultad) power;

◊ su poder de convicción her power of persuasion;

poder adquisitivo purchasing power
b) (de motor, aparato) power

poder 1 sustantivo masculino power
Jur por poderes, by proxy
Econ poder adquisitivo, purchasing power
poder 2
I verbo transitivo
1 (tener capacidad) to be able to, can: no puedo evitarlo, I can't help it
podías habernos avisado, you could/ might have warned us
2 (tener derecho o autorización) may, might, can
¿puedo repetir?, may I have a second helping?
no puede tomar carne de cerdo, he can't eat pork
las mujeres ya pueden votar, women can already vote
3 (uso impers) may, might: puede que la vea luego, I might see her later
puede que sí, puede que no, maybe, maybe not
II verbo intransitivo
1 to cope [con, with]: no puedo con todo, I can't cope
2 (vencer, tener más fuerza) to be stronger than
En el presente, can y to be able to son sinónimos. Sin embargo, en el pasado could significa que podías hacer algo, mientras que was o were able to significa que, además de poder hacerlo, lo hiciste: I could tell him the truth. Podía decirle la verdad (no sabemos si lo hice). I was able to tell him the truth. Fui capaz de decirle la verdad (lo hice). En el futuro solo podemos emplear to be able to: I will be able to do it tomorrow. Podré hacerlo mañana.
Para expresar posibilidad puedes usar may, could o might. La diferencia consiste en el grado de probabilidad que sugieren. Recuerda que may se refiere a hechos más probables que might o could: Puede que llueva mañana. It may rain tomorrow (crees que es posible). It might/ could rain tomorrow (crees que la posibilidad es más remota).
' poder' also found in these entries:
Spanish:
absoluta
- absoluto
- abusar
- abuso
- adquisitiva
- adquisitivo
- ámbito
- caber
- CGPJ
- concentrar
- continuismo
- desgaste
- desperdicio
- destronar
- desvelarse
- dominio
- entregar
- erótica
- excedente
- garra
- grabar
- grandeza
- idea
- informal
- judicial
- legislativa
- legislativo
- manifestarse
- mano
- obrar
- parcela
- remediar
- respirar
- sátrapa
- sed
- seducción
- someterse
- sugestión
- usurpar
- ver
- acumular
- anhelar
- ansia
- ansiar
- atribuir
- autoridad
- ávido
- ceder
- clavar
- confiar
English:
able
- abuse
- afford
- anything
- assume
- assumption
- can
- conform
- cope
- encroach
- fold
- form
- foursome
- get
- glad
- greed
- greediness
- greedy
- handle
- hungry
- lust
- make
- manage
- may
- might
- office
- out
- power
- power of attorney
- proxy
- purchasing power
- seize
- seizure
- spending power
- stick
- stranglehold
- take aside
- takeover
- unable
- use
- utmost
- whichever
- zenith
- could
- executive
- height
- helplessly
- judiciary
- lie
- peace

* * *

poder¹ nm

1. [mando, autoridad] power;

la gente con más poder en la organización the most powerful people in the organization;

estar en el poder to be in power;

hacerse con o [m5] tomar el poder to seize power;

perder el poder to lose power;

el poder corrompe power corrupts;

la separación de poderes the separation of powers;

Comp

de poder a poder: un enfrentamiento de poder a poder a heavyweight contest;

el partido se disputó de poder a poder it was a close contest between two excellent sides

Comp
poder absoluto absolute power;
el poder ejecutivo [el gobierno] the executive;

los poderes fácticos the centres of power in society;

el poder judicial [los jueces] the judiciary;

el poder legislativo [las cortes] the legislature;

poderes públicos (public) authorities

2. [posesión, control]
estar en poder de alguien to be in sb's hands;

obra en su poder un documento comprometedor she has in her possession a compromising document;

tienen en su poder a varios rehenes they have taken a number of hostages;

el pueblo cayó en poder del enemigo the town fell to the enemy;

la casa pasó a poder del banco ownership of the house was transferred to the bank

3. [capacidad] power;

un producto con gran poder de limpieza a very powerful cleaning product;

tener poderes (paranormales) to be psychic, to have psychic powers

Comp
poder adquisitivo [de salario] purchasing o buying power; [de persona] disposable income;
poder calorífico calorific value;

poder de convicción persuasive powers;

poder de convocatoria: [m5] tener poder de convocatoria to be a crowd-puller;
Mil poder de disuasión deterrent force; Mil poder disuasorio deterrent force
4. [autorización] power, authorization;
[documento] power of attorney;
dar poderes a alguien para que haga algo to authorize sb to do sth;

tener plenos poderes para hacer algo to be fully authorized to do sth;

por poderes by proxy;

casarse por Esp [m5] poderes o Am [m5] poder to marry by proxy

Comp
poder notarial power of attorney [witnessed by a notary]
poder²

♦ vi

1. [tener facultad, capacidad] can, to be able to;

no puedo decírtelo I can't tell you, I'm unable to tell you;

ahora mismo no podemos atenderle, llame más tarde we can't o we are unable to take your call right now, please call later;

¿puede correrse un poco, por favor? could you move up a bit, please?;

al final pudo salir de allí in the end she managed to get out of there;

¡así no se puede hacer nada! we'll never get anywhere like this!;

de poder ir, sería a partir de las siete if I manage to o can make it, it will be after seven;

en cuanto pueda as soon as possible;

si puedo, te llamaré I'll call you if I get the chance

2. [tener permiso] can, may;

no puedo salir por la noche I'm not allowed to o I can't go out at night;

¿podríamos ir contigo? could we go with you?;

¿podría hablar un momento con usted? could I have a word with you?;

¿se pueden hacer fotos? can we o are we allowed to take photos?;

¿puedo fumar aquí? may o can I smoke here?;

no se puede fumar you're not allowed to smoke;

¿se puede? may I come in?;

¿se puede saber dónde te habías metido? might I know o would you mind telling me where you were?

3. [ser capaz moralmente] can;

no podemos portarnos así con él we can't treat him like that;

¿cómo puedes decir una cosa así? how can you say such a thing?

4. [tener posibilidad, ser posible] may, can;

puede volver de un momento a otro she could come back any moment;

puedo haberlo perdido I may have lost it;

podías haber cogido el tren you could have caught the train;

puede estallar la guerra war could o may break out;

¿dónde puede o [m5] podrá estar? where can it have got to?;

¡habría podido invitarnos!, ¡podría habernos invitado! [expresa enfado] she could o might have invited us!;

ya podemos despedirnos de un aumento de sueldo we can forget our pay Br rise o US raise now

5. [tener fuerza]
poder con [enfermedad, rival] to be able to overcome;
[tarea, problema] to be able to cope with;
¿puedes con todas las bolsas? can you manage all those bags?;

no puedo con este baúl, ¿me ayudas a levantarlo? I can't lift this trunk on my own, can you give me a hand?;

no poder con algo/alguien [no soportar] not to be able to stand sth/sb;

no puedo con la hipocresía I can't stand hypocrisy;

¡contigo no hay quien pueda! you're impossible!

6. Méx [doler] to hurt

7. [en frases]
a o [m5] hasta más no poder as much as can be;

es avaro a más no poder he's as miserly as can be;

llovía a más no poder it was absolutely pouring down;

la pierna me dolía a más no poder you can't imagine how much my leg was hurting;

no poder más [estar cansado] to be too tired to carry on;
[estar harto de comer] to be full (up); [estar enfadado, harto] to have had enough;
no pude por menos que reírme I had to laugh, I couldn't help but laugh;
Fam
¡ya podrás, con una máquina como esa! anyone could do it with a machine like that!;

Comp

no puedo con mi alma I'm ready to drop

♦ v impersonal
[ser posible] may;
puede que llueva it may o might rain;

puede que se haya equivocado she may be wrong;

¿vendrás mañana? – puede will you come tomorrow? – I may do;

puede que sí o puede que no maybe, maybe not;

puede ser perhaps, maybe;

si puede ser, a poder ser if (at all) possible;

lo siento, pero no va a poder ser I'm sorry, but it's not going to be possible;

puede ser que no lo sepa she may not know;

¡no puede ser que sea ya tan tarde! surely it can't be that late already!

♦ vt

1. [ser más fuerte que] to be stronger than;

tú eres más alto, pero yo te puedo you may be taller than me, but I could still beat you up;

mi coche le puede al tuyo my car is faster than yours any day

2. Méx [doler]
me puede mucho que me desprecies it hurts me a lot that you look down on me;

le pudo su derrota, todavía no se repone losing really got to her, she still hasn't got over it

* * *

poder

I v/aux

1 capacidad can, be able to;

no pude hablar con ella I wasn’t able to talk to her

2 permiso can, be allowed to;

¿puedo ir contigo? can o may I come with you?

3 posibilidad may, might;

¡podías habérselo dicho! you could have o you might have told him

II v/i

:

poder con ( sobreponerse a) manage, cope with;

me puede he can beat me;

es franco a más no poder fam he’s as frank as they come fam ;

comimos a más no poder fam we ate to bursting point fam ;

no puedo más I can’t take any more, I’ve had enough;

a poder ser if possible;

puede ser perhaps, maybe;

¡no puede ser! it can’t be!, that can’t be right!;

puede que perhaps, maybe;

puede ser que no lo sepa maybe o perhaps he doesn’t know;

¿se puede? can I come in?, do you mind if I come in?;

no pude menos de insultarle insulting him was the least I could do

III m tb POL power;

en poder de alguien in s.o.’s hands;

plenos poderes pl full authority sg ;

por poderes, L.Am.

por poder JUR by proxy;

los poder es públicos the authorities

* * *

poder {58} v aux

1) : to be able to, can

no puede hablar: he can't speak

2) (expressing possibility) : might, may

puede llover: it may rain at any moment

¿cómo puede ser?: how can that be?

3) (expressing permission) : can, may

¿puedo ir a la fiesta?: can I go to the party?

¿se puede?: may I come in?

poder vi

1) : to beat, to defeat

cree que le puede a cualquiera: he thinks he can beat anyone

2) : to be possible

¿crees que vendrán? - puede (que sí): do you think they'll come? - maybe

3)

poder con : to cope with, to manage

¡no puedo con estos niños!: I can't handle these children!

4)

no poder más : to have had enough

no puede más: she can't take anymore

5)

no poder menos que : to not be able to help

no pudo menos que asombrarse: she couldn't help but be amazed

poder nm

1) : control, power

poder adquisitivo: purchasing power

2) : authority

el poder legislativo: the legislature

3) : possession

está en mi poder: it's in my hands

4) : strength, force

poder militar: military might

* * *

poder¹ n (en general) power

tiene mucho poder he has a lot of power

subir al poder to come to power

poder² vb

1. (capacidad, posibilidad) can / could / to be able to

no puedo dormir I can't sleep

¿puedo echarte una mano? can I give you a hand?

no podía vivir sin ella he couldn't live without her

¿qué podemos comprarle? what can we buy her?

¿cuándo podrás venir? when will you be able to come?

Recuerda que can es presente, could es pasado o condicional y be able to es para los demás tiempos

2. (permiso) can / may

¿puedo hablar con el jefe? can I speak to the boss?

¿se puede pasar? can I come in?

aquí no se puede fumar you can't smoke here

3. (probabilidad) may / could / might

puede que llueva it might rain

puede que venga, puede que no he might come, he might not

no puede ser that's impossible

podría ocurrir aquí it could happen here

poder con to manage / to cope with

no puedo con la maleta I can't manage the suitcase

no puedo con él I can't cope with him

no poder más (cansado) to be exhausted (lleno) to be full up

Spanish-English dictionary > poder

12 fahren

das Fahren

driving

* * *
fah|ren ['faːrən] pret fuhr [fuːɐ] ptp gefahren [gə'faːrən]
1. INTRANSITIVES VERB

1) = sich fortbewegen (aux sein) (Fahrzeug, Fahrgast) to go; (Autofahrer) to drive; (Zweiradfahrer) to ride; (Schiff) to sail; (Kran, Kamera, Rolltreppe etc) to move

mit dem Auto fahren — to go by car

mit dem Zug fahren — to go by train or rail

mit dem Rad fahren — to cycle, to go by bike

mit dem Motorrad/Taxi fahren — to go by motorbike/taxi

mit dem Bus fahren — to go by bus, to ride the bus (US)

mit dem Aufzug fahren — to take the lift, to ride or take the elevator (US)

ich fuhr mit dem Fahrrad/Auto in die Stadt — I cycled/drove into town, I went into town on my bike/in the car

möchtest du lieber mit dem Fahrrad oder mit dem Auto fahren? — would you rather go by bike or by car?

wir sind mit dem Auto gekommen, und meine Frau ist gefahren — we came by car and my wife drove

wollen wir fahren oder zu Fuß gehen? — shall we go by car or walk?

links/rechts fahren — to drive on the left/right

wie lange fährt man von hier nach Basel? — how long does it take to get to Basle from here?

ich fahre mit dem Auto nach Schweden — I'm taking the car to Sweden, I'm going to Sweden by car

mein Chor fährt nächstes Jahr wieder nach Schottland — next year my choir is going to Scotland again

wie fährt man von hier zum Bahnhof? — how do you get to the station from here?

wie fährt man am schnellsten zum Bahnhof? — what is the quickest way to the station?

ich fahre lieber in der Stadt — I prefer driving or to drive in town

zweiter Klasse fahren — to travel or go second class

per Anhalter or Autostopp fahren — to hitch(hike)

gegen einen Baum fahren — to drive or go into a tree

über den See fahren — to cross the lake

die Lok fährt elektrisch/mit Dampf — the engine is powered by electricity/is steam-driven

der Wagen fährt sehr ruhig — the car is very quiet

gen Himmel fahren (liter) — to ascend into heaven

zur Hölle fahren (liter) — to descend into hell

fahr zur Hölle or zum Teufel! (old) — the devil take you! (old)

2) = losfahren (aux sein) (Verkehrsmittel, Fahrer, Mitfahrer) to go, to leave

wann fährt der nächste Bus nach Bamberg? — when does the next bus to Bamberg go or leave?

wann fährst du morgen nach Glasgow? fährst du früh? — when are you leaving for Glasgow tomorrow? are you leaving early in the morning?

einen fahren lassen (inf) — to let off (inf)

3)

= verkehren (aux sein) es fahren täglich zwei Fähren — there are two ferries a day

fahren da keine Züge? — don't any trains go there?

fahren Sie bis Walterplatz? — do you go as far as Walterplatz?

der Bus fährt alle fünf Minuten — there's a bus every five minutes

4)

= rasen, schießen (aux sein) es fuhr ihm durch den Kopf, dass... — the thought flashed through his mind that...

was ist ( denn) in dich gefahren? — what's got into you?

in die Kleider fahren — to throw on one's clothes

ich bin hastig in die Kleider gefahren — I hastily pulled on my clothes

der Blitz fuhr in die Eiche — the lightning struck the oak

die Katze fuhr ihm ins Gesicht — the cat leapt or sprang at his face

der Hexenschuss fuhr ihm durch den Rücken — a twinge of lumbago shot up his back

5)

= zurechtkommen (aux sein) (mit jdm) gut fahren — to get on well (with sb)

mit etw gut fahren — to be OK with sth (inf)

mit ihm sind wir gut/schlecht gefahren — we made a good/bad choice when we picked him

mit diesem teuren Modell fahren Sie immer gut — you'll always be OK with this expensive model (inf)

mit der Billigreise nach Tunesien sind wir schlecht gefahren — the cheap trip to Tunisia turned out badly

(bei etw) gut/schlecht fahren — to do well/badly (with sth)

du fährst besser, wenn... — you would do better if...

6)

= streichen (aux sein or haben) er fuhr mit der Hand/einem Tuch über den Tisch — he ran his hand/a cloth over the table

ihre Hand fuhr sanft über sein Haar — she gently ran her hand over his hair

jdm/sich durchs Haar fahren — to run one's fingers through sb's/one's hair

mit der Hand über die Stirn fahren — to pass one's hand over one's brow

7) FILM (aux haben) (= eine Kamerafahrt machen) to track

die Kamera fuhr auf seine Hand — the camera tracked to his hand

2. TRANSITIVES VERB

1) = lenken (aux haben) Auto, Bus, Zug etc to drive; Fahrrad, Motorrad to ride

schrottreif or zu Schrott fahren (durch Unfall) — to write off; (durch Verschleiß) to drive into the ground

2) = benutzen: Straße, Strecke etc (aux sein) to take

welche Strecke fährt die Linie 59? — which way does the number 59 go?

einen Umweg fahren — to go a long way round, to go out of one's way

wir sind die Umleitung gefahren — we followed the diversion or detour

ich fahre lieber Autobahn — I prefer (driving on) motorways (Brit) or freeways (US)

diesen steilen Berg musst du im ersten Gang fahren — you have to go up or take this steep hill in first gear

eine so gebirgige Strecke darfst du im Winter nicht ohne Schneeketten fahren — you shouldn't drive such a mountainous route in winter without snow chains

3) = benutzen: Kraftstoff etc (aux haben) to use; Reifen to drive on

4) = befördern (aux haben) to take; (= hierherfahren) to bring; Personen to drive, to take

Kinder in die Schule fahren — to take children to school

jemanden ins Krankenhaus fahren — to take sb to hospital

die Spedition fährt Fisch von der Nordsee nach Nürnberg — the haulage firm transports or takes fish from the North Sea to Nuremberg

wer hat Sie hierher ins Krankenhaus gefahren? — who brought you to the hospital?

ich fahre dich nach Hause — I'll take or drive you home

jdn in den Tod fahren (geh) — to kill sb

5) Geschwindigkeit (aux sein) to do

er fuhr über 80 km/h — he did over 80 km/h, he drove at over 80 km/h

in der Stadt darf man nur Tempo 50 fahren — in town the speed limit is 50 km/h

6) SPORT (aux haben or sein) Rennen to take part in; Runde etc to do; Zeit, Rekord etc to clock up

7) TECH (aux haben) (= steuern, betreiben) to run; (= senden) to broadcast; (= durchführen) Überstunden to do, to work; Angriff to launch

ein Experiment fahren — to run an experiment

einen Versuch fahren — to run a test

eine Sonderschicht fahren — to put on an extra shift

Überstunden fahren — to do overtime

eine Aufnahme fahren — to do a shot

einen harten Kurs fahren (fig) — to take a hard line

3. REFLEXIVES VERB

diams; sich gut fahren mit diesem Wagen fährt es sich gut — it's good driving this car

bei solchem Wetter/auf dieser Straße fährt es sich gut — it's good driving in that kind of weather/on this road

der neue Wagen fährt sich gut —

mit dem neuen Belag fährt sich die Straße gut — the road is good to drive on since it's been resurfaced

* * *

1) (to control or guide (a car etc): Do you want to drive (the car), or shall I?) drive

2) (to take, bring etc in a car: My mother is driving me to the airport.) drive

3) (to travel by car: We motored down to my mother's house at the weekend.) motor

4) (to sail in a particular direction: We put out to sea; The ship put into harbour for repairs.) put

5) (to travel in a car etc: We were rolling along merrily when a tyre burst.) roll

6) (to travel or be carried (in a car, train etc or on a bicycle, horse etc): He rides to work every day on an old bicycle; The horsemen rode past.) ride

7) (to (be able to) ride on and control (a horse, bicycle etc): Can you ride a bicycle?) ride

8) (to move smoothly: Trains run on rails.) run

9) (to drive (someone); to give (someone) a lift: He ran me to the station.) run

10) (to go from place to place; to journey: I travelled to Scotland by train; He has to travel a long way to school.) travel

* * *

fah·ren

[ˈfa:rən]

I. INTRANSITIVES VERB

1.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (sich fortbewegen: als Fahrgast) to go

mit dem Bus/der Straßenbahn/dem Taxi/dem Zug \fahren to go by bus/tram/taxi/train

erster/zweiter Klasse \fahren to travel [or go] first/second class; (als Fahrer) to drive

zur Arbeit \fahren to drive to work; (mit dem Fahrrad) to cycle to work

mit dem Auto \fahren to drive, to go by car

mit dem [Fahr]rad/Motorrad fahren to cycle/motorcycle, to go by bike/motorcycle

links/rechts \fahren to drive on the left/right

gegen einen Baum/eine Wand \fahren to drive [or go] into a tree/wall

wie fährt man von hier am besten zum Bahnhof? what's the best way to the station from here?

wer fährt? who's driving?

\fahren Sie nach Heidelberg/zum Flughafen? are you going to Heidelberg/to the airport?

\fahren wir oder laufen wir? shall we go by car/bus etc. or walk?

wie lange fährt man von hier nach München? how long does it take to get to Munich from here?; (auf Karussell, Achterbahn)

ich will nochmal \fahren! I want to have another ride!

fahr doch bitte langsamer! please slow down!

sie fährt gut she's a good driver

ich fahre lieber auf der Autobahn I prefer to drive on the motorway

mein Auto fährt nicht my car won't go

heutzutage \fahren alle Bahnen elektrisch all railways are electrified these days

die Rolltreppe fährt bis in den obersten Stock the escalator goes up to the top floor; s.a. Teufel

2.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (losfahren) to go, to leave

wir \fahren in 5 Minuten we'll be going [or leaving] in 5 minutes

wann fährst du morgen früh? when are you leaving tomorrow morning?

3.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (verkehren) to run

wann fährt der nächste Zug nach Berlin? when is the next train to Berlin?

der nächste Bus fährt [erst] in 20 Minuten the next bus [only] leaves in twenty minutes

die Bahn fährt alle 20 Minuten the train runs [or goes] every 20 minutes

von Lübeck nach Travemünde \fahren täglich drei Busse there are three busses a day from Lübeck to Travemünde

diese Fähre fährt zwischen Ostende und Dover this ferry runs between Ostend and Dover

auf der Strecke Berlin-Bremen fährt ein ICE a high speed train runs between Berlin and Bremen

dieser Bus fährt nur bis Hegelplatz this bus only goes as far as Hegelplatz

der Intercity 501 fährt heute nur bis Köln the intercity 501 will only run as far as Cologne today

4.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (reisen)

in [den] Urlaub \fahren to go on holiday

ins Wochenende \fahren to leave for the weekend; (tatsächlich wegfahren) to go away for the weekend

fährst du mit dem Auto nach Italien? are you taking the car to Italy?, are you going to Italy by car?

fahrt ihr nächstes Jahr wieder nach Norwegen? are you going to Norway again next year?

5.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (bestimmtes Fahrverhalten haben)

dieser Wagen fährt sehr schnell this car can go very fast, this car is a real goer fam

das Auto hier fährt sehr ruhig this car is a very quiet runner

6.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (blitzschnell bewegen)

aus dem Bett \fahren to leap out of bed

in die Höhe \fahren to jump up with a start

jdm an die Kehle fahren Hund to leap at sb's throat

in die Kleider \fahren to dress hastily

aus dem Schlaf \fahren to wake with a start

blitzartig fuhr es ihm durch den Kopf, dass... the thought suddenly flashed through his mind that...

diese Idee fuhr mir durch den Kopf, als ich die Bilder sah that idea came to me when I saw the pictures

der Schreck fuhr ihr durch alle Glieder the shock made her tremble all over

was ist denn in dich gefahren? what's got into you?

es fuhr mir in den Rücken suddenly I felt a stabbing pain in my back

der Blitz fuhr in den Baum the lightning struck the tree; s.a. Mund, Haut

7.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein o haben (streichen, wischen)

sich dat mit der Hand über die Stirn \fahren to pass one's hand over one's brow

sie fuhr mit dem Tuch über den Tisch she ran the cloth over the table

sie fuhr sich mit der Hand durchs Haar she run her fingers through her hair

8.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (zurechtkommen)

[mit etw dat] gut/schlecht \fahren to do well/badly [with sth]

mit dieser Methode sind wir immer gut gefahren this method has always worked well for us

mit jdm gut \fahren to get on all right with sb, to fare well with sb

mit jdm schlecht \fahren to not fare [or get on] very well with sb

mit ihr sind wir ganz schlecht gefahren she was a total loser

II. TRANSITIVES VERB

1.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: haben (lenken)

▪ etw \fahren to drive sth

ein Auto \fahren to drive a car

ein Fahrrad/Motorrad \fahren to ride a bicycle/motorbike

wer von Ihnen hat das Auto gefahren? who drove?

sie fährt einen roten Jaguar she drives a red Jaguar

2.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (sich mit etw fortbewegen)

▪ etw \fahren to drive sth

Auto \fahren to drive [a car]

Bus \fahren to ride on a bus

Fahrrad/Motorrad \fahren to ride a bicycle/motorbike

Schlitten \fahren to go tobogganing

Schlittschuh fahren to skate

Ski \fahren to ski

Zug \fahren to go on a train

3.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: haben (verwenden)

▪ etw \fahren Kraftstoff to use sth

ich fahre nur Diesel I only use diesel

fährst du noch immer Sommerreifen? are you still using [or driving on] normal tyres

4.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: haben (befördern, mitnehmen)

▪ jdn \fahren to take [or drive] sb

jdn ins Krankenhaus \fahren to take sb to hospital

ich fahre noch schnell die Kinder in die Schule I'll just take the kids to school

ich fahr' dich nach Hause I'll take [or drive] you home, I'll give you a lift home

▪ etw \fahren Sand, Mist, Waren to take [or transport] sth

5.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (eine Strecke zurücklegen)

Autobahn \fahren to drive on a motorway BRIT [or AM freeway]

eine Umleitung \fahren to follow a diversion

einen Umweg \fahren to make a detour

der 84er fährt jetzt eine andere Strecke the 84 takes a different route now

diese Strecke darf man nur mit Schneeketten \fahren you need snow chains to drive on this route

6.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein (mit bestimmter Geschwindigkeit)

90 km/h \fahren to be doing 90 km/h

hier darf man nur 30 km/h \fahren the speed limit here is 30 km/h

dieser Wagen hier fährt 240 km/h this car will do 240 km/h

was/wie viel fährt der Wagen denn Spitze? what's the car's top speed?

7.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: sein o haben SPORT

ein Rennen \fahren to take part in a race

die beste Zeit \fahren to do [or clock] the best time

mit nur 4 Stunden fuhr er Bestzeit his time of only four hours was the best

die Rennfahrerin fuhr einen neuen Weltrekord the racing driver set a new world record

die Wagen \fahren jetzt die achte Runde the cars are now on the eighth lap

8.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: haben TECH

▪ etw \fahren to operate sth

einen Hochofen \fahren to control a blast furnace

9.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: haben (fachspr sl: ablaufen lassen)

ein Angebot/Sortiment nach oben/unten \fahren to increase/reduce an offer/a product range

die Produktion mit 50 % \fahren to run production at 50%

die Produktion nach oben/unten \fahren to step up/cut down production

ein neues Programm \fahren to start [or launch] a new programme [or AM -gram

10.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: haben (sl: arbeiten)

eine Sonderschicht in der Fabrik \fahren to put on an extra shift at the factory

Überstunden \fahren to do overtime

11.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: haben RADIO

▪ etw \fahren to broadcast sth

12.

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: haben (kaputt machen)

eine Beule in etw akk \fahren to dent sth

13.

▶ einen harten Kurs \fahren to take a hard line

▶ einen \fahren lassen (fam) to let [one] off fam

III. REFLEXIVES VERB

<fährt, fuhr, gefahren>

Hilfsverb: haben

▪ etw fährt sich akk ...:

dieser Wagen/dieses Fahrrad fährt sich gut [o mit diesem Wagen/Fahrrad fährt es sich gut] it's nice to drive this car/to ride this bicycle

bei solch einem Wetter fährt es sich herrlich it's wonderful to drive in that kind of weather

mit einer Servolenkung fährt es sich viel leichter it's much easier to drive with power steering

* * *
1.
unregelmäßiges intransitives Verb; mit sein

1) (als Fahrzeuglenker) drive; (mit dem Fahrrad, Motorrad usw.) ride

mit dem Auto fahren — drive; (herfahren auch) come by car; (hinfahren auch) go by car

mit dem Fahrrad/Motorrad fahren — cycle/motorcycle; come/go by bicycle/motorcycle

mit 80 km/h fahren — drive/ride at 80 k.p.h.

links/rechts fahren — drive on the left/right; (abbiegen) bear or turn left/right

langsam fahren — drive/ride slowly

gegen etwas fahren — go into something

2) (mit dem Auto usw. als Mitfahrer; mit öffentlichen Verkehrsmitteln usw./als Fahrgast) go ( mit by); (mit dem Aufzug/der Rolltreppe/der Seilbahn/dem Skilift) take the lift (Brit.) or (Amer.) elevator/escalator/cable-car/ski lift; (mit der Achterbahn, dem Karussell usw.) ride (auf + Dat. on); (per Anhalter) hitch-hike

erster/zweiter Klasse/zum halben Preis fahren — travel or go first/second class/at half-price

ich fahre nicht gern [im] Auto/Bus — I don't like travelling in cars/buses

fährst du mit mir? — are you coming with me?

3) (reisen) go

in Urlaub fahren — go on holiday

4) (losfahren) go; leave

5) < motor vehicle, train, lift, cable-car> go; < ship> sail

mein Auto fährt nicht — my car won't go

der Aufzug fährt heute nicht — the lift (Brit.) or (Amer.) elevator is out of service today

6) (verkehren) run

der Bus fährt alle fünf Minuten/bis Goetheplatz — the bus runs or goes every five minutes/goes to Goetheplatz

von München nach Passau fährt ein D-Zug — there's a fast train from Munich to Passau

7) (betrieben werden)

mit Diesel/Benzin fahren — run on diesel/petrol (Brit.) or (Amer.) gasoline

mit Dampf/Atomkraft fahren — be steam-powered/atomicpowered

8) (schnelle Bewegungen ausführen)

in die Kleider fahren — leap into one's clothes

in die Höhe fahren — jump up [with a start]

der Blitz ist in einen Baum gefahren — the lightning struck a tree

jemandem an die Kehle fahren — leap at somebody's throat

sich (Dat.) mit der Hand durchs Haar fahren — run one's fingers through one's hair

was ist denn in dich gefahren? — (fig.) what's got into you?

der Schreck fuhr ihm in die Glieder — (fig.) the shock went right through him

jemandem über den Mund fahren — (fig.) shut somebody up

aus der Haut fahren — (ugs.) blow one's top (coll.)

etwas fahren lassen — (loslassen) let something go; (fig.): (aufgeben) abandon something

9) (Erfahrungen machen)

gut/schlecht mit jemandem/einer Sache fahren — get on well/badly with somebody/something
2.
unregelmäßiges transitives Verb

1) (fortbewegen) drive <car, lorry, train, etc.>; ride <bicycle, motorcycle>

ein Boot fahren — sail a boat

Auto/Motorrad/Roller fahren — drive [a car]/ride a motorcycle/scooter

Bahn/Bus usw. fahren: go by train/bus — etc.

Kahn od. Boot/Kanu fahren — go boating/canoeing

Ski fahren — ski

Schlitten fahren — toboggan

Rollschuh fahren — [roller-]skate

Schlittschuh fahren — [ice-]skate

Aufzug/Rolltreppe fahren — take the lift (Brit.) or (Amer.) elevator/use the escalator

Sessellift fahren — ride in a/the chairlift

U-Bahn fahren — ride on the underground (Brit.) or (Amer.) subway

Karusell fahren — ride on the merry-go-round

2) mit sein ([als Strecke] zurücklegen) drive; (mit dem Motorrad, Fahrrad) ride; take < curve>

einen Umweg/eine Umleitung fahren — make a detour/follow a diversion

der Zug fährt jetzt eine andere Strecke — the train takes a different route now

3) (befördern) drive, take < person>; take < thing>; < vehicle> take; <ship, lorry, etc.> carry < goods>; (zum Sprecher) drive, bring < person>; bring < thing>; < vehicle> bring

4) mit sein

80 km/h fahren — do 80 k.p.h.

hier muss man 50 km/h fahren — you've got to keep to 50 k.p.h. here

5) meist mit sein

ein Rennen fahren — take part in a race

6) meist mit sein

einen Rekord fahren — set a record

1:23:45/eine gute Zeit fahren — do or clock 1.23.45/a good time

7)

ein Auto schrottreif fahren — write off a car; (durch lange Beanspruchung) run or drive a car into the ground

eine Beule in den Kotflügel fahren — dent the wing

8) (als Treibstoff benutzen) use < diesel, regular>
3.
unregelmäßiges reflexives Verb

1)

sich gut fahren — < car> handle well, be easy to drive

2) unpers

in dem Wagen/mit dem Zug fährt es sich bequem — the car gives a comfortable ride/it is comfortable travelling by train

* * *

fahren; fährt, fuhr, gefahren

A. v/i (ist)

1. Person: (auch reisen) go (

mit by); längere Strecke: travel (by); auf Schiff: sail;

mit dem Aufzug/Bus etc

fahren auch take the lift (US elevator)/a ( oder the) bus etc;

ich fahre öffentlich (mit öffentlichen Verkehrsmitteln) I use ( oder go by) public transport (US transportation);

fahr rechts (bleib rechts) keep to the right; (bieg rechts ab) turn right;

an den Straßenrand fahren pull over to the side of the road;

nach Köln fährt man sieben Stunden mit dem Auto: it’s a seven-hour drive to Cologne; mit dem Zug: it’s a seven-hour train journey to Cologne, it’s seven hours on the train to Cologne;

langsamer/schneller fahren slow down/accelerate;

über einen Fluss/Platz etc

fahren cross a river/square etc;

ich will noch mal fahren auf Karussell etc: I want another ride

2. (abfahren) leave, go;

wir fahren in fünf Minuten we’re leaving in five minutes

3. (in Fahrt sein) be moving; → fahrend B 1

4. selbst lenkend: drive; auf Fahrrad, Motorrad: ride;

sie fährt gut/schlecht she’s a good/bad driver

5. (verkehren) run;

das Boot/der Zug fährt zweimal am Tag the boat/train goes twice a day, there are two sailings/two trains a day

6. AUTO etc (funktionieren) go, run;

das Auto fährt nicht (ist kaputt)

/fährt wieder (ist repariert) the car isn’t going ( oder won’t go)/is going again;

das Auto fährt ruhig the car is quiet(-running);

mit Benzin/Diesel fahren Fahrzeug: run on petrol (US gas)/diesel; Person: have a petrol-(US gas)/diesel-engine car;

elektrisch oder

mit Strom fahren be driven by electric power;

mit Dampf fahren be steam-driven

7.

mit der Hand etc

durch/über etwas (akk)

fahren run one’s hand etc through/over sth

8.

in etwas (akk)

fahren Kugel, Messer etc: go into sth; Blitz: hit ( oder strike) sth;

in die Kleider fahren slip into ( oder slip on) one’s clothes;

aus dem Bett/in die Höhe fahren jump ( oder leap) out of bed/in the air;

der Hund fuhr ihm an die Kehle the dog leapt at his throat; → Himmel, Hölle etc

9.

etwas fahren lassen (loslassen) let go of sth;

alle Hoffnung etc

fahren lassen fig give up ( oder abandon) all hope;

einen fahren lassen umg let one go, fart vulg

10. BERGB:

in die Grube/aus der Grube fahren go down the pit/coe up out of the pit

11. fig:

gut/schlecht mit oder

bei etwas fahren do well/badly out of sth;

er ist sehr gut/schlecht damit gefahren he did very well/badly out of it;

was ist nur in ihn gefahren? what’s got into him?;

mir fuhr der Gedanke durch den Kopf, dass … it suddenly occurred to me that …;

der Schreck fuhr ihm in die Glieder he froze with terror; → Haut, Mund etc

B. v/t

1. (hat) (lenken, besitzen) drive; (Fahrrad, Motorrad) ride;

er hat das Auto gegen den Zaun gefahren he drove the car into the fence;

ein Auto zu Schrott fahren drive a car into the ground; bei einem Unfall: write a car off, US total a car;

ein Schiff auf Grund fahren run a ship aground;

jemanden über den Haufen fahren umg knock sb down, run sb over

2. (hat) (befördern) take, drive; (Güter) auch transport; → spazieren

3. (ist) (Aufzug, Skilift) ride in; (Karussell, U-Bahn etc) ride on; (Segelboot) sail; (Ruderboot) row;

Boot fahren go boating;

Rad fahren cycle;

Roller fahren scooter; (Motorroller) ride a scooter;

Rollschuh fahren roller-skate;

Schlittschuh fahren skate;

Schlitten fahren (rodeln) toboggan; (Pferdeschlitten) ride in a sledge (US sleigh);

Ski fahren ski

4. (hat oder ist) (Strecke) cover, travel; (Kurve, anderen Weg etc) take; (Umleitung) follow; (Rennen) take part in;

einen Umweg fahren make a detour;

sie fuhren eine andere Strecke they took a different route;

Kurven fahren weave about (US back and forth);

Slalom fahren do a slalom

5. (hat oder ist) (Zeit) record, clock; (Rekord) set;

wir fuhren gerade 100 km/h, als … we were doing 62 mph when …;

das Auto fährt 200 km/h (leistet) the car will do ( oder can reach) 124 mph

6. (hat) (Normal, Super) use, run on

7. TECH (Hochofen) operate; IT (Programm) run

8. (Sonderschicht) work

C. v/r (hat):

dieser Wagen fährt sich gut this car is pleasant to drive ( oder handles well); unpers:

auf dieser Straße fährt es sich gut this is a good road to drive on

* * *
1.
unregelmäßiges intransitives Verb; mit sein

1) (als Fahrzeuglenker) drive; (mit dem Fahrrad, Motorrad usw.) ride

mit dem Auto fahren — drive; (herfahren auch) come by car; (hinfahren auch) go by car

mit dem Fahrrad/Motorrad fahren — cycle/motorcycle; come/go by bicycle/motorcycle

mit 80 km/h fahren — drive/ride at 80 k.p.h.

links/rechts fahren — drive on the left/right; (abbiegen) bear or turn left/right

langsam fahren — drive/ride slowly

gegen etwas fahren — go into something

2) (mit dem Auto usw. als Mitfahrer; mit öffentlichen Verkehrsmitteln usw./als Fahrgast) go ( mit by); (mit dem Aufzug/der Rolltreppe/der Seilbahn/dem Skilift) take the lift (Brit.) or (Amer.) elevator/escalator/cable-car/ski lift; (mit der Achterbahn, dem Karussell usw.) ride (auf + Dat. on); (per Anhalter) hitch-hike

erster/zweiter Klasse/zum halben Preis fahren — travel or go first/second class/at half-price

ich fahre nicht gern [im] Auto/Bus — I don't like travelling in cars/buses

fährst du mit mir? — are you coming with me?

3) (reisen) go

in Urlaub fahren — go on holiday

4) (losfahren) go; leave

5) <motor vehicle, train, lift, cable-car> go; < ship> sail

mein Auto fährt nicht — my car won't go

der Aufzug fährt heute nicht — the lift (Brit.) or (Amer.) elevator is out of service today

6) (verkehren) run

der Bus fährt alle fünf Minuten/bis Goetheplatz — the bus runs or goes every five minutes/goes to Goetheplatz

von München nach Passau fährt ein D-Zug — there's a fast train from Munich to Passau

7) (betrieben werden)

mit Diesel/Benzin fahren — run on diesel/petrol (Brit.) or (Amer.) gasoline

mit Dampf/Atomkraft fahren — be steam-powered/atomicpowered

8) (schnelle Bewegungen ausführen)

in die Kleider fahren — leap into one's clothes

in die Höhe fahren — jump up [with a start]

der Blitz ist in einen Baum gefahren — the lightning struck a tree

jemandem an die Kehle fahren — leap at somebody's throat

sich (Dat.) mit der Hand durchs Haar fahren — run one's fingers through one's hair

was ist denn in dich gefahren? — (fig.) what's got into you?

der Schreck fuhr ihm in die Glieder — (fig.) the shock went right through him

jemandem über den Mund fahren — (fig.) shut somebody up

aus der Haut fahren — (ugs.) blow one's top (coll.)

etwas fahren lassen — (loslassen) let something go; (fig.): (aufgeben) abandon something

9) (Erfahrungen machen)

gut/schlecht mit jemandem/einer Sache fahren — get on well/badly with somebody/something
2.
unregelmäßiges transitives Verb

1) (fortbewegen) drive <car, lorry, train, etc.>; ride <bicycle, motorcycle>

ein Boot fahren — sail a boat

Auto/Motorrad/Roller fahren — drive [a car]/ride a motorcycle/scooter

Bahn/Bus usw. fahren: go by train/bus — etc.

Kahn od. Boot/Kanu fahren — go boating/canoeing

Ski fahren — ski

Schlitten fahren — toboggan

Rollschuh fahren — [roller-]skate

Schlittschuh fahren — [ice-]skate

Aufzug/Rolltreppe fahren — take the lift (Brit.) or (Amer.) elevator/use the escalator

Sessellift fahren — ride in a/the chairlift

U-Bahn fahren — ride on the underground (Brit.) or (Amer.) subway

Karusell fahren — ride on the merry-go-round

2) mit sein ([als Strecke] zurücklegen) drive; (mit dem Motorrad, Fahrrad) ride; take < curve>

einen Umweg/eine Umleitung fahren — make a detour/follow a diversion

der Zug fährt jetzt eine andere Strecke — the train takes a different route now

3) (befördern) drive, take < person>; take < thing>; < vehicle> take; <ship, lorry, etc.> carry < goods>; (zum Sprecher) drive, bring < person>; bring < thing>; < vehicle> bring

4) mit sein

80 km/h fahren — do 80 k.p.h.

hier muss man 50 km/h fahren — you've got to keep to 50 k.p.h. here

5) meist mit sein

ein Rennen fahren — take part in a race

6) meist mit sein

einen Rekord fahren — set a record

1:23:45/eine gute Zeit fahren — do or clock 1.23.45/a good time

7)

ein Auto schrottreif fahren — write off a car; (durch lange Beanspruchung) run or drive a car into the ground

eine Beule in den Kotflügel fahren — dent the wing

8) (als Treibstoff benutzen) use <diesel, regular>
3.
unregelmäßiges reflexives Verb

1)

sich gut fahren — < car> handle well, be easy to drive

2) unpers

in dem Wagen/mit dem Zug fährt es sich bequem — the car gives a comfortable ride/it is comfortable travelling by train

* * *

v.

(§ p.,pp.: fuhr, ist/hat gefahren)

= to drive v.

(§ p.,p.p.: drove, driven)

to navigate v.

to ply between expr.

to ride v.

(§ p.,p.p.: rode, ridden)

Deutsch-Englisch Wörterbuch > fahren

13 übertragen

n; -s, kein Pl.; EDV transfer; blockweises Übertragen EDV transfer in blocks

* * *

(Bedeutung) figurative (Adj.);

(Blut) to transfuse ( Verb);

(Recht) to devolve ( Verb); to commit ( Verb); to confer ( Verb); to transfer ( Verb); to make over ( Verb); to convey ( Verb);

(Rundfunk) to relay ( Verb); to transmit ( Verb); to broadcast ( Verb);

(Stenogramm) to transcribe ( Verb);

(Text) to translate ( Verb);

(Übertrag) to carry ( Verb)

* * *
über|tra|gen I [yːbɐ'traːgn] ptp übertragen insep irreg
1. vt

1) (= an eine andere Stelle bringen, an jdn übergeben) to transfer (AUCH JUR, PSYCH, COMPUT); Krankheit to pass on (
auf +acc to), to transmit ( auf +acc to); (TECH) Bewegung, Kraft to transmit
2) (= an eine andere Stelle schreiben) to transfer; (= kopieren) to copy (out); (= transkribieren) to transcribe

3) (TV, RAD) to broadcast, to transmit

etw im Fernsehen übertrágen — to televise sth, to broadcast sth on television

via or durch Satelliten übertrágen werden — to be broadcast or sent by satellite

4) (= übersetzen) Text to render (
in +acc into)
einen Roman aus dem Englischen ins Deutsche übertrágen — to render or translate an English novel into German

... aus dem Englischen übertrágen von... —... translated from the English by...

5) (= anwenden) Methode, Maßstab to apply (
auf +acc to)
6)

etw auf Band übertrágen — to tape sth, to record sth (on tape)

eine CD auf Kassette übertrágen — to tape a CD

7) (= verleihen) Auszeichnung, Würde to confer (jdm on sb); Vollmacht, Verantwortung, Amt to give (jdm sb)

8) (= auftragen) Aufgabe, Mission to assign (jdm to sb)

2. vr
(Eigenschaft, Krankheit etc) to be passed on or communicated or transmitted ( auf +acc to); (TECH) to be transmitted ( auf +acc to); (Heiterkeit etc) to communicate itself, to spread ( auf +acc to)
seine Fröhlichkeit hat sich auf uns übertrágen — we were infected by his happiness
II [yːbɐ'traːgn]
1. adj

1) (Bedeutung etc) figurative

2) (Aus) worn; (= gebraucht) second-hand, used

2. adv
(= figurativ) figuratively
* * *

1) (to give to someone as his share or duty: They assigned the task to us.) assign

2) (to receive and pass on (news, a message, a television programme etc).) relay

3) (to add on (a number from one column of figures to the next): I forgot to carry the 2 forward.) carry forward

4) carry

5) (to give (a piece of work, power etc) to someone else: He delegates a great deal of work to his assistant.) delegate

6) (to hand over (a task etc) to someone else to do for one.) depute

7) (to give to another person, especially legally: I intend to transfer the property to my son.) transfer

* * *

über·tra·gen *¹

[y:bɐˈtra:gn̩]

irreg

I. vt

1. (senden)

▪ etw \übertragen to broadcast sth

2. (geh: übersetzen)

▪ etw \übertragen to translate sth

etw wortwörtlich \übertragen to translate sth word for word, to do a literal translation of sth

▪ etw aus etw dat \übertragen to translate [or form render] sth from sth

▪ etw in etw akk \übertragen to translate [or form render] sth into sth

3. (infizieren)

▪ etw [auf jdn] \übertragen to communicate [or form pass on sep] sth [to sb]

▪ etw wird von jdm/dem Tier auf jdn/das Tier \übertragen sth is communicated form [or passed on] from sb/animal to sb/animal

4. (von etw woanders eintragen)

▪ etw auf etw akk/in etw akk \übertragen to transfer sth to/into sth

5. (mit etw ausstatten)

▪ jdm etw \übertragen to vest sb with sth form

▪ jdm die Verantwortung \übertragen to entrust sb with the responsibility

6. (in den Besitz von etw setzen)

▪ jdm etw \übertragen, etw auf jdn \übertragen to transfer sth to sb

▪ jdm ein Recht \übertragen to assign sb a right, to transfer a right to sb

7. (überspielen)

▪ etw auf etw akk \übertragen to record sth on sth

etw auf eine Kassette \übertragen to tape sth, to record sth on tape [or cassette

8. (anwenden)

▪ etw auf etw akk \übertragen to apply sth to sth

9. TECH

▪ etw auf etw akk \übertragen to transmit [or transfer] sth to sth

II. vr

1. MED

▪ sich akk [auf jdn] \übertragen to be communicated form [or passed on] [or transmitted] [to sb]

2. (ebenfalls beeinflussen)

▪ sich akk auf jdn \übertragen to spread [or form communicate itself] to sb

über·tra·gen²

[y:bɐˈtra:gn̩]

I. adj figurative; (durch Metapher) transferred

im \übertragenen Sinn in a/the figurative sense

II. adv figuratively

▪ etw \übertragen meinen to mean sth in a [or the] figurative/transferred sense

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) transfer (auf + Akk. to); transmit <power, torque, etc.> (auf + Akk. to); communicate <disease, illness> (auf + Akk. to); carry over < subtotal>; (auf etwas anderes anwenden) apply (auf + Akk. to); (übersetzen) translate; render

etwas ins reine od. in die Reinschrift übertragen — make a fair copy of something

in übertragener Bedeutung, im übertragenen Sinne — in a transferred sense

2) (senden) broadcast <concert, event, match, etc.>; (im Fernsehen) televise

3) (geben)

jemandem Aufgaben/Pflichten usw. übertragen — hand over tasks/duties etc. to somebody; (anvertrauen) entrust somebody with tasks/duties etc.

jemandem ein Recht übertragen — confer a right on somebody
2.
reflexives Verb

sich auf jemanden übertragen — <disease, illness> be communicated or be passed on to somebody; (fig.) <enthusiasm, nervousness, etc.> communicate itself to somebody

* * *

übertragen¹ (irr, untrennb, hat)

A. v/t

1. transfer (

auf +akk to); ins Heft etc: copy out (

in +akk into)

2. TECH, PHYS, ELEK transmit; RADIO, TV auch broadcast; IT transfer, translate;

im Fernsehen übertragen auch televise;

live übertragen broadcast live;

auf Band übertragen tape, record on tape

3. (Besitz) make over (

auf +akk jemanden: to), transfer (to); (Grundeigentum) convey (to); (Amt, Titel) confer ([up]on); (Vollmachten) delegate (to);

Rechte etc

auf jemanden übertragen vest sb with rights etc;

etwas auf jemandes Namen übertragen register sth in sb’s name

4.

jemandem die Ausführung etc

von etwas

übertragen charge ( oder entrust) sb with;

jemandem (mehr) Verantwortung übertragen give sb (more) responsibility

5. (übersetzen) translate;

ins Englische etc

übertragen translate into ( oder render in[to]) English etc;

in Verse/Prosa übertragen put into verse/prose

6. (Stenogramm) transcribe; MUS, in andere Tonart: change ( oder put) into a different key

7. (anwenden) apply

8. (Stimmung etc, auch Krankheit) communicate (

auf +akk to);

Malaria wird durch Insekten übertragen malaria is transmitted by insects

9. MED (Blut etc) transfuse; Organ: transplant; plastische Chirurgie: transplant, graft

10. MED (Baby) carry post-term;

sie hat (ihr Baby) jetzt schon um zwei Wochen übertragen she is now already two weeks overdue

B. v/r Stimmung, Panik etc: spread (

auf +akk to); Krankheit: auch be transmitted (to), be passed on (to);

i-e Fröhlichkeit übertrug sich auf uns alle we were all infected by her cheerfulness

übertragen²

A. pperf → übertragen¹

B. adj

1. Bedeutung etc: figurative;

im übertragenen Sinn in the figurative sense

2. MED:

übertragenes Kind post-term infant

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) transfer (auf + Akk. to); transmit <power, torque, etc.> (auf + Akk. to); communicate <disease, illness> (auf + Akk. to); carry over < subtotal>; (auf etwas anderes anwenden) apply (auf + Akk. to); (übersetzen) translate; render

etwas ins reine od. in die Reinschrift übertragen — make a fair copy of something

in übertragener Bedeutung, im übertragenen Sinne — in a transferred sense

2) (senden) broadcast <concert, event, match, etc.>; (im Fernsehen) televise

3) (geben)

jemandem Aufgaben/Pflichten usw. übertragen — hand over tasks/duties etc. to somebody; (anvertrauen) entrust somebody with tasks/duties etc.

jemandem ein Recht übertragen — confer a right on somebody
2.
reflexives Verb

sich auf jemanden übertragen — <disease, illness> be communicated or be passed on to somebody; (fig.) <enthusiasm, nervousness, etc.> communicate itself to somebody

* * *

adj.

broadcast adj.

transferred adj. adv.

figuratively adv.

in the figurative sense expr. v.

to alienate v.

to assign v.

to broadcast v.

to carry v.

to confer v.

to convey v.

to devolve v.

to overtop v.

to transfer v.

to transfuse v.

to transmit v.

Deutsch-Englisch Wörterbuch > übertragen

14 Übertragen

n; -s, kein Pl.; EDV transfer; blockweises Übertragen EDV transfer in blocks

* * *

(Bedeutung) figurative (Adj.);

(Blut) to transfuse ( Verb);

(Recht) to devolve ( Verb); to commit ( Verb); to confer ( Verb); to transfer ( Verb); to make over ( Verb); to convey ( Verb);

(Rundfunk) to relay ( Verb); to transmit ( Verb); to broadcast ( Verb);

(Stenogramm) to transcribe ( Verb);

(Text) to translate ( Verb);

(Übertrag) to carry ( Verb)

* * *
über|tra|gen I [yːbɐ'traːgn] ptp übertragen insep irreg
1. vt

1) (= an eine andere Stelle bringen, an jdn übergeben) to transfer (AUCH JUR, PSYCH, COMPUT); Krankheit to pass on (
auf +acc to), to transmit ( auf +acc to); (TECH) Bewegung, Kraft to transmit
2) (= an eine andere Stelle schreiben) to transfer; (= kopieren) to copy (out); (= transkribieren) to transcribe

3) (TV, RAD) to broadcast, to transmit

etw im Fernsehen übertrágen — to televise sth, to broadcast sth on television

via or durch Satelliten übertrágen werden — to be broadcast or sent by satellite

4) (= übersetzen) Text to render (
in +acc into)
einen Roman aus dem Englischen ins Deutsche übertrágen — to render or translate an English novel into German

... aus dem Englischen übertrágen von... —... translated from the English by...

5) (= anwenden) Methode, Maßstab to apply (
auf +acc to)
6)

etw auf Band übertrágen — to tape sth, to record sth (on tape)

eine CD auf Kassette übertrágen — to tape a CD

7) (= verleihen) Auszeichnung, Würde to confer (jdm on sb); Vollmacht, Verantwortung, Amt to give (jdm sb)

8) (= auftragen) Aufgabe, Mission to assign (jdm to sb)

2. vr
(Eigenschaft, Krankheit etc) to be passed on or communicated or transmitted ( auf +acc to); (TECH) to be transmitted ( auf +acc to); (Heiterkeit etc) to communicate itself, to spread ( auf +acc to)
seine Fröhlichkeit hat sich auf uns übertrágen — we were infected by his happiness
II [yːbɐ'traːgn]
1. adj

1) (Bedeutung etc) figurative

2) (Aus) worn; (= gebraucht) second-hand, used

2. adv
(= figurativ) figuratively
* * *

1) (to give to someone as his share or duty: They assigned the task to us.) assign

2) (to receive and pass on (news, a message, a television programme etc).) relay

3) (to add on (a number from one column of figures to the next): I forgot to carry the 2 forward.) carry forward

4) carry

5) (to give (a piece of work, power etc) to someone else: He delegates a great deal of work to his assistant.) delegate

6) (to hand over (a task etc) to someone else to do for one.) depute

7) (to give to another person, especially legally: I intend to transfer the property to my son.) transfer

* * *

über·tra·gen *¹

[y:bɐˈtra:gn̩]

irreg

I. vt

1. (senden)

▪ etw \übertragen to broadcast sth

2. (geh: übersetzen)

▪ etw \übertragen to translate sth

etw wortwörtlich \übertragen to translate sth word for word, to do a literal translation of sth

▪ etw aus etw dat \übertragen to translate [or form render] sth from sth

▪ etw in etw akk \übertragen to translate [or form render] sth into sth

3. (infizieren)

▪ etw [auf jdn] \übertragen to communicate [or form pass on sep] sth [to sb]

▪ etw wird von jdm/dem Tier auf jdn/das Tier \übertragen sth is communicated form [or passed on] from sb/animal to sb/animal

4. (von etw woanders eintragen)

▪ etw auf etw akk/in etw akk \übertragen to transfer sth to/into sth

5. (mit etw ausstatten)

▪ jdm etw \übertragen to vest sb with sth form

▪ jdm die Verantwortung \übertragen to entrust sb with the responsibility

6. (in den Besitz von etw setzen)

▪ jdm etw \übertragen, etw auf jdn \übertragen to transfer sth to sb

▪ jdm ein Recht \übertragen to assign sb a right, to transfer a right to sb

7. (überspielen)

▪ etw auf etw akk \übertragen to record sth on sth

etw auf eine Kassette \übertragen to tape sth, to record sth on tape [or cassette

8. (anwenden)

▪ etw auf etw akk \übertragen to apply sth to sth

9. TECH

▪ etw auf etw akk \übertragen to transmit [or transfer] sth to sth

II. vr

1. MED

▪ sich akk [auf jdn] \übertragen to be communicated form [or passed on] [or transmitted] [to sb]

2. (ebenfalls beeinflussen)

▪ sich akk auf jdn \übertragen to spread [or form communicate itself] to sb

über·tra·gen²

[y:bɐˈtra:gn̩]

I. adj figurative; (durch Metapher) transferred

im \übertragenen Sinn in a/the figurative sense

II. adv figuratively

▪ etw \übertragen meinen to mean sth in a [or the] figurative/transferred sense

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) transfer (auf + Akk. to); transmit <power, torque, etc.> (auf + Akk. to); communicate <disease, illness> (auf + Akk. to); carry over < subtotal>; (auf etwas anderes anwenden) apply (auf + Akk. to); (übersetzen) translate; render

etwas ins reine od. in die Reinschrift übertragen — make a fair copy of something

in übertragener Bedeutung, im übertragenen Sinne — in a transferred sense

2) (senden) broadcast <concert, event, match, etc.>; (im Fernsehen) televise

3) (geben)

jemandem Aufgaben/Pflichten usw. übertragen — hand over tasks/duties etc. to somebody; (anvertrauen) entrust somebody with tasks/duties etc.

jemandem ein Recht übertragen — confer a right on somebody
2.
reflexives Verb

sich auf jemanden übertragen — <disease, illness> be communicated or be passed on to somebody; (fig.) <enthusiasm, nervousness, etc.> communicate itself to somebody

* * *

Übertragen n; -s, kein pl; IT transfer;

blockweises Übertragen IT transfer in blocks

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) transfer (auf + Akk. to); transmit <power, torque, etc.> (auf + Akk. to); communicate <disease, illness> (auf + Akk. to); carry over < subtotal>; (auf etwas anderes anwenden) apply (auf + Akk. to); (übersetzen) translate; render

etwas ins reine od. in die Reinschrift übertragen — make a fair copy of something

in übertragener Bedeutung, im übertragenen Sinne — in a transferred sense

2) (senden) broadcast <concert, event, match, etc.>; (im Fernsehen) televise

3) (geben)

jemandem Aufgaben/Pflichten usw. übertragen — hand over tasks/duties etc. to somebody; (anvertrauen) entrust somebody with tasks/duties etc.

jemandem ein Recht übertragen — confer a right on somebody
2.
reflexives Verb

sich auf jemanden übertragen — <disease, illness> be communicated or be passed on to somebody; (fig.) <enthusiasm, nervousness, etc.> communicate itself to somebody

* * *

adj.

broadcast adj.

transferred adj. adv.

figuratively adv.

in the figurative sense expr. v.

to alienate v.

to assign v.

to broadcast v.

to carry v.

to confer v.

to convey v.

to devolve v.

to overtop v.

to transfer v.

to transfuse v.

to transmit v.

Deutsch-Englisch Wörterbuch > Übertragen

15 tomar

v.

1 to take.

Ella toma la rama She takes the branch.

Ella toma esa responsabilidad She takes that responsibility.

2 to have (comida, bebida).

¿qué quieres tomar? what would you like (to drink)?; (beber) what would you like (to eat)? (comer) (peninsular Spanish)

3 to catch (trasporte) (autobús, tren).

4 to adopt (adquirir) (actitud, costumbre).

tomarle manía/cariño a algo/alguien to take a dislike/a liking to something/somebody

5 to take down (apuntar) (datos, información).

6 to go, to head.

7 to drink. ( Latin American Spanish)

Ella toma limonada She drinks lemonade.

Ellos tomaron anoche They had some drinks last night.

8 to require.

Me toma mucho tiempo I require a lot of time.

* * *

tomar

► verbo transitivo

1 (gen) to take

■ tomó una carta he took a card

■ ese fragmento está tomado de Cervantes this passage is taken from Cervantes

■ lo tomó en broma she took it as a joke

■ tomamos un taxi we took a taxi

■ tomamos aquella calle we took that road

2 (baño, ducha) to have, take; (foto) to take

3 (comer, beber) to have; (beber) to drink; (comer) to eat

■ tómate la leche drink your milk

■ ¿qué tomarás? what would you like?

4 (el autobús, el tren) to catch

5 (aceptar) to accept, take

6 (comprar) to buy, get, have

■ tomaré manzanas I'll get some apples

7 (contratar) to take on, hire

■ tomaremos una criada we'll take on a servant

8 (alquilar) to take, rent

9 (adquirir) to acquire, get into

■ tomar una costumbre to acquire a habit

10 MILITAR to capture, take

► verbo intransitivo

1 (encaminarse) to go, turn

■ tomaron hacia la izquierda y se perdieron they turned left and got lost

► verbo pronominal tomarse

1 (gen) to take

■ me tomé una aspirina I took an aspirin

2 (beber) to drink; (comer) to eat

\

FRASEOLOGÍA

lo toma o lo deja take it or leave it

no te lo tomes así don't take it like that

toma (aquí tienes) here you are, here

¡toma! familiar (sorpresa) fancy that! 2 (enfado) it serves you right!

¡toma castaña! familiar take that!

toma y daca figurado give and take

tomar a alguien de la mano to hold somebody's hand

tomar a pecho to take to heart

tomar afecto / tomar cariño to become fond of

tomar algo a mal to take something badly

tomar aliento to catch one's breath

tomar decisiones to make decisions

tomar el fresco to get some fresh air

tomar el pelo a alguien figurado to pull somebody's leg

tomar el sol to sunbathe

tomar en cuenta to take into account

tomar en serio to take seriously

tomar forma to take shape

tomar frío to catch a cold

tomar la costumbre to get into the habit

tomar la palabra to speak

tomar las aguas to take the waters

tomar las de Villadiego figurado to beat it

tomar nota to take note

tomar partido por to take sides with

tomar por (considerar) to take for

■ me tomó por mi hermana he took me for my sister

■ me tomó por tonto she took me for a fool

tomar tierra to land

tomarla con alguien familiar to have it in for somebody

tomarse la molestia de to take the trouble to

tomarse las cosas con calma to take it easy

* * *

verb

1) to take

2) drink, have

3) capture, seize

•

- tomar por
- tomarse
* * *
Para las expresiones tomar las aguas, tomar las armas, tomar la delantera, tomar impulso, tomar tierra, ver la otra entrada.
1. VERBO TRANSITIVO

1) (=coger) to take

si no tienes bolígrafo toma este — take this pen if you haven't got one

la tomó de la mano — he took her by the hand

lo toma o lo deja — take it or leave it

¡toma! — here (you are)!

• vayan tomando [asiento] — please sit down, please be seated frm

• tomar la [pluma] — to pick {o} take up one's pen

- tomar las de Villadiego

2) (=ingerir, consumir) [+ comida] to eat, have; [+ bebida] to drink, have; [+ medicina] to take

si tienes hambre podemos tomar algo — if you're hungry we can get something to eat

tomas demasiado café — you drink too much coffee

tomamos unas cervezas — we had a few beers

¿qué quieres tomar? — what would you like?, what will you have?

tome una cucharada de jarabe cada ocho horas — take a spoonful of syrup every eight hours

• tomar el [pecho] — to feed at the breast, breastfeed

3) (=viajar en) [+ tren, avión, taxi] to take

vamos a tomar el autobús — let's take {o} get the bus

cada día toma el tren de las nueve — he catches {o} takes the nine o'clock train every day

4) (Cine, Fot, TV) to take

tomar una foto de algn — to take a photo of sb, take sb's photo

5) (=apuntar) [+ notas, apuntes] to take; [+ discurso] to take down

nunca toma apuntes en clase — he never takes notes in class

tomo nota de todo lo que me has dicho — I have taken note of everything you have told me

• nos tomaron [declaración] en comisaría — they took (down) our statements {o} they took statements from us at the police station

• tomar [por escrito] — to write down

6) (=medir) [+ temperatura, pulso] to take

tengo que ir a que me tomen la tensión — I have to go and have my blood pressure taken

ven, que te tomo las medidas — let me take your measurements

7) (=adoptar) [+ decisión, precauciones] to take

tomaremos medidas para que no vuelva a suceder — we will take steps to ensure that it does not happen again

8) (=adquirir)

la situación está tomando mal cariz — the situation is beginning to look ugly

• el proyecto ya está tomando [forma] — the project is taking shape
color 2), conciencia 3)
9) (=empezar a sentir)

le han tomado mucho cariño — they have become very fond of him

les tomé asco a los caracoles — I took a dislike to snails

- tomarla o tenerla tomada con algn

la jefa la ha tomado {o} la tiene tomada conmigo — the boss has (got) it in for me

10) (=disfrutar de) [+ baño, ducha] to have, take

• tomar el [aire] {o} el [fresco] — to get some fresh air

• tomar el [sol] — to sunbathe

11) (Mil) (=capturar) to take, capture; (=ocupar) to occupy

la policía tomó la fábrica — the police occupied the factory

12) (=contratar) [+ empleado] to take on, engage

13) (=ocupar) to take

traducirlo me ha tomado tres horas — it took me three hours to translate it

14) (=entender, interpretar) to take

tomó muy a mal que la suspendieran — she took it very badly when she failed

lo tomó como una ofensa — he took offence at it, he was offended by it

• lo han tomado a [broma] — they haven't taken it seriously, they are treating it as a joke

• no lo tomes en [serio] — don't take it seriously

15) tomar a algn por (=confundir)

tomar a algn por policía — to take sb for a policeman, think that sb is a policeman

tomar a algn por loco — to think sb mad

¿por quién me toma? — what do you take me for?, who do you think I am?

16) [sexualmente] to have

17) And (=molestar) to upset, annoy

2. VERBO INTRANSITIVO

1) (Bot) [planta] to take (root); [injerto] to take

2) LAm (=ir)

tomar a la derecha — to turn right

3) LAm (=beber) to drink

estaba tomando en varios bares — he was drinking in a number of bars

4) [exclamaciones]

¡toma! * —

¡toma! menuda suerte has tenido... — well, of all the luck!, can you believe it? what luck!

¡toma! pues yo también lo sé hacer — hey! I know how to do that too

¡toma ya! —

¡toma ya, vaya tío tan bueno! — wow, what an amazing guy! *

¡toma ya, vaya golazo! — look at that, what a fantastic goal!

5) esp LAm
*
• tomó [y] se fue — off he went, he upped and went

tomó y lo rompió — he went and broke it

3.

See:

tomarse

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1) (asir, agarrar) to take

toma lo que te debo — here's what I owe you

¿lo puedo tomar prestado? — can I borrow it?

la tomé de la mano — I took her by the hand

tomar las armas — to take up arms

tomar algo DE algo — to take something from something

2)

a) (Mil) <pueblo/ciudad> to take, capture; < tierras> to seize

b) <universidad/fábrica> to occupy

3) ( hacerse cargo de)

tomó el asunto en sus manos — she took charge of the matter

tomó la responsabilidad del negocio — he took over the running of the business

tomó a su cuidado a las niñas — she took the girls into her care

4)

a) ( beber) to drink

tomó un sorbito — she took a sip

el niño toma (el) pecho — the baby's being breast-fed

b) (servirse, consumir) to have

ven a tomar una copa — come and have a drink

¿vamos a tomar algo? — shall we go for a drink?

c) <medicamento/vitaminas> to take

5) <tren/taxi/ascensor> to take; <calle/atajo> to take

6)

a) (medir, registrar) to take

tomarle la temperatura/la tensión a alguien — to take somebody's temperature/blood pressure

b) <notas/apuntes> to take

tomar algo por escrito — to write something down

tomarle declaraciones a alguien — to take a statement from somebody

la maestra me tomó la lección — the teacher made me recite the lesson

c) < foto> to take

7) ( adoptar) <medidas/actitud> to take, adopt; < precauciones> to take; < decisión> to make, take

tomó la determinación de no volver a verlo — she decided not to see him again

8)

a)

tomar a alguien por esposo/esposa — (frml) to take somebody as o to be one's husband/wife

b) (esp AmL) ( contratar) to take on

lo tomaron a prueba — they took him on for a trial period

c) profesor <alumnos/clases> to take on

d) colegio < niño> to take

9) ( confundir)

tomar algo/a alguien POR algo/alguien — to take something/somebody for something/somebody

¿por quién me has tomado? — who o what do you take me for?

te van a tomar por tonto — they'll take you for a fool, they'll think you're stupid

me tomó por mi hermana — he mistook me for my sister

10) ( reaccionar frente a) <noticia/comentario> to take

tómalo como de quien viene — take it with a grain (AmE) o (BrE) pinch of salt

lo tomó a mal/a broma — he took it the wrong way/as a joke

11) < tiempo> to take

eso toma demasiado tiempo — that takes up too much time

12) ( en costura) to take in

Sentido II

13) ( adquirir)

a) < forma> to take; < aspecto> to take on

el pollo está empezando a tomar color — the chicken's beginning to brown

dado el cariz que están tomando las cosas... — the way things are going...

b) <velocidad/altura> to gain

c) < costumbre> to get into

14) ( cobrar) <cariño/asco>

tomarle algo A algo/alguien: le he tomado cariño a esta casa/a la niña I've become quite attached to this house/quite fond of the girl; les ha tomado asco a los mejillones he's gone right off mussels (colloq); justo ahora que le estoy tomando el gusto just when I was getting to like it; tomarla con alguien/algo — (fam) to take against somebody/something

Sentido III

15)

a) ( exponerse a)

tomar el aire or el fresco — to get some (fresh) air

tomar (el) sol — to sunbathe

vas a tomar frío — (RPl) you'll get o catch cold

b) <baño/ducha> to take, have

16) ( recibir) < clases> to take; < curso> to take, do (BrE)
2.
tomar vi

1) ( asir)

toma, léelo tú misma — here, read it yourself

toma, aquí tienes tus tijeras — here are your scissors

tome, yo no lo necesito — take it, I don't need it

2) (esp AmL) ( beber alcohol) to drink

3) (AmL) (ir) to go

tomaron para el norte/por allí — they went north/that way

tomar a la derecha — to turn o go right

4) injerto to take
3.
tomarse v pron

1) <vacaciones/tiempo> to take

se tomó el día libre — he took the day off

tómate todo el tiempo que quieras — take as long as you like

2) <molestia/libertad> to take

tomarse la molestia/libertad de + inf — to take the trouble to + inf/the liberty of + ger

ya me tomaré la revancha — I'll get even one of these days

3) (enf)

a) <café/vino> to drink

se toma todo lo que gana — (AmL) he spends everything he earns on drink

b) <medicamento/vitaminas> to take

c) <desayuno/merienda/sopa> to eat, have; <helado/yogur> to have

4) <autobús/tren/taxi> to take

5) (Med)

a) (refl) to take

se tomó la temperatura — she took her temperature

b) (caus)

tomarse la presión or la tensión — to have one's blood pressure taken

6) (caus) (esp AmL) < foto> to have... taken

7) (enf) ( reaccionar frente a) <comentario/noticia> to take

no te lo tomes a mal — don't take it the wrong way

8) (Chi) <universidad/fábrica> to occupy

* * *

= capture, take, take (in/into), usurp, pull from, pull off, spring for, swig.

Ex. In those early days, so the story goes, the library movement was in danger of being captured by an aristocratic intellectual class designing to make the public library an elitist center for scholarly research.

Ex. If we take Cindi, Albert will almost surely grieve.

Ex. For example, a computer on board a space ship, o even in some cars, takes in data, works out settings, displays results completely automatically.

Ex. Peter Jackaman fears 'that public libraries have failed to grasp the opportunity which this development offered, and as result their potential role has, in many cases, been usurped by other agencies'.

Ex. The data is pulled directly from all the bibliographic data bases on DIALOG that have a JN field.

Ex. One of its main advantages is the potential to pull off descriptive entries onto disc to create annotated booklists.

Ex. If I decide to spring for this I'll let you in on what I find out.

Ex. One day she indulged in her habit of swigging too much gin before going to feed the porker and after opening its pen she slumped in a heap.

----

* de armas tomar = redoubtable.

* desventaja del primero en tomar la iniciativa = first-mover disadvantage.

* disfrutar tomando el sol = bask.

* estar tomando + Fármaco = be on + Fármaco.

* irse a tomar por culo = naff off.

* llevar a tomar una decisión = lead (up) to + decision.

* lo tomas o lo dejas = take it or leave it.

* necesitar tomar cierto tipo de decisiones = require + judgement, require + judgement, require + an exercise of + judgement.

* no ser para tomárselo a risa = be no laughing matter.

* no tomándose a uno como el centro de referencia = ex-centric [excentric].

* no tomárselo bien = not take + kindly to, not take + kindly to.

* para tomar medidas = for action.

* persona que toma la última decisión = decider.

* primero en tomar la iniciativa = first mover.

* que se toma las cosas con calma = laid-back, laid-back.

* que toma parte en = involved in.

* responsable de tomar decisiones = decision maker [decision-maker].

* reunión para tomar café = coffee party.

* salir a tomar una copa = go out for + a drink.

* ser de armas tomar = be a (real) handful.

* tomándose a uno como centro de referencia = centric.

* tomar a Alguien bajo + Posesivo + tutela = take + Nombre + under + Posesivo + wings.

* tomar a la ligera = take + lightly.

* tomar aliento = draw + a breath.

* tomar armas = take up + arms.

* tomar a saco = take + Nombre + by storm.

* tomar asiento = take + a seat (on).

* tomar a sorbos = sip.

* tomar atajos = take + shortcuts.

* tomar cariño a = grow + fond of.

* tomar carta en = get + stuck into.

* tomar como ejemplo = take.

* tomar como modelo = pattern.

* tomar como punto de partida = build on/upon.

* tomar como responsabilidad propia = take it upon + Reflexivo + to.

* tomar conciencia = sensitise [sensitize, -USA], enhance + awareness.

* tomar copas = tipple.

* tomar decisión = make + choices.

* tomar decisiones = exercise + judgement.

* tomar decisiones con conocimiento de causa = make + informed decisions.

* tomar decisiones fundadas = make + informed decisions.

* tomar decisiones por Alguien = take + decisions in + Posesivo + name.

* tomar ejemplo de = take + a lead from.

* tomar el control = take + the helm.

* tomar el control de = take + control of.

* tomar el mando = take + the helm.

* tomar el pelo = tease, twit, taunt.

* tomar el poder = take + power.

* tomar el pulso a Algo = take + the pulse.

* tomar el relevo = hand over + the torch, pass (on) + the torch, pass (on) + the baton, take it from here.

* tomar el relevo (de) = take over + the leadership (from).

* tomar el relevo en el mando = take over + the helm.

* tomar el relevo en el timón = take over + the helm.

* tomar el sol = sunbathe, sun + Reflexivo, soak up + rays.

* tomar el sol con gusto = bask.

* tomar el tiempo = time.

* tomar el timón = take + the helm.

* tomar en consideración = allow for, take into + consideration.

* tomar en sentido literal = take + Nombre + at face value, accept + Nombre + at face value.

* tomar forma = take + form, take + shape, assume + form, shape up.

* tomarla con Alguien = turn on + Nombre.

* tomar la decisión más acertada dadas las circunstancias = do + the best thing in the circumstances.

* tomar la delantera = take + a lead, take + an early lead.

* tomar la iniciativa = seize + the initiative, take + initiative, take + a lead, step up.

* tomar la iniciativa en + Infinitivo = take + the lead in + Gerundio.

* tomar la mano = take + Posesivo + hand.

* tomar la palabra sin dejar hablar a los demás = hog + the floor.

* tomar la responsabilidad = take + responsibility.

* tomar las decisiones = call + the shots, be the boss, call + the tune, rule + the roost, set + the agenda.

* tomar las riendas = take (over) + the reins.

* tomar las riendas del poder = take + the reins of power.

* tomarle afición a = acquire + a taste for, develop + a taste for.

* tomarle el gusto a = acquire + a taste for, develop + a taste for.

* tomarle el pelo a = make + fun of.

* tomarle la palabra a Alguien = take + Nombre + at + Posesivo + word.

* tomar medicamentos = take + drugs.

* tomar medida = take + action step.

* tomar medidas = follow + steps, take + precaution, take + steps, take + measures, produce + contingency plan, make + contingency plan, apply + measures, undertake + action.

* tomar medidas (contra) = take + action (against).

* tomar medidas correctivas = pose + corrective action, take + corrective action, take + remedial action.

* tomar medidas demasiado drásticas = throw + the baby out with the bath water, throw + the baby out with the bath water.

* tomar medidas de seguridad = take + safety precautions.

* tomar medidas de seguridad más estrictas = tighten + security.

* tomar medidas drásticas contra = clamp down on.

* tomar medidas enérgicas contra = crack down on.

* tomar medidas preventivas = take + preventive measures.

* tomar nota = make + a note, take + note.

* tomar nota de = note.

* tomar otra decisión = decision to the contrary.

* tomar otra dirección = branch off + on a side trail.

* tomar parte = involve, take + part, become + involved.

* tomar parte activa = become + involved, get + active.

* tomar parte en = join in.

* tomar parte en el asunto = enter + the fray.

* tomar parte en en el asunto = be part of the picture.

* tomar partido = take + sides.

* tomar partido por = side with.

* tomar partido por Alguien = side in + Posesivo + favour.

* tomar por asalto = take + Nombre + by storm, take + Nombre + by storm.

* tomar por defecto = default to.

* tomar por omisión = default to.

* tomar por sorpresa = storm.

* tomar por término medio = average.

* tomar posesión de un cargo = swear in, take + office.

* tomar precaución = take + precaution, take + caution.

* tomar represalias contra = retaliate against, clamp down on.

* tomar represalias contra Alguien = hold + it against.

* tomarse Algo a la ligera = take + Nombre + lightly.

* tomarse Algo a pecho = take to + heart.

* tomarse Algo con calma = take + Posesivo + time.

* tomarse Algo con humor = take + Nombre + in good humour.

* tomarse Algo de buen grado = take + Nombre + in good humour.

* tomarse Algo en serio = take to + heart.

* tomarse Algo tranquilo = take + Posesivo + time.

* tomarse el tiempo que Uno necesita = take + Posesivo + time.

* tomarse en serio = take + seriously, get + serious.

* tomarse excedencia en el trabajo = take + leave from + employment.

* tomarse + Expresión Temporal + de asuntos propios = take + Expresión Temporal + off, have + Expresión Temporal + off work.

* tomarse + Expresión Temporal + de permiso en el trabajo = take + Expresión Temporal + off, have + Expresión Temporal + off work.

* tomarse + Expresión Temporal + de vacaciones = take + Expresión Temporal + off, have + Expresión Temporal + off work.

* tomarse interés por = take + an interest in.

* tomarse la libertad de = take + the liberty of.

* tomarse la molestia = take + the trouble to.

* tomarse la molestia de = take + the time and effort, take + the time to + Infinitivo.

* tomarse la pastilla diaria de la malaleche = take + Posesivo + daily mean pill.

* tomarse las cosas a la ligera = make + light of things.

* tomarse las cosas con calma = keep + a cool head, play it + cool.

* tomarse la venganza = wreak + vengeance upon.

* tomarse libertades = take + liberties.

* tomárselo bien = take it in + Posesivo + stride.

* tomárselo con calma = hang + loose, take it + easy, keep + a cool head, play it + cool.

* tomárselo tranquilo = hang + loose, take it + easy.

* tomarse + Tiempo + de excedencia = take + Tiempo + off from work, take + Tiempo + off.

* tomarse un descanso = take + time out, take + Posesivo + break, lie on + Posesivo + oars, rest on + Posesivo + oars.

* tomarse unos días de asuntos propios = take + time off work.

* tomarse unos días de asuntos propios = take + time off, take + time out.

* tomarse unos días de descanso = take + a break from work.

* tomarse unos días de permiso = take + a leave of absence.

* tomarse unos días de permiso en el trabajo = take + time off work.

* tomarse unos días de permiso en el trabajo = take + time off, take + time out.

* tomarse unos días de vacaciones = take + time off, take + time out, take + time off work.

* tomarse un respiro = lie on + Posesivo + oars, rest on + Posesivo + oars.

* tomarse un trago = take + a swig.

* tomar tiempo = take + time, take + long.

* tomar una decisión = make + decision, make + judgement, take + decision, reach + decision, make up + Posesivo + (own) mind, adopt + decision.

* tomar una decisión sin conocer todos los datos = make + uninformed decision.

* tomar una decisión sin consultar con nadie = take it upon + Reflexivo + to.

* tomar una dirección = take + direction.

* tomar una foto = snap + the camera.

* tomar una fotografía = take + picture.

* tomar una opción = take up + option.

* tomar una postura = take + viewpoint, adopt + a stance, take + position, take + a stance.

* tomar una postura firme = take + a stand (against).

* tomar una postura intransigente = take + a hard stand.

* tomar un atajo por = cut across.

* tomar un descanso = take + a breather, take + a break from work.

* tomar un gran riesgo = play (for) + high stakes, play (for) + high stakes.

* tomar un papel secundario = take + a back seat.

* tomar un paso decisivo = take + the plunge.

* tomar un tono + Adjetivo = take on + Adjetivo + character.

* ventaja del primero en tomar la iniciativa = first-mover advantage.

* vete a tomar por culo = fuck off.

* volver a tomar = regain, retake.

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1) (asir, agarrar) to take

toma lo que te debo — here's what I owe you

¿lo puedo tomar prestado? — can I borrow it?

la tomé de la mano — I took her by the hand

tomar las armas — to take up arms

tomar algo DE algo — to take something from something

2)

a) (Mil) <pueblo/ciudad> to take, capture; < tierras> to seize

b) <universidad/fábrica> to occupy

3) ( hacerse cargo de)

tomó el asunto en sus manos — she took charge of the matter

tomó la responsabilidad del negocio — he took over the running of the business

tomó a su cuidado a las niñas — she took the girls into her care

4)

a) ( beber) to drink

tomó un sorbito — she took a sip

el niño toma (el) pecho — the baby's being breast-fed

b) (servirse, consumir) to have

ven a tomar una copa — come and have a drink

¿vamos a tomar algo? — shall we go for a drink?

c) <medicamento/vitaminas> to take

5) <tren/taxi/ascensor> to take; <calle/atajo> to take

6)

a) (medir, registrar) to take

tomarle la temperatura/la tensión a alguien — to take somebody's temperature/blood pressure

b) <notas/apuntes> to take

tomar algo por escrito — to write something down

tomarle declaraciones a alguien — to take a statement from somebody

la maestra me tomó la lección — the teacher made me recite the lesson

c) < foto> to take

7) ( adoptar) <medidas/actitud> to take, adopt; < precauciones> to take; < decisión> to make, take

tomó la determinación de no volver a verlo — she decided not to see him again

8)

a)

tomar a alguien por esposo/esposa — (frml) to take somebody as o to be one's husband/wife

b) (esp AmL) ( contratar) to take on

lo tomaron a prueba — they took him on for a trial period

c) profesor <alumnos/clases> to take on

d) colegio < niño> to take

9) ( confundir)

tomar algo/a alguien POR algo/alguien — to take something/somebody for something/somebody

¿por quién me has tomado? — who o what do you take me for?

te van a tomar por tonto — they'll take you for a fool, they'll think you're stupid

me tomó por mi hermana — he mistook me for my sister

10) ( reaccionar frente a) <noticia/comentario> to take

tómalo como de quien viene — take it with a grain (AmE) o (BrE) pinch of salt

lo tomó a mal/a broma — he took it the wrong way/as a joke

11) < tiempo> to take

eso toma demasiado tiempo — that takes up too much time

12) ( en costura) to take in

Sentido II

13) ( adquirir)

a) < forma> to take; < aspecto> to take on

el pollo está empezando a tomar color — the chicken's beginning to brown

dado el cariz que están tomando las cosas... — the way things are going...

b) <velocidad/altura> to gain

c) < costumbre> to get into

14) ( cobrar) <cariño/asco>

tomarle algo A algo/alguien: le he tomado cariño a esta casa/a la niña I've become quite attached to this house/quite fond of the girl; les ha tomado asco a los mejillones he's gone right off mussels (colloq); justo ahora que le estoy tomando el gusto just when I was getting to like it; tomarla con alguien/algo — (fam) to take against somebody/something

Sentido III

15)

a) ( exponerse a)

tomar el aire or el fresco — to get some (fresh) air

tomar (el) sol — to sunbathe

vas a tomar frío — (RPl) you'll get o catch cold

b) <baño/ducha> to take, have

16) ( recibir) < clases> to take; < curso> to take, do (BrE)
2.
tomar vi

1) ( asir)

toma, léelo tú misma — here, read it yourself

toma, aquí tienes tus tijeras — here are your scissors

tome, yo no lo necesito — take it, I don't need it

2) (esp AmL) ( beber alcohol) to drink

3) (AmL) (ir) to go

tomaron para el norte/por allí — they went north/that way

tomar a la derecha — to turn o go right

4) injerto to take
3.
tomarse v pron

1) <vacaciones/tiempo> to take

se tomó el día libre — he took the day off

tómate todo el tiempo que quieras — take as long as you like

2) <molestia/libertad> to take

tomarse la molestia/libertad de + inf — to take the trouble to + inf/the liberty of + ger

ya me tomaré la revancha — I'll get even one of these days

3) (enf)

a) <café/vino> to drink

se toma todo lo que gana — (AmL) he spends everything he earns on drink

b) <medicamento/vitaminas> to take

c) <desayuno/merienda/sopa> to eat, have; <helado/yogur> to have

4) <autobús/tren/taxi> to take

5) (Med)

a) (refl) to take

se tomó la temperatura — she took her temperature

b) (caus)

tomarse la presión or la tensión — to have one's blood pressure taken

6) (caus) (esp AmL) < foto> to have... taken

7) (enf) ( reaccionar frente a) <comentario/noticia> to take

no te lo tomes a mal — don't take it the wrong way

8) (Chi) <universidad/fábrica> to occupy

* * *

= capture, take, take (in/into), usurp, pull from, pull off, spring for, swig.

Ex: In those early days, so the story goes, the library movement was in danger of being captured by an aristocratic intellectual class designing to make the public library an elitist center for scholarly research.

Ex: If we take Cindi, Albert will almost surely grieve.

Ex: For example, a computer on board a space ship, o even in some cars, takes in data, works out settings, displays results completely automatically.

Ex: Peter Jackaman fears 'that public libraries have failed to grasp the opportunity which this development offered, and as result their potential role has, in many cases, been usurped by other agencies'.

Ex: The data is pulled directly from all the bibliographic data bases on DIALOG that have a JN field.

Ex: One of its main advantages is the potential to pull off descriptive entries onto disc to create annotated booklists.

Ex: If I decide to spring for this I'll let you in on what I find out.

Ex: One day she indulged in her habit of swigging too much gin before going to feed the porker and after opening its pen she slumped in a heap.

* de armas tomar = redoubtable.

* desventaja del primero en tomar la iniciativa = first-mover disadvantage.

* disfrutar tomando el sol = bask.

* estar tomando + Fármaco = be on + Fármaco.

* irse a tomar por culo = naff off.

* llevar a tomar una decisión = lead (up) to + decision.

* lo tomas o lo dejas = take it or leave it.

* necesitar tomar cierto tipo de decisiones = require + judgement, require + judgement, require + an exercise of + judgement.

* no ser para tomárselo a risa = be no laughing matter.

* no tomándose a uno como el centro de referencia = ex-centric [excentric].

* no tomárselo bien = not take + kindly to, not take + kindly to.

* para tomar medidas = for action.

* persona que toma la última decisión = decider.

* primero en tomar la iniciativa = first mover.

* que se toma las cosas con calma = laid-back, laid-back.

* que toma parte en = involved in.

* responsable de tomar decisiones = decision maker [decision-maker].

* reunión para tomar café = coffee party.

* salir a tomar una copa = go out for + a drink.

* ser de armas tomar = be a (real) handful.

* tomándose a uno como centro de referencia = centric.

* tomar a Alguien bajo + Posesivo + tutela = take + Nombre + under + Posesivo + wings.

* tomar a la ligera = take + lightly.

* tomar aliento = draw + a breath.

* tomar armas = take up + arms.

* tomar a saco = take + Nombre + by storm.

* tomar asiento = take + a seat (on).

* tomar a sorbos = sip.

* tomar atajos = take + shortcuts.

* tomar cariño a = grow + fond of.

* tomar carta en = get + stuck into.

* tomar como ejemplo = take.

* tomar como modelo = pattern.

* tomar como punto de partida = build on/upon.

* tomar como responsabilidad propia = take it upon + Reflexivo + to.

* tomar conciencia = sensitise [sensitize, -USA], enhance + awareness.

* tomar copas = tipple.

* tomar decisión = make + choices.

* tomar decisiones = exercise + judgement.

* tomar decisiones con conocimiento de causa = make + informed decisions.

* tomar decisiones fundadas = make + informed decisions.

* tomar decisiones por Alguien = take + decisions in + Posesivo + name.

* tomar ejemplo de = take + a lead from.

* tomar el control = take + the helm.

* tomar el control de = take + control of.

* tomar el mando = take + the helm.

* tomar el pelo = tease, twit, taunt.

* tomar el poder = take + power.

* tomar el pulso a Algo = take + the pulse.

* tomar el relevo = hand over + the torch, pass (on) + the torch, pass (on) + the baton, take it from here.

* tomar el relevo (de) = take over + the leadership (from).

* tomar el relevo en el mando = take over + the helm.

* tomar el relevo en el timón = take over + the helm.

* tomar el sol = sunbathe, sun + Reflexivo, soak up + rays.

* tomar el sol con gusto = bask.

* tomar el tiempo = time.

* tomar el timón = take + the helm.

* tomar en consideración = allow for, take into + consideration.

* tomar en sentido literal = take + Nombre + at face value, accept + Nombre + at face value.

* tomar forma = take + form, take + shape, assume + form, shape up.

* tomarla con Alguien = turn on + Nombre.

* tomar la decisión más acertada dadas las circunstancias = do + the best thing in the circumstances.

* tomar la delantera = take + a lead, take + an early lead.

* tomar la iniciativa = seize + the initiative, take + initiative, take + a lead, step up.

* tomar la iniciativa en + Infinitivo = take + the lead in + Gerundio.

* tomar la mano = take + Posesivo + hand.

* tomar la palabra sin dejar hablar a los demás = hog + the floor.

* tomar la responsabilidad = take + responsibility.

* tomar las decisiones = call + the shots, be the boss, call + the tune, rule + the roost, set + the agenda.

* tomar las riendas = take (over) + the reins.

* tomar las riendas del poder = take + the reins of power.

* tomarle afición a = acquire + a taste for, develop + a taste for.

* tomarle el gusto a = acquire + a taste for, develop + a taste for.

* tomarle el pelo a = make + fun of.

* tomarle la palabra a Alguien = take + Nombre + at + Posesivo + word.

* tomar medicamentos = take + drugs.

* tomar medida = take + action step.

* tomar medidas = follow + steps, take + precaution, take + steps, take + measures, produce + contingency plan, make + contingency plan, apply + measures, undertake + action.

* tomar medidas (contra) = take + action (against).

* tomar medidas correctivas = pose + corrective action, take + corrective action, take + remedial action.

* tomar medidas demasiado drásticas = throw + the baby out with the bath water, throw + the baby out with the bath water.

* tomar medidas de seguridad = take + safety precautions.

* tomar medidas de seguridad más estrictas = tighten + security.

* tomar medidas drásticas contra = clamp down on.

* tomar medidas enérgicas contra = crack down on.

* tomar medidas preventivas = take + preventive measures.

* tomar nota = make + a note, take + note.

* tomar nota de = note.

* tomar otra decisión = decision to the contrary.

* tomar otra dirección = branch off + on a side trail.

* tomar parte = involve, take + part, become + involved.

* tomar parte activa = become + involved, get + active.

* tomar parte en = join in.

* tomar parte en el asunto = enter + the fray.

* tomar parte en en el asunto = be part of the picture.

* tomar partido = take + sides.

* tomar partido por = side with.

* tomar partido por Alguien = side in + Posesivo + favour.

* tomar por asalto = take + Nombre + by storm, take + Nombre + by storm.

* tomar por defecto = default to.

* tomar por omisión = default to.

* tomar por sorpresa = storm.

* tomar por término medio = average.

* tomar posesión de un cargo = swear in, take + office.

* tomar precaución = take + precaution, take + caution.

* tomar represalias contra = retaliate against, clamp down on.

* tomar represalias contra Alguien = hold + it against.

* tomarse Algo a la ligera = take + Nombre + lightly.

* tomarse Algo a pecho = take to + heart.

* tomarse Algo con calma = take + Posesivo + time.

* tomarse Algo con humor = take + Nombre + in good humour.

* tomarse Algo de buen grado = take + Nombre + in good humour.

* tomarse Algo en serio = take to + heart.

* tomarse Algo tranquilo = take + Posesivo + time.

* tomarse el tiempo que Uno necesita = take + Posesivo + time.

* tomarse en serio = take + seriously, get + serious.

* tomarse excedencia en el trabajo = take + leave from + employment.

* tomarse + Expresión Temporal + de asuntos propios = take + Expresión Temporal + off, have + Expresión Temporal + off work.

* tomarse + Expresión Temporal + de permiso en el trabajo = take + Expresión Temporal + off, have + Expresión Temporal + off work.

* tomarse + Expresión Temporal + de vacaciones = take + Expresión Temporal + off, have + Expresión Temporal + off work.

* tomarse interés por = take + an interest in.

* tomarse la libertad de = take + the liberty of.

* tomarse la molestia = take + the trouble to.

* tomarse la molestia de = take + the time and effort, take + the time to + Infinitivo.

* tomarse la pastilla diaria de la malaleche = take + Posesivo + daily mean pill.

* tomarse las cosas a la ligera = make + light of things.

* tomarse las cosas con calma = keep + a cool head, play it + cool.

* tomarse la venganza = wreak + vengeance upon.

* tomarse libertades = take + liberties.

* tomárselo bien = take it in + Posesivo + stride.

* tomárselo con calma = hang + loose, take it + easy, keep + a cool head, play it + cool.

* tomárselo tranquilo = hang + loose, take it + easy.

* tomarse + Tiempo + de excedencia = take + Tiempo + off from work, take + Tiempo + off.

* tomarse un descanso = take + time out, take + Posesivo + break, lie on + Posesivo + oars, rest on + Posesivo + oars.

* tomarse unos días de asuntos propios = take + time off work.

* tomarse unos días de asuntos propios = take + time off, take + time out.

* tomarse unos días de descanso = take + a break from work.

* tomarse unos días de permiso = take + a leave of absence.

* tomarse unos días de permiso en el trabajo = take + time off work.

* tomarse unos días de permiso en el trabajo = take + time off, take + time out.

* tomarse unos días de vacaciones = take + time off, take + time out, take + time off work.

* tomarse un respiro = lie on + Posesivo + oars, rest on + Posesivo + oars.

* tomarse un trago = take + a swig.

* tomar tiempo = take + time, take + long.

* tomar una decisión = make + decision, make + judgement, take + decision, reach + decision, make up + Posesivo + (own) mind, adopt + decision.

* tomar una decisión sin conocer todos los datos = make + uninformed decision.

* tomar una decisión sin consultar con nadie = take it upon + Reflexivo + to.

* tomar una dirección = take + direction.

* tomar una foto = snap + the camera.

* tomar una fotografía = take + picture.

* tomar una opción = take up + option.

* tomar una postura = take + viewpoint, adopt + a stance, take + position, take + a stance.

* tomar una postura firme = take + a stand (against).

* tomar una postura intransigente = take + a hard stand.

* tomar un atajo por = cut across.

* tomar un descanso = take + a breather, take + a break from work.

* tomar un gran riesgo = play (for) + high stakes, play (for) + high stakes.

* tomar un papel secundario = take + a back seat.

* tomar un paso decisivo = take + the plunge.

* tomar un tono + Adjetivo = take on + Adjetivo + character.

* ventaja del primero en tomar la iniciativa = first-mover advantage.

* vete a tomar por culo = fuck off.

* volver a tomar = regain, retake.

* * *

tomar [A1 ]

vt

Sentido I

A (asir, agarrar) to take

toma lo que te debo here's o this is what I owe you

toma la mía, yo no la necesito have o take mine, I don't need it

¿lo puedo tomar prestado un momento? can I borrow it for a minute?

la tomé de la mano para cruzar la calle I took her by the hand o I held her hand to cross the street

le tomó la mano y la miró a los ojos he took her hand and looked into her eyes

tomó la pluma para escribirle he picked up the/his pen to write to her

tomar las armas to take up arms

tomar algo DE algo to take sth FROM sth

tomó un libro de la estantería he took a book from the shelf

los datos están tomados de las estadísticas oficiales the information is taken from official statistics

B

1 ( Mil) ‹pueblo/ciudad› to take, capture; ‹edificio› to seize, take

2 ‹universidad/fábrica› to occupy

C

(hacerse cargo de): tomó el asunto en sus manos she took charge of the matter

tomó la responsabilidad del negocio he took over the running of the business

tomó a su cuidado a las tres niñas she took the three girls into her care, she took the three girls in

D

1 (beber) to drink

no tomes esa agua don't drink that water

tomó un sorbito she took a sip

el niño toma (el) pecho the baby's being breast-fed

2 (servirse, consumir) to have

¿vamos a tomar algo? shall we go for a drink?

ven a tomar una copa/un helado come and have a drink/an ice cream

no quiere tomar la sopa she doesn't want (to eat) her soup

nos invitó a tomar el té/el aperitivo he invited us for tea/an aperitif

¿qué tomas? what'll you have? ( colloq), what would you like to drink?

¿qué vas a tomar de postre? what are you going to have for dessert?

no debe tomar grasas ( Esp); he's not allowed to eat fat

3 ‹medicamento/vitaminas› to take

E

1 ‹tren/taxi/ascensor› to take

¿por qué no tomas el tren? why don't you go by train?, why don't you take o get the train?

voy a ver si puedo tomar el tren de las cinco I'm going to try and catch the five o'clock train

2 ‹calle/atajo› to take

tome la primera a la derecha take the first (turning) on the right

tomó la curva a toda velocidad he took the curve at full speed

tomar tierra to land, touch down

F

1 (medir, registrar) to take

tomarle la temperatura/la tensión a algn to take sb's temperature/blood pressure

le tomé las medidas I took her measurements

2 ‹notas/apuntes› to take

tomó nota del número he took o noted down the number

¿quién tomó el recado? who took the message?

tomarle declaraciones a algn to take a statement from sb

me tomaron los datos they took (down) my details

la maestra me tomó la lección the teacher made me recite the lesson

3 ‹foto› to take

le tomé varias fotos I took several photographs of her

tomaron una película de la boda they filmed/videoed the wedding

G

1

tomar a algn por esposo/esposa ( frml); to take sb as o to be one's husband/wife

2 ( esp AmL) (contratar) to take on

lo tomaron a prueba they took him on for a trial period

3 «profesor» ‹alumnos/clases› to take on

4 «colegio» ‹niño› to take

H (adoptar) ‹medidas/actitud› to take, adopt; ‹precauciones› to take

ha tomado la determinación de no volver a verlo she has decided not to see him again

la decisión tomada por la directiva the decision taken by the board of directors

aún no han tomado una decisión they haven't reached a decision yet

tomó el nombre de su marido she took her husband's name

tomando este punto como referencia taking this as our reference point

I (confundir) tomar algo/a algn POR algo/algn:

¿por quién me has tomado? who o what do you take me for?

te van a tomar por tonto they'll take you for a fool, they'll think you're stupid

me tomó por mi hermana he mistook me for my sister

J (reaccionar frente a) ‹noticia/comentario› to take

lo tomó a broma he took it as a joke

tómalo como de quien viene take it with a grain ( AmE) o ( BrE) pinch of salt

no lo tomes a mal don't take it the wrong way

K ‹tiempo› to take

le tomó tres años escribir la tesis it took him three years to write his thesis

un jardín tan grande toma demasiado tiempo a garden this/that big takes up too much time

L (en costura) to take in

Sentido II

A (adquirir)

1 ‹forma› to take; ‹aspecto› to take on

el pollo está empezando a tomar color the chicken's beginning to brown o to go brown

no me gusta nada el cariz que están tomando las cosas I don't like the way things are going o are shaping up

2 ‹velocidad› to gain, get up, gather; ‹altura› to gain

echó una carrera para tomar impulso he took a running start to get some momentum

se detuvo un momento para tomar aliento he stopped for a moment to get o catch his breath

3 ‹costumbre› to get into

4

tomar conciencia: hay que hacerle tomar conciencia de la gravedad del problema he must be made to realize o be made aware of the seriousness of the problem

B (cobrar) ‹cariño/asco› tomarle algo A algo/algn:

le he tomado cariño a esta casa I've become quite attached to this house

ahora que le estoy tomando el gusto, me tengo que ir just when I was getting to like it, I have to go

les ha tomado asco a los mejillones he's taken a dislike to mussels, he's gone right off mussels ( colloq)

tomarla con algn/algo ( fam); to take against sb/sth

la han tomado conmigo they've taken against me, they have o they've got it in for me

la tiene tomada con la pobre chica he's got o he has it in for the poor girl

Sentido III

A

1

(exponerse a): tomar el aire or tomar el fresco or (CS) tomar aire to get some (fresh) air

tomar el sol or (CS, Méx) tomar sol to sunbathe

vas a tomar frío (CS); you'll get o catch cold

2 ‹baño/ducha› to take, have

B (recibir) ‹clases› to take; ‹curso› to take, do ( BrE)

estoy tomando clases de ruso I'm taking o having Russian classes

tomé cinco lecciones con él I had five lessons with him

■ tomar

vi

A

(asir): toma, léelo tú misma here, read it yourself

toma y vete a comprar unos caramelos here you are, go and buy some candy

toma, aquí tienes tu tijera here are your scissors

tome, yo no lo necesito take it, I don't need it

¡toma! ( Esp fam): ¡toma! ése sí que es un tío guapo hey! now that's what I call handsome! ( colloq)

¿no querías pelea? pues ¡toma! you wanted a fight? well, now you're going to get one!

tomá de acá ( RPl fam): ¿que le preste la bici? ¡tomá de acá! lend him my bike? no way! o like hell I will! ( colloq)

¡toma ya! ( Esp fam): ¡toma ya! ¡qué estupideces dices, tío! boy o good grief o ( AmE) jeez! you really do come out with some stupid remarks! ( colloq)

¡toma ya! lo ha vuelto a tirar for heaven's sake, he's knocked it over again!, jeez ( AmE) o ( BrE) for Pete's sake, he's knocked it over again! ( colloq)

B ( esp AmL) (beber alcohol) to drink

C ( AmL) (ir) to go

tomar a la derecha to turn o go right

D «injerto» to take

■ tomarse

v pron

A

1 ‹vacaciones› to take

se tomó el día libre he took the day off

2 ‹tiempo› to take

tómate todo el tiempo que quieras take as long as you like

B ‹molestia/trabajo›

ni siquiera se tomó la molestia de avisarnos he didn't even bother to tell us

se tomó el trabajo de buscar en los archivos he went to the trouble of looking through the files

me tomé la libertad de usar el teléfono I took the liberty of using your phone

ya me tomaré la revancha I'll get even o I'll get my own back one of these days

C ( enf)

1 ‹café/vino› to drink

se toma todo lo que gana ( AmL); he spends everything he earns on drink

2 ‹medicamento/vitaminas› to take

3 ‹desayuno/merienda› to eat, have; ‹helado/yogur› to have

tómate toda la sopa eat up all your soup

se tomó un filete ( Esp); he had a steak

D ‹autobús/tren/taxi› to take

tomárselas ( RPl fam); to go, clear off ( colloq)

yo me las tomo I'm off! ( colloq), I'm taking off! ( AmE colloq)

E ( Med)

1 ( refl) to take

se tomó la temperatura she took her temperature

2 ( caus):

tomarse la presión or la tensión to have one's blood pressure taken

F ( caus) ( esp AmL) ‹foto› to have … taken

me tomé unas fotos para el pasaporte I had some photos taken for my passport

G ( enf) (reaccionar frente a) ‹comentario/noticia› to take

se lo tomó a broma or chiste or risa she took it as a joke

se tomó muy a mal que no la llamaras she was very put out that you didn't phone her

H ( Chi) ‹universidad/fábrica› to occupy

* * *

tomar ( conjugate tomar) verbo transitivo
1 ( en general) to take;
◊ tomé un libro de la estantería I took a book from the shelf;

la tomé de la mano I took her by the hand;
toma lo que te debo here's what I owe you;
¿lo puedo tomar prestado? can I borrow it?;
tomó el asunto en sus manos she took charge of the matter;
tomar precauciones/el tren/una foto to take precautions/the train/a picture;
tomarle la temperatura a algn to take sb's temperature;
tomar algo por escrito to write sth down;
tomar algo/a algn POR algo/algn to take sth/sb for sth/sb;
¿por quién me has tomado? who o what do you take me for?;
lo tomó a mal/a broma he took it the wrong way/as a joke;
eso toma demasiado tiempo that takes up too much time
2
a) ( beber) to drink;

◊ el niño toma (el) pecho the baby's being breast-fed

b) (servirse, consumir) to have;

◊ ¿qué vas a tomar? what are you going to have?

3 (esp AmL)
a) ( contratar) to take on

b) [ profesor] ‹alumnos/clases› to take on

c) [ colegio] ‹ niño› to take

4 ( apoderarse de) ‹fortaleza/tierras› to seize;
‹universidad/fábrica› to occupy
5 ( adquirir) ‹ forma› to take;
‹ aspecto› to take on;
‹velocidad/altura› to gain;
‹ costumbre› to get into
6 ( cobrar):
◊ le he tomado cariño a esta casa/a la niña I've become quite attached to this house/quite fond of the girl

7 ( exponerse a):
◊ tomar el aire to get some (fresh) air;

tomar (el) sol to sunbathe;
vas a tomar frío (CS) you'll get o catch cold
verbo intransitivo
1 ( asir):
◊ toma, aquí tienes tus tijeras here are your scissors;

tome, yo no lo necesito take it, I don't need it
2 (esp AmL) ( beber alcohol) to drink
3 (AmL) (ir) to go;
◊ tomaron para el norte they went north;

tomar a la derecha to turn o go right
4 [ injerto] to take
tomarse verbo pronominal
1 ‹vacaciones/tiempo› to take;
◊ se tomó el día libre he took the day off

2 ‹molestia/libertad› to take;
◊ tomarse la molestia/libertad de hacer algo to take the trouble to do sth/the liberty of doing sth

3 ( enf)
a) ‹café/vino› to drink

b) ‹medicamento/vitaminas› to take

c) ‹desayuno/merienda/sopa› to eat, have;

‹helado/yogur› to have
4 ‹autobús/tren/taxi› to take
5 (Med)
a) ( refl) to take;

◊ se tomó la temperatura she took her temperature

b) ( caus):

◊ tomarse la tensión to have one's blood pressure taken

6 ( caus) (esp AmL) ‹ foto› to have … taken
7 ( enf) ( reaccionar frente a) ‹comentario/noticia› to take;
◊ no te lo tomes a mal don't take it the wrong way

8 (Chi) ‹universidad/fábrica› to occupy
tomar verbo transitivo
1 (coger, agarrar) to take: tomó mi mano, he took my hand
toma las llaves, here are the keys
2 (autobús, taxi, etc) to take, catch: tomé el ascensor, I took the lift o elevator
tengo que tomar el próximo tren, I have to catch the next train
3 (alimentos) to have
(bebidas) to drink
(medicinas) to take
4 (adoptar) to take, adopt: tomaron medidas desesperadas, they took desperate measures
5 (tener cierta reacción) no lo tomes a broma, don't take it as a joke
6 (juzgar) no me tomes por idiota, don't think I'm stupid
(confundirse) le tomaron por Robert Redford, they mistook him for Robert Redford
7 (el aire, el fresco, etc) to get
tomar el sol, to sunbathe
8 (en carretera) decidió tomar la autopista, he decided to take the motorway
9 (apuntes, notas) to take
10 (fotos) to take
11 Av tomar tierra, to land, touch down 12 ¡toma! excl (sorpresa) well!, why!
(asentimiento) of course!
' tomar' also found in these entries:
Spanish:
adelantarse
- aire
- apetecer
- apunte
- arma
- asunto
- baño
- birra
- cachondeo
- carrerilla
- carta
- competer
- concernir
- conciencia
- contingencia
- copa
- cuerpo
- deber
- decisión
- delantera
- derivar
- desviarse
- determinar
- determinación
- drogodependencia
- especificación
- granulada
- granulado
- impulso
- iniciativa
- jugar
- mal
- meterse
- nota
- parte
- partida
- partido
- pecho
- pensar
- pito
- poder
- posesión
- precaución
- pulso
- reírse
- relevo
- represalia
- resolver
- sol
- tierra
English:
account
- action
- antidepressant
- beach
- borrow
- capture
- catch
- change
- clamp down
- coffee break
- come off
- compel
- confuse
- corner
- crack down
- crackdown
- cut across
- drink
- eight
- either
- engage in
- face value
- form
- govern
- have
- join
- join in
- jot down
- laugh off
- less
- lightly
- make
- measure
- mental
- mickey
- mind
- monotony
- muck about
- muck around
- note
- occupy
- off
- office
- pause
- precaution
- provision
- record
- rest
- retaliate
- rib

* * *

tomar

♦ vt

1. [agarrar] to take;

me tomó de un brazo he took me by the arm;

tomó el dinero y se fue she took the money and left;

tómalo, ya no me hace falta take o have it, I no longer need it;

toma el libro que me pediste here's the book you asked me for;
Fam
¡toma ésa! [expresa venganza] that'll teach you!, chew on that!

2. [sacar, obtener] to take;

este ejemplo lo tomé del libro I took this example from the book;

fue al sastre para que le tomara las medidas he went to the tailor's to have his measurements taken;

toma unos planos de la casa [con cámara] take a few shots of the house;

tomar fotos (a o [m5] de) to take photos (of);

tomar declaración a alguien to take a statement from sb;

tomarle la lección a alguien to test sb on what they've learned at school;

tomar unas muestras de orina/sangre (a alguien) to take some urine/blood samples (from sb);

tomar la tensión/temperatura a alguien to take sb's blood pressure/temperature

3. [ingerir] [alimento, medicina, droga] to take;

¿qué quieres tomar? [beber] what would you like (to drink)?;
Esp [comer] what would you like (to eat)?;
¿quieres tomar algo (de beber)? would you like something to drink?;
Esp
¿quieres tomar algo (de comer)? would you like something to eat?;

tomé sopa I had soup;

no tomo alcohol I don't drink (alcohol)

4. [exponerse a]
tomar el sol, Am [m5] tomar sol to sunbathe;

salir a tomar el aire, Am [m5] salir a tomar aire to go out for a breath of fresh air;

salir a tomar el fresco to go out for a breath of fresh air;
RP
tomar frío to catch a chill;

tomó frío, por eso se engripó she caught a chill, that's why she came down with flu

5. [desplazarse mediante] [autobús, tren] to catch;
[taxi, ascensor, telesilla] to take;
tomaré el último vuelo I'll be on the last flight;

podríamos tomar el tren we could go by train;

tomaron un atajo they took a short-cut

6. [recibir] to take;

toma lecciones de piano she is taking o having piano lessons;

he tomado un curso de jardinería I've taken o done a course on gardening;

toma mi consejo y… take my advice and…;

¿tomas a María por esposa? do you take María to be your lawfully wedded wife?

7. [apuntar] [datos, información] to take down;

tomar apuntes o [m5] notas to take notes;

tomar algo por escrito to take o write sth down;

el secretario iba tomando nota de todo the secretary noted everything down

8. [baño, ducha] to take, to have

9. [adoptar] [medidas, precauciones, decisión] to take;
[actitud, costumbre, modales] to adopt;
tomar la determinación de hacer algo to determine o decide to do sth;

el Presidente debe tomar una postura sobre este asunto the President should state his opinion on this matter

10. [adquirir, cobrar] [velocidad] to gain, to gather;

las cosas están tomando mejor aspecto con este gobierno things are looking up under this government;

el avión fue tomando altura the plane climbed;

tomar confianza to grow in confidence, to become more assured;

la obra ya está tomando forma the play is beginning to take shape;

tomar fuerzas to gather one's strength;

voy tomándole el gusto a esto del esquí acuático water-skiing is starting to grow on me;

tomar interés por algo to get o grow interested in sth;

tomarle manía/cariño a to take a dislike/a liking to;

las negociaciones tomaron un rumbo favorable the negotiations started to go better

11. [asumir, encargarse de]
tomar el control to take control;

el copiloto tomó el mando the copilot took over;

él tomó sobre sí o [m5] sobre sus espaldas toda la responsabilidad he assumed full responsibility

12. [reaccionar a] to take;

¿qué tal tomó la noticia? how did she take the news?;

las cosas hay que tomarlas como vienen you have to take things as they come;

tómalo con calma take it easy

13. [llevar] [tiempo] to take;

me tomó mucho tiempo limpiarlo todo it took me a long time to clean it all

14. [contratar] to take on

15. [invadir] to take;

las tropas tomaron la ciudad the troops took o seized the city;

los estudiantes tomaron la universidad the students occupied the university

16. Fam
tomarla con alguien to have it in for sb

17. [confundir]
tomar a alguien por algo/alguien to take sb for sth/sb;

¿por quién me tomas o [m5] has tomado? what do you take me for?;

lo tomé por el jefe I took o mistook him for the boss;

¿tú me tomas por tonto o qué? do you think I'm stupid or something?

♦ vi

1. [encaminarse] to go;

toma a la derecha/izquierda turn o go right/left;

tomamos hacia el sur we headed south;

toma por ahí/por ese camino go that way/down that road

2. [en imperativo] [al dar algo]
¡toma! here you are!;

toma, dale esto a tu madre here, give this to your mother

3. Fam [como interjección]
¡toma! [expresa sorpresa] good grief!, Br blimey!;

necesito unas vacaciones – ¡tomar! ¡y yo! I need a Br holiday o US vacation – what, and I don't?;

¡tomar ya!, ¡qué golazo! how's that for a goal?

4. Am [beber alcohol] to drink

♦ See also the pronominal verb tomarse

* * *

tomar

I v/t take; decisión tb

make; bebida, comida have;

tenerla tomada o

tomarla con alguien fam have it in for s.o. fam ;

tomar el sol sunbathe;

¡toma! here (you are);

¡toma ya! serves you right!;

¿por quién me toma? what do you take me for?;

toma y daca give and take;

tomar las de Villadiego fam hightail it fam

II v/i

1 L.Am.

drink

2

:

tomar por la derecha take a right, turn right

* * *

tomar vt

1) : to take

tomé el libro: I took the book

tomar un taxi: to take a taxi

tomar una foto: to take a photo

toma dos años: it takes two years

tomaron medidas drásticas: they took drastic measures

2) beber: to drink

3) capturar: to capture, to seize

4)

tomar el sol : to sunbathe

5)

tomar tierra : to land

tomar vi

: to drink (alcohol)

♦ See also the reflexive verb tomarse

* * *

tomar vb

1. (en general) to take [pt. took; pp. taken]

tomó un pastel de la bandeja he took a cake from the tray

las tropas tomaron la ciudad the troops took the city

tomaron el autobús they took the bus

tomó apuntes she took notes

toma, es tuyo here, this is yours

2. (comer, beber) to have

tomo café y tostadas para desayunar I have toast and coffee for breakfast

tomamos mucha agua we drink a lot of water

¿quieres tomar algo? would you like a drink?

tomarle el pelo a alguien to pull someone's leg

tomar el sol to sunbathe

tomar el fresco to get some fresh air

tomar por to take for

¿me tomas por tonto? do you take me for a fool?

Spanish-English dictionary > tomar

16 χείρ

χείρ, χειρός, ἡ (Hom.+); on the acc. form χεῖραν J 20:25 v.l.; 1 Pt 5:6 v.l.; GJs 15:4 23:2 s. JPsichari, Essai sur le Grec de la Septante 1908, 164–70. Exx. fr. the pap in the Hdb. at J 20:25. Dual acc. τὼ χεῖρε only Tat. 22, 1. Dat. χειροῖν ApcPt Rainer ‘hand’.

① lit. Mt 12:10; Mk 3:1; Lk 6:6, 8; Ac 12:7; 20:34 al.; AcPlCor 2:35. πόδες καὶ χεῖρες Mt 22:13; cp. Lk 24:39, 40; Ac 21:11a. W. other parts of the body in sing. and pl. Mt 5:(29), 30; 18:8ab, (9); J 11:44. In the gen. w. the verbs ἅπτομαι Mt 8:15; ἐπιλαμβάνομαι (q.v. 1); κρατέω (q.v. 3b). In the acc. w. the verbs αἴρω (q.v. 1a); ἀπονίπτομαι (q.v.); βάλλω J 20:25b; δέω (q.v. 1b); δίδωμι (q.v. 2); ἐκπετάννυμι (q.v.); ἐκτείνω (q.v. 1); ἐπαίρω (q.v. 1); ἐπιβάλλω (q.v. 1b); ἐπισείω (q.v. 1); ἐπιτίθημι (q.v. 1aα; s. New Docs 4, 248 on laying on of hands; JCoppens, L’imposition des mains dans les Actes des Apôtres: Les Actes des Apôtres, ed. JKremer ’79, 405–38); cp. ἐπίθεσις (τῶν) χειρῶν (s. ἐπίθεσις); κατασείω (q.v.); νίπτομαι (s. νίπτω 1bβ and the lit. s.v. βαπτίζω 1; also JDöller, Das rituelle Händewaschen bei den Juden: Theol.-prakt. Quartalschr. 64, 1911, 748–58); τίθημι (q.v. 1aβ); ποιεῖν: ὀπίσω τὰς χεῖρας (ὀπίσω 1aβ) and τὰς χ. ἐναλλάξ (s. ἐναλλάξ); προσφέρω (q.v. 1bβ).—In the instrumental dat. ἔγραψα τῇ ἐμῇ χειρί (cp. Chariton 8, 4, 6; BGU 326 II, 2 al. in pap.—χείρ= handwriting as early as Hyperides in Pollux 2, 152, also Philod., π. ποιημ. 4, 33; 6, 14 Jens.; PMagd 25, 2 [III B.C.]; Jos., Ant. 14, 52) Gal 6:11; Phlm 19. ὁ ἀσπασμὸς τῇ ἐμῇ χειρί (i.e. γέγραπται) 1 Cor 16:21; Col 4:18; 2 Th 3:17 (on the conclusion of a letter written in the sender’s own handwriting, in pap letters as well as in the works of the Emperor Julian [Epistulae, Leges etc., ed. Bidez and Cumont 1922, nos. 9; 11], s. CBruns, Die Unterschriften in den röm. Rechtsurkunden: ABA 1876, 41–138; KDziatzko, entry Brief: Pauly-W. III 1899, 836ff; Dssm., LO 132f; 137f [LAE 166f; 171f]; s. also lit. s.v. χαίρω 2b). ἐννεύω τῇ χ. (s. ἐννεύω). κατασείω τῇ χ. (s. κατασείω 2). κρατέω τῇ χ. (κρατέω 3b). Pl. ταῖς χερσίν with the hands (Demetr. Phaler.: 228 Fgm. 38, 28 Jac. [in Diog. L. 2, 13] ταῖς ἰδίαις χερσίν; Diod S 16, 33, 1 τ. ἰδίαις χ. 17, 17, 7 al.; Aesop, Fab. 272 P.=425 H.; Herm. Wr. 5, 2) Lk 6:1; 1 Cor 4:12; Eph 4:28; 1 Th 4:11 (s. HPreisker, Das Ethos d. Arbeit im NT ’36); Papias (3:3).—τὸ ἔργον τῶν χειρῶν τινος s. ἔργον 3 and Rv 9:20.—W. prepositions: the hand on or in which someth. lies or fr. which someth. comes or is taken: ἐν τῇ χειρί Mt 3:12; Lk 3:17. (ἔχειν τι) εἰς τὰς χεῖρας Hv 1, 2, 2. ἐπὶ τὴν χεῖρα Rv 20:1. ἐπὶ χειρῶν Mt 4:6; Lk 4:11 (both Ps 90:12; s. end of this section). ἐκ (τῆς) χειρός (Diod S 2, 8, 6) Rv 8:4; 10:10. The hand by which someth. comes about: of deities θεοὶ οἱ διὰ χειρῶν γινόμενοι gods that are made by hand Ac 19:26 (cp. Just., A I, 20, 5). Of an earthly temple οἰκοδομητὸς ναὸς διὰ χειρός B 16:7.—The arm may be meant (as Hes., Theog. 150; Hdt. 2, 121, 5 ἐν τῷ ὤμῳ τὴν χεῖρα; Herodas 5, 83 ἐν τῇσι χερσὶ τῇσʼ ἐμῇσι=in my arms; Paus. 6, 14, 7; Galen, De Usu Part. 2, 2 vol. I p. 67, 1 Helmreich; Longus 1, 4, 2 χεῖρες εἰς ὤμους γυμναί) in ἐπὶ χειρῶν ἀροῦσίν σε Mt 4:6; Lk 4:11 (both Ps 90:12; but s. above). Whole for the part: finger Lk 15:22.

② an acting agent, hand (of), fig. ext. of 1. In this sense the focus is on the person or thing as the source of an activity.

ⓐ The OT (but cp. Diod S 3, 65, 3 ταῖς τῶν γυναικῶν χερσί=by the women; Ael. Aristid. 45 p. 70 D.: μετὰ τῆς χειρὸς τῶν δικαίων; Philostrat., Vi. Apoll. 6, 29; Nicetas Eugen. 7, 165 χειρὶ βαρβάρων) has a tendency to speak of a person’s activity as the work of one’s hand; διὰ χειρός ([τῶν] χειρῶν) τινος (בְּיַד פּ׳) through or by someone or someone’s activity, at the hand of Mk 6:2; Ac 2:23; 5:12; 7:25; 11:30; 14:3; 15:23; 19:11. Also ἐν χειρί (PsSol 16:14 ἐν χειρὶ σαπρίας by corruption; cp. AscIs 2:5 ἐν χερσίν) Gal 3:19. Corresp. the hands can represent the one who is acting οὐδὲ ὐπὸ χειρῶν ἀνθρωπίνων θεραπεύεται nor does God need to be served by humans Ac 17:25.

ⓑ The hand of deity means divine power (Il. 15, 695; Ael. Aristid. 47, 42 K.=23 p. 455 D.: ἐν χερσὶ τοῦ θεοῦ; LXX; Aristobulus in Eus., PE 8, 10, 1; 7–9 [p. 138 Holladay]; Ezk. Trag. 239 in Eus., PE 9, 29, 14; SibOr 3, 672; 795.—Porphyr. in Eus., PE 4, 23, 6 ὁ θεὸς ὁ ἔχων ὑπὸ χεῖρα, sc. τ. δαίμονας; Ath. 33, 2 παραβαίνων τὴν χεῖρα τοῦ θεοῦ). S. New Docs 2, 44.

α. as Creator (Ath. 34, 1) Ac 7:50 (Is 66:2). ποίησις χειρῶν αὐτοῦ 1 Cl 27:7 (Ps 18:2). τὰ ἔργα τῶν χειρῶν σου Hb 1:10 (Ps 101:26; ApcEsdr 1:10 p. 25, 2 Tdf.); 2:7 v.l. (Ps 8:7). Cp. B 5:10. In connection w. the account of creation the words ἄνθρωπον ταῖς ἱεραῖς χερσὶν ἔπλασεν 1 Cl 33:4 could be taken in the lit. sense.

β. as ruler, helper, worker of wonders, regulator of the universe: χεὶρ κυρίου ἦν μετʼ αὐτοῦ Lk 1:66; Ac 11:21 (TestAbr A 18 p. 100, 21 [Stone p. 48]).—Lk 23:46 (Ps 30:6); J 10:29; Ac 4:28 (w. βουλή, hence almost=‘will’; cp. Sir 25:26), 30; 1 Pt 5:6 (cp. Gen 16:9); 1 Cl 60:3. ὑπὸ τὴν κραταιὰν χεῖραν GJs 15:4.

γ. as punisher (PsSol 5:6 μὴν βαρύνῃς τὴν χεῖρά σου ἐφʼ ἡμᾶς; schol. on Apollon. Rhod. 4, 1043a ἐν ταῖς χερσὶ τῶν θεῶν νέμεσις) χεὶρ κυρίου ἐπί σε (1 Km 12:15) Ac 13:11. ἐμπεσεῖν εἰς χεῖρας θεοῦ ζῶντος (s. ἐμπίπτω 2) Hb 10:31. Cp. 1 Cl 28:2.

δ. of the powerful hand of Christ or of an angel J 3:35; 10:28; 13:3. ἐκ χειρὸς ἀγγέλου GJs 8:1; 13:2; cp. ἀγγέλων 15:3.—σὺν χειρὶ ἀγγέλου with the help of an angel Ac 7:35.

ⓒ hostile power (Hom. et al.; LXX) παραδιδόναι τινὰ εἰς χεῖράς τινος hand over to someone(’s power) (TestJob 20:3; ParJer 1:6; s. παραδίδωμι 1b; cp. PsSol 2:7 ἐγκαταλείπειν; Jos., Ant 6, 273.—B-D-F §217, 2) Ac 21:11b; pass. Mt 17:22; 26:45; Mk 9:31; Lk 9:44; 24:7; Ac 28:17; D 16:4. Also παραδιδ. τινὰ ἐν χειρί τινος 1 Cl 55:5. τὸ αἷμα σου ὑπὸ τὴν χεῖράν μού ἐστιν your blood is in my power GJs 23:2; escape, etc. ἐκ (τῆς) χειρός τινος from someone’s power (UPZ 79, 18 [159 B.C.] ἐκπέφευγεν ἐκ τῆς χειρός μου; Gen 32:12; Ex 18:10; Jos., Vi. 83) Lk 1:71, 74; J 10:39; Ac 12:11; AcPl Ha 8, 10f; AcPlCor 1:8. ἐκ χειρὸς σιδήρου λύσει σε he will free you from the power of the sword 1 Cl 56:9 (Job 5:20; Mel., P. 67, 478). ἐκ τῶν χειρῶν ἡμῶν Ac 24:6 (7) v.l. (cp. X., An. 6, 3, 4; Lucian, Hermot. 9, end). ἐξέφυγον τὰς χεῖρας αὐτοῦ 2 Cor 11:33 (Diod S 18, 73, 4 τὰς τοῦ Σελεύκου χεῖρας διαφυγῶν). ὑπὸ χειρὸς ἀνθρώπων παθεῖν B 5:5. πίε τὸ ποτήριον … ἐν χειροῖν τοῦ υἱοῦ τοῦ ἐν Ἅιδου drink the cup out of the hand of the son, who is in the nether world ApcPtRainer 17f.

③ distinctive prepositional combinations: ἐν χερσίν of someth. that one has in hand, w. which one is concerned at the moment (Hdt. 1, 35 τὸν γάμον ἐν χερσὶν ἔχοντος; Appian, Bell. Civ. 5, 81 §342 τὰ ἐν χερσίν; Ael. Aristid. 45 p. 74 D.; PPetr II, 9 [2], 4 [III B.C.] ἃ εἶχον ἐν ταῖς χερσίν; Jos., Bell. 43 165) ἐν χερσὶν ὁ ἀγών the contest is our concern at present 2 Cl 7:1. ὑπὸ χεῖρα continually (Ps.-Aristot., Mirabilia 52; Jos., Ant. 12, 185) Hv 3, 10, 7; 5:5; m 4, 3, 6 (B-D-F §232, 1.—In pap we have the mng. ‘privately’, ‘little by little’: PTebt 71, 15 [II B.C.]; Gnomon [=BGU V] prooem. 2f; PAmh 136, 17).—KGrayston, The Significance of ‘Hand’ in the NT: B Rigaux Festschr. ’70, 479–87.—B. 237ff. DELG. M-M. EDNT. TW. Sv.

Ελληνικά-Αγγλικά παλαιοχριστιανική Λογοτεχνία > χείρ

17 give

1. transitive verb,
gave, given

1) (hand over, pass) geben; (transfer from one's authority, custody, or responsibility) überbringen; übergeben (to an + Akk.)

she gave him her bag to carry — sie gab ihm ihre Tasche zum Tragen

Give it to me! I'll do it — Gib her! Ich mache das

give me... — (on telephone) geben Sie mir...; verbinden Sie mich mit...

2) (as gift) schenken; (donate) spenden; geben; (bequeath) vermachen

give somebody something, give something to somebody — jemandem etwas schenken

the book was given [to] me by my son — das Buch hat mir mein Sohn geschenkt

I wouldn't have it if it was given [to] me — ich würde es nicht mal geschenkt nehmen; abs.

give towards something — zu etwas beisteuern

give blood — Blut spenden

give [a donation] to charity — für wohltätige Zwecke spenden

give and take — (fig.) Kompromisse eingehen; (in marriage etc.) geben und nehmen

3) (sell) verkaufen; geben; (pay) zahlen; geben (ugs.); (sacrifice) geben; opfern

give somebody something [in exchange] for something — jemandem etwas für etwas [im Tausch] geben

I would give anything or my right arm/a lot to be there — ich würde alles/viel darum geben, wenn ich dort sein könnte

4) (assign) aufgeben [Hausaufgaben, Strafarbeit usw.]; (sentence to) geben [10 Jahre Gefängnis usw.]

5) (grant, award) geben [Erlaubnis, Arbeitsplatz, Interview, Rabatt, Fähigkeit, Kraft]; verleihen [Preis, Titel, Orden usw.]

be given something — etwas bekommen

he was given the privilege/honour of doing it — ihm wurde das Vorrecht/die Ehre zuteil, es zu tun

give somebody to understand or believe that... — jemanden glauben lassen, dass...

6) (entrust somebody with) übertragen (to Dat.)

give somebody the power to do something — jemanden ermächtigen, etwas zu tun

7) (allow somebody to have) geben [Recht, Zeit, Arbeit]; überlassen [seinen Sitzplatz]; lassen [Wahl, Zeit]

they gave me [the use of] their car for the weekend — sie überließen mir ihr Auto übers Wochenende

I will give you a day to think it over — ich lasse dir einen Tag Bedenkzeit

give yourself time to think about it — lass dir Zeit, und denk darüber nach

give me London any day or time or every time — (fig. coll.) London ist mir zehnmal lieber

I['ll] give you/him etc. that — (fig. coll.): (grant) das gebe ich zu; zugegeben

you've got to give it to him — (fig. coll.) das muss man ihm lassen

it cost £5, give or take a few pence — es hat so um die fünf Pfund gekostet (ugs.)

given that — (because) da; (if) wenn

given the right tools — mit dem richtigen Werkzeug

given time, I'll do it — wenn ich Zeit habe, mache ich es

8) (offer to somebody) geben, reichen [Arm, Hand usw.]

please give me your attention — ich bitte um Ihre Aufmerksamkeit

give somebody in marriage — jemanden verheiraten

9) (cause somebody/something to have) geben; verleihen [Charme, Reiz, Gewicht, Nachdruck]; bereiten, machen [Freude, Mühe, Kummer]; bereiten, verursachen [Schmerz]; bieten [Abwechslung, Schutz]; leisten [Hilfe]; gewähren [Unterstützung]

I was given the guest room — man gab mir das Gästezimmer

give a clear picture — (Telev.) ein gutes Bild haben

give hope to somebody — jemandem Hoffnung machen

give somebody what for — (sl.) es jemandem geben (ugs.)

10) (convey in words, tell, communicate) angeben [Namen, Anschrift, Alter, Grund, Zahl]; nennen [Grund, Einzelheiten, Losungswort]; geben [Rat, Beispiel, Befehl, Anweisung, Antwort]; fällen [Urteil, Entscheidung]; sagen [Meinung]; bekannt geben [Nachricht, Ergebnis]; machen [Andeutung]; erteilen [Verweis, Rüge]; (present, set forth) [Wörterbuch, Brief:] enthalten; [Zeitung:] bringen [Bericht]

give details of something — Einzelheiten einer Sache (Gen.) darlegen

give something a mention — etwas erwähnen

give somebody the facts — jemanden mit den Fakten vertraut od. bekannt machen

she gave us the news — sie teilte es uns mit

give somebody a decision — jemandem eine Entscheidung mitteilen

give him my best wishes — richte ihm meine besten Wünsche aus

don't give me that! — (coll.) erzähl mir [doch] nichts! (ugs.)

11) given (specified) gegeben

12) (perform, read, sing, etc.) geben [Vorstellung, Konzert]; halten [Vortrag, Seminar]; vorlesen [Gedicht, Erzählung]; singen [Lied]; spielen [Schauspiel, Oper, Musikstück]

give us a song — sing mal was

13) ausbringen [Toast, Trinkspruch]; (as toast)

ladies and gentlemen, I give you the Queen — meine Damen, meine Herren, auf die Königin od. das Wohl der Königin

14) (produce) geben [Licht, Milch]; tragen [Früchte]; ergeben [Zahlen, Resultat]; erbringen [Ernte]

15) (cause to develop) machen

something gives me a headache — von etwas bekomme ich Kopfschmerzen

running gives me an appetite — Laufen macht mich hungrig

16) (make somebody undergo) geben; versetzen [Schlag, Stoß]; verabreichen (geh.), geben [Arznei]

give somebody a [friendly] look — jemandem einen [freundlichen] Blick zuwerfen

he gave her hand a squeeze — er drückte ihr die Hand

give as good as one gets — (coll.) es jemandem mit gleicher Münze heimzahlen

17) (execute, make, show) geben [Zeichen, Stoß, Tritt]; machen [Satz, Ruck]; ausstoßen [Schrei, Seufzer, Pfiff]

give a [little] smile — [schwach] lächeln

give something/somebody a look — sich (Dat.) etwas/jemanden ansehen

18) (devote, dedicate) widmen

be given to something/doing something — zu etwas neigen/etwas gern tun

give all one's got — (coll.) sein möglichstes tun

19) (be host at) geben [Party, Empfang, Essen usw.]

20)

give somebody/something two months/a year — jemandem/einer Sache zwei Monate/ein Jahr geben
2. intransitive verb,
gave, given

1) (yield, bend) nachgeben (auch fig.); [Knie:] weich werden; [Bett:] federn; (break down) zusammenbrechen; [Brücke:] einstürzen; (fig.) nachlassen

2) (lead)

give on to the street/garden — [Tür usw.:] auf die Straße hinausführen/in den Garten führen
3. noun
1) Nachgiebigkeit, die; (elasticity) Elastizität, die

have [no] give — [nicht] nachgeben

2)

give and take — (compromise) Kompromiss, der; (exchange of concessions) Geben und Nehmen, das

Phrasal Verbs:

- academic.ru/31217/give_away">give away

- give back

- give in

- give off

- give out

- give over

- give up

- give way

* * *

(to dismiss (someone) or to be dismissed (usually from a job): He got the boot for always being late.) rausgeschmissen werden

* * *

give

[gɪv]

I. TRANSITIVE VERB

<gave, given>

1. (in collocations) see birth 1, blood I. 1, call I. 1, chase I. 1, evidence I. 2, kiss² I. 1, look I. 1, smile I.

2. (hand over)

▪ to \give sb sth [or sth to sb] jdm etw geben

to \give sb a cold jdn mit seiner Erkältung anstecken

to \give a woman in marriage to sb eine Frau an jdn verheiraten

she gave him two sons sie schenkte ihm zwei Söhne

3. (administer)

▪ to \give sb sth medicine jdm etw geben

to \give sb a sedative jdm ein Beruhigungsmittel geben

4. (as present)

▪ to \give sb sth [or sth to sb] jdm etw schenken; (donate) jdm etw spenden

this book was given to me by my best friend dieses Buch hat mir meine beste Freundin geschenkt

please \give generously wir bitten um großzügige Spenden

to \give sb a present jdm etwas schenken

to \give sb sth as a present jdm etw schenken

5. (offer)

▪ to \give sb sth jdm etw geben

to \give sb an excuse for sth/for doing [or to do] sth jdm als Entschuldigung für etw akk dienen

to \give sb food jdm zu essen geben

to \give sb one's seat jdm seinen Platz anbieten

to \give sb something to eat/drink jdm etwas zu essen/trinken anbieten

they gave us pork for dinner zum Abendessen servierten sie Schweinefleisch

\given the choice wenn ich die Wahl hätte; see also example 1, strength 12, support II. 2, 4

6. (entrust)

to \give one's baby/sth into sb's care jdm sein Baby/etw anvertrauen

to \give sb the power to do sth jdn dazu bevollmächtigen, etw zu tun

7. (sacrifice)

I'd \give anything [or the world] [or my right arm] to be... ich würde alles dafür geben [o tun],... zu sein

8. (sell, pay)

to \give sb sth for £20 jdm etw für 20 Pfund verkaufen

to \give sb £20 for sth jdm für etw akk 20 Pfund zahlen

how much did you \give for that? wie viel hast du dafür gezahlt?

I'll \give you the camera for £100 für 100 Pfund gehört die Kamera dir!

9. (cause)

▪ to \give sb sth etw bei jdm hervorrufen

sth \gives sb a headache jd bekommt von etw dat Kopfschmerzen; ( fig) etw bereitet jdm Kopfschmerzen

to \give sb/sth a bad name jdn/etw in Verruf bringen

to \give sb to understand that... jdm zu verstehen geben, dass...

the fresh air has \given us an appetite die frische Luft hat uns Appetit gemacht

that will \give you something to think about! darüber kannst du ja mal nachdenken!

what gave you that idea? wie kommst du denn auf die Idee?; see also joy 1, pleasure 1, pain I. 1, 2, trouble I. 4

10. (grant)

▪ to \give sb sth jdm etw geben

to \give sb his/her due jdm Ehre erweisen

\give the devil his due Ehre, wem Ehre gebührt

to \give sb encouragement jdn ermutigen

to \give sb permission [to do sth] jdm die Erlaubnis erteilen[, etw zu tun]

11. (impart)

to \give one's age/name sein Alter/seinen Namen angeben

to \give a decision court ein Urteil fällen

to \give sb the news of sth jdm etw mitteilen

can you \give me any details? können Sie mir irgendwelche Einzelheiten nennen?

she wouldn't \give me her opinion sie wollte mir nicht sagen, was sie denkt

he couldn't \give me a reason why... er konnte mir auch nicht sagen, warum...

\give him my thanks richten Sie ihm meinen Dank aus

\give her my regards [or my best wishes] grüß' sie schön von mir!; see also advice 1, answer I. 1, information I. 1, notice II. 4, warning 2

12. (assign)

to be given full sentence/life imprisonment die Höchststrafe/lebenslang bekommen

the teacher gave us no exercises today der Lehrer hat uns heute nichts aufgegeben

13. usu imper (connect with)

\give me the police/sales department/Mr Smith verbinden Sie mich bitte mit der Polizei/der Verkaufsabteilung/Mr. Smith

14. (allow)

▪ to \give sb sth time jdm etw geben

just \give me two more days geben Sie mir noch zwei Tage extra

I'll \give you a day to think it over ich lasse dir einen Tag Bedenkzeit

\give yourself time to get over it lass' dir Zeit, um darüber hinwegzukommen

\give or take mehr oder weniger

he came at six o'clock, \give or take a few minutes er kam so gegen sechs

15. (predict)

to \give sb/sth three months/five years marriage, relationship jdm/etw drei Monate/fünf Jahre geben

16. (present)

to \give a concert ein Konzert geben

to \give a speech/lecture eine Rede/einen Vortrag halten

\give us a song, John sing uns was vor John!

17. (host)

to \give a party/reception eine Party/einen Empfang geben

18. (utter, emit)

to \give a bark bellen

to \give a cry/groan aufschreien/-stöhnen

to \give a noise ein Geräusch von sich dat geben; see also laugh I. 1, sigh I.

19. (like best)

\give me PONS every time [or any day] es geht doch nichts über PONS!

20. (value)

to not \give much [or anything] for sth nicht viel auf etw akk geben fam

21. (devote)

to \give one's life to sth etw dat sein Leben widmen

22. ( fam: punish)

I'll \give you what for, young lady, coming home at 2 o'clock in the morning! ich geb' dir gleich was, junge Dame — um zwei Uhr morgens nach Hause zu kommen!

23. (produce)

▪ to \give sth result, number etw ergeben

to \give milk/light Milch/Licht geben

to \give warmth Wärme spenden

24. (do)

to \give sb's hand a squeeze jdm die Hand drücken

to \give sb a [dirty/friendly] look jdm einen vernichtenden/freundlichen Blick zuwerfen

to \give a shrug mit den Schultern [o Achseln] zucken

25. (admit/grant)

she's quite brave, I'll \give you that das gestehe ich dir zu — Mut hat sie

I'll \give you that das muss man dir lassen

26. ( form: prone to)

▪ to be \given to sth zu etw dat neigen

27. (toast)

to \give a toast to sb auf jdn einen Tost ausbringen

I \give you the president auf den Präsidenten!; (as speaker) das Wort hat der Präsident

28.

▶ \give me a break! jetzt mach aber mal halblang! fam; (stop) jetzt hör' aber auf! fam; (don't believe) das glaubst du doch selbst nicht! fam

▶ I don't \give a damn ( fam) [or (fam!) a shit] [or ( vulg) a fuck] das ist mir scheißegal! derb

▶ to \give a dog a bad name BRIT ( saying) alte Geschichten [wieder] aufwärmen

▶ don't \give me that! komm mir doch nicht damit! fam

▶ you just have to \give it a go du musst es einfach versuchen! fam

II. INTRANSITIVE VERB

<gave, -n>

1. (donate)

▪ to \give to sth charity für etw akk spenden

to \give of one's best sein Bestes geben

to \give of one's money/time sein Geld/seine Zeit opfern

to \give generously großzügig spenden

to \give and take [gegenseitige] Kompromisse machen

2. (bend, yield) rope reißen; bed federn; knees weich werden

▪ to \give [under [or with] sth] weight [unter etw dat] nachgeben

3. (collapse) bridge einstürzen; seam platzen

you can't work so hard all the time, something's bound to \give du kannst nicht die ganze Zeit so hart arbeiten, sonst wird das irgendwann mal ganz böse ausgehen! sl

4. (be at an end)

▪ sth \gives patience mit etw dat ist es vorbei; nerves, voice etw versagt

5. ( fam: what's happening)

what \gives? was gibt's Neues?

what \gives here? was ist hier so los? fam

6. (tell)

\give! erzähl' schon! fam

7.

▶ it is better [or more blessed] to \give than to receive ( prov) Geben ist seliger denn Nehmen prov

▶ to \give as good as one gets Gleiches mit Gleichem vergelten

III. NOUN

no pl Nachgiebigkeit f; (elasticity) Elastizität f; of bed Federung f

to [not] have much \give [nicht] sehr nachgeben; (elastic) [nicht] sehr elastisch sein

* * *
[gɪv] vb: pret gave, ptp given
1. TRANSITIVE VERB
When give is part of a set combination, eg. give evidence, give chase, look up the other word.
1) geben

to give sb sth or sth to sb — jdm etw geben

they gave us food and drink — sie gaben uns zu essen und zu trinken

the teacher gave us three exercises — der Lehrer hat uns drei Übungen gegeben or (as homework)

we were given three exercises she was given a sedative — wir haben drei Übungen bekommen or (as homework) aufbekommen man hat ihr or ihr wurde ein Beruhigungsmittel gegeben

they gave us roast beef for lunch — sie servierten uns Roastbeef zum (Mittag)essen

I'd give a lot/the world/anything to know... —

what wouldn't I give to be like you — was würde ich nicht darum geben, so wie du zu sein

to give sb one's cold (inf) — jdn mit seiner Erkältung anstecken

to give as good as one gets — sich kräftig wehren

he gave everything he had (fig) — er holte das Letzte aus sich heraus

what will you give me for it? — was gibst du mir dafür?

how much did you give for it? — wie viel hast du dafür bezahlt?

11 o'clock, give or take a few minutes — so gegen 11 Uhr

six foot, give or take a few inches — ungefähr sechs Fuß

2) as present schenken; (= donate) spenden, geben

to give sb sth or sth to sb — jdm etw schenken

it was given to me by my uncle, I was given it by my uncle — ich habe es von meinem Onkel bekommen or geschenkt bekommen

he gave me a book as a present — er schenkte mir ein Buch, er machte mir ein Buch zum Geschenk

3) with abstract nouns trouble machen; one's love, attention schenken; hospitality gewähren

he gave the impression he didn't care — er machte den Eindruck, als ob es ihm egal wäre

to give sb help — jdm helfen or Hilfe leisten

to give sb support —

(God) give me strength to do it — Gott gebe mir die Kraft, es zu tun!

give me strength/patience! — großer Gott! (inf)

to be given a choice — die Wahl haben

to give sb a look/smile — jdn ansehen/anlächeln

to give sb a blow — jdn schlagen, jdm einen Schlag versetzen

to give sb a push/kick — jdm einen Stoß/Tritt geben, jdn stoßen/treten

to give sb's hand a squeeze — jdm die Hand drücken

to give one's hair a brush/wash — sich (dat) die Haare bürsten/waschen

this incident gave him the basic plot of the story — durch dieses Ereignis bekam er die Grundidee für die Handlung der Geschichte

who gave you that idea? — wer hat dich denn auf die Idee gebracht?

what gives you that idea? — wie kommst du denn auf die Idee?

that will give you something to think about — da hast du etwas, worüber du nachdenken kannst

I'll give you something to cry about — ich werde schon zusehen, dass du weißt, warum du weinst

give me Shakespeare/Spain (every time)! (inf) —

give me Renoir and Rembrandt, not these surrealist artists — mir sind Renoir und Rembrandt viel lieber als diese Surrealisten

I'm not going to give way on this — ich werde in dieser Sache nicht nachgeben

to give way to pressure — unter Druck nachgeben

don't give way to despair — überlass dich nicht der Verzweiflung

she gave way to tears — sie ließ den Tränen freien Lauf

to give way to sth — von etw abgelöst werden

tears gave way to smiles — die Tränen machten einem Lächeln Platz

radio has almost given way to television — das Radio ist vom Fernsehen fast verdrängt worden on road

give way to oncoming traffic — der Gegenverkehr hat Vorfahrt

who has to give way here? — wer hat hier Vorfahrt?

I was expecting him to give way — ich nahm an, er würde mir die Vorfahrt lassen

"give way" — "Vorfahrt (gewähren)"

4) = cause, cause to feel pleasure, joy machen, bereiten; pain bereiten

to give sb pain — jdm wehtun (also fig), jdm Schmerzen bereiten

it gives me great pleasure to... — es ist mir eine große Freude...

to give sb a shock — jdm einen Schock versetzen __diams; to give sb to understand that...

I was given to understand/believe that... — mir wurde zu verstehen gegeben, dass...

5) = punish with erteilen

he gave the child a smack — er gab dem Kind einen Klaps

or sentences (US) — er gab ihr 100 Zeilen als Strafarbeit auf

to give sb five years — jdn zu fünf Jahren verurteilen, jdm fünf Jahre aufbrummen

he was given a thrashing/five years — er hat eine Tracht Prügel/fünf Jahre bekommen

6)

= utter to give a cry/groan/laugh/sigh — aufschreien/-stöhnen/-lachen/-seufzen

7) = yield, produce milk, warmth, light etc geben; results (er)bringen; answer liefern

our satellite dish gives a very good picture — unsere Parabolantenne gibt ein sehr gutes Bild

8) = allow time geben

they gave me a week to do it — sie gaben or ließen mir eine Woche Zeit, um es zu machen

give yourself time to recover — lassen Sie sich Zeit, um sich zu erholen

give yourself half an hour — rechnen Sie mit einer halben Stunde

I always give myself an extra hour in bed — ich genehmige mir eine Extrastunde im Bett

how long do you give that marriage? (inf) — wie lange gibst du dieser Ehe? (inf)

it's an improvement, I'll give you that — es ist eine Verbesserung, das gestehe ich (dir) ein

he's a good worker, I'll give him that — eines muss man ihm lassen, er arbeitet gut

9) = report, tell information, details, description, answer, advice geben; one's name, particulars angeben; suggestion machen; (= let sb know by letter, phone etc) decision, opinion, results mitteilen

the court hasn't given a decision yet — das Gericht hat noch kein Urteil gefällt

he wouldn't give me his decision/opinion — er wollte mir seine Entscheidung/Meinung nicht sagen

they interrupted the film to give the football results — sie unterbrachen den Film, um die Fußballergebnisse zu bringen

give him my regards — bestellen Sie ihm (schöne) Grüße, richten Sie ihm (schöne) Grüße von mir aus

give her my thanks — richten Sie ihr meinen Dank aus

to give no/the right answer — nicht/richtig antworten

to give sb a warning — jdn warnen

his letter gave us the latest news —

she was given the news by John — John hat ihr das mitgeteilt

he forgot to give us the date — er hat vergessen, uns das Datum anzugeben or (verbally also) zu sagen or (by letter, phone etc also) mitzuteilen

who gave you that information? — wer hat Ihnen das gesagt or die Auskunft gegeben or erteilt?

10) = hold, perform party, dinner, play geben; speech halten; song singen; toast ausbringen (to sb auf jdn)

give us a song —

I give you Mary (as toast) (as speaker) — auf Mary!, auf Marys Wohl! ich gebe Mary das Wort

11)

= do the child gave a little jump of excitement — das Kind machte vor Aufregung einen kleinen Luftsprung

he gave a shrug of his shoulders — er zuckte mit den Schultern

12) = devote widmen (
to +dat)
he has given himself entirely to medicine —

he gave himself/his life to God — er weihte sich/sein Leben Gott

2. INTRANSITIVE VERB

1) = give way lit, fig = collapse, yield nachgeben; (strength, health, nerve, voice) versagen; (= break, rope, cable) reißen; (cold weather) nachlassen

when you're under as much strain as that, something is bound to give (inf) — wenn man unter so viel Druck steht, muss es ja irgendwo aushaken (inf)

2) = bend, be flexible nachgeben; (bed) federn; (dress) sich dehnen or weiten

3) = give money etc geben, spenden

it is more blessed to give than to receive (Bibl) — Geben ist seliger denn Nehmen

you have to be prepared to give and take (fig) — man muss zu Kompromissen bereit sein, man muss auch mal zurückstecken können

4)

= be the matter esp US inf what gives? — was gibts? (inf), was ist los? (inf)

what gives with him? — was ist los mit ihm? (inf)

what gives in this town? — was ist hier (in der Stadt) los? (inf)

5)

= tell US inf OK, now give! — also, raus mit der Sprache! (inf)

3. NOUN
Nachgiebigkeit f, Elastizität f; (of floor, bed, chair) Federung f
this elastic hasn't got much give left — dieses Gummiband ist nicht mehr sehr elastisch

it has a lot of give — es gibt sehr stark nach

4. PHRASAL VERBS

* * *

give [ɡıv]

A s

1. Elastizität f, (des Bodens etc) Federung f:

there is too much give in the rope das Seil ist zu locker (gespannt)

2. fig

a) Elastizität f, Flexibilität f

b) Nachgiebigkeit f:

there is no give in him er gibt nie nach

B v/t prät gave [ɡeıv], pperf given [ˈɡıvn]

1. a) geben:

give sb the name of William jemandem den Namen William geben;

give or take plus/minus;

he has given me his cold er hat mich mit seiner Erkältung angesteckt

b) schenken:

he gave his son a watch;

she gave him a daughter

c) Blut etc spenden

2. geben, reichen:

give sb one’s hand jemandem die Hand geben

3. einen Brief etc (über)geben

4. (als Gegenwert) geben, (be)zahlen:

how much did you give for that coat?;

give as good as one gets ( oder takes) mit gleicher Münze zurückzahlen

5. eine Auskunft, einen Rat etc geben, erteilen:

give a description eine Beschreibung geben (of gen oder von)

6. sein Wort geben

7. widmen:

give one’s attention (energies) to sth einer Sache seine Aufmerksamkeit (Kraft) widmen

8. sein Leben hingeben, opfern ( beide:

for für)

9. ein Recht, einen Titel, ein Amt etc verleihen, geben, übertragen:

give sb a part in a play jemandem eine Rolle in einem Stück geben

10. geben, gewähren, zugestehen:

give sb a favo(u)r jemandem eine Gunst gewähren;

just give me 24 hours geben Sie mir (nur) 24 Stunden (Zeit);

give sb until …

a) jemandem bis … Zeit geben oder lassen ( to do zu tun),

b) jemandem bis … Bedenkzeit geben;

I give you that point in diesem Punkt gebe ich Ihnen recht;

give me the good old times! da lobe ich mir die gute alte Zeit!;

give me Mozart any time Mozart geht mir über alles;

it was not given to him to do it es war ihm nicht gegeben oder vergönnt, es zu tun

11. einen Befehl, Auftrag etc geben, erteilen

12. Hilfe gewähren, leisten, Schutz bieten

13. einen Preis zuerkennen, zusprechen

14. eine Arznei (ein)geben, verabreichen

15. jemandem ein Zimmer etc geben, zuteilen, zuweisen

16. Grüße etc übermitteln:

give him my love bestelle ihm herzliche Grüße von mir

17. übergeben, einliefern:

give sb into custody jemanden der Polizei übergeben, jemanden verhaften lassen

18. jemandem einen Schlag etc geben, versetzen

19. jemandem einen Blick zuwerfen

20. a) von sich geben, äußern: → cry A 1, laugh A 1, shout C 1, sign A 6, smile C 1, start A 6

b) eine Erklärung etc abgeben

c) eine Rede etc halten

21. (an)geben, mitteilen, seine Telefonnummer etc angeben:

give a reason einen Grund angeben;

don’t give me that! das glaubst du doch selbst nicht!;

this clock gives the right time diese Uhr zeigt die richtige Zeit an; → name Bes Redew

22. ein Lied etc zum Besten geben, vortragen

23. ein Konzert etc geben, veranstalten:

give a dinner ein Essen geben;

give a play ein (Theater)Stück geben oder aufführen

24. bereiten, verursachen:

give pain Schmerzen bereiten, wehtun;

give sb many problems jemandem viele Probleme aufgeben; → pain A 1, A 2, pleasure A 1

25. (er)geben:

give no result ohne Ergebnis bleiben

26. geben, hervorbringen:

cows give milk Kühe geben Milch;

the lamp gives a good light die Lampe gibt gutes Licht

27. einen Trinkspruch ausbringen auf (akk):

I give you the ladies ich trinke auf das Wohl der Damen

28. geben, zuschreiben:

I give him 50 years ich schätze ihn auf 50 Jahre

29. jemandem zu tun, zu trinken etc geben:

she gave me her bag to carry;

I was given to understand that … man gab mir zu verstehen, dass …

30. (in Redewendungen meist) geben:

give attention achtgeben (to auf akk);

give it to him! umg gibs ihm!;

give sb what for umg es jemandem geben oder besorgen; (siehe die Verbindungen mit den entsprechenden Substantiven)

C v/i

1. geben, spenden (to dat):

give generously;

give and take geben und nehmen, einander entgegenkommen, kompromissbereit sein

2. nachgeben (auch Preise):

give under great pressure;

the foundations are giving das Fundament senkt sich;

the chair gives comfortably der Stuhl federt angenehm;

his knees gave under him seine Knie versagten

3. what gives? sl was gibts?;

what gives with him? sl was ist los mit ihm?

4. nachlassen, schwächer werden

5. versagen (Nerven etc)

6. a) nachgeben, (Boden etc) federn

b) sich dehnen (Kleidungsstück)

7. sich anpassen (to dat oder an akk)

8. a) führen ( into in akk; on[to] auf akk, nach) (Straße etc)

b) gehen (on[to] nach) (Fenster etc)

9. US umg

a) sprechen:

come on, give! los, raus mit der Sprache!

b) aus sich herausgehen

* * *
1. transitive verb,
gave, given

1) (hand over, pass) geben; (transfer from one's authority, custody, or responsibility) überbringen; übergeben (to an + Akk.)

she gave him her bag to carry — sie gab ihm ihre Tasche zum Tragen

Give it to me! I'll do it — Gib her! Ich mache das

give me... — (on telephone) geben Sie mir...; verbinden Sie mich mit...

2) (as gift) schenken; (donate) spenden; geben; (bequeath) vermachen

give somebody something, give something to somebody — jemandem etwas schenken

the book was given [to] me by my son — das Buch hat mir mein Sohn geschenkt

I wouldn't have it if it was given [to] me — ich würde es nicht mal geschenkt nehmen; abs.

give towards something — zu etwas beisteuern

give blood — Blut spenden

give [a donation] to charity — für wohltätige Zwecke spenden

give and take — (fig.) Kompromisse eingehen; (in marriage etc.) geben und nehmen

3) (sell) verkaufen; geben; (pay) zahlen; geben (ugs.); (sacrifice) geben; opfern

give somebody something [in exchange] for something — jemandem etwas für etwas [im Tausch] geben

I would give anything or my right arm/a lot to be there — ich würde alles/viel darum geben, wenn ich dort sein könnte

4) (assign) aufgeben [Hausaufgaben, Strafarbeit usw.]; (sentence to) geben [10 Jahre Gefängnis usw.]

5) (grant, award) geben [Erlaubnis, Arbeitsplatz, Interview, Rabatt, Fähigkeit, Kraft]; verleihen [Preis, Titel, Orden usw.]

be given something — etwas bekommen

he was given the privilege/honour of doing it — ihm wurde das Vorrecht/die Ehre zuteil, es zu tun

give somebody to understand or believe that... — jemanden glauben lassen, dass...

6) (entrust somebody with) übertragen (to Dat.)

give somebody the power to do something — jemanden ermächtigen, etwas zu tun

7) (allow somebody to have) geben [Recht, Zeit, Arbeit]; überlassen [seinen Sitzplatz]; lassen [Wahl, Zeit]

they gave me [the use of] their car for the weekend — sie überließen mir ihr Auto übers Wochenende

I will give you a day to think it over — ich lasse dir einen Tag Bedenkzeit

give yourself time to think about it — lass dir Zeit, und denk darüber nach

give me London any day or time or every time — (fig. coll.) London ist mir zehnmal lieber

I['ll] give you/him etc. that — (fig. coll.): (grant) das gebe ich zu; zugegeben

you've got to give it to him — (fig. coll.) das muss man ihm lassen

it cost £5, give or take a few pence — es hat so um die fünf Pfund gekostet (ugs.)

given that — (because) da; (if) wenn

given the right tools — mit dem richtigen Werkzeug

given time, I'll do it — wenn ich Zeit habe, mache ich es

8) (offer to somebody) geben, reichen [Arm, Hand usw.]

please give me your attention — ich bitte um Ihre Aufmerksamkeit

give somebody in marriage — jemanden verheiraten

9) (cause somebody/something to have) geben; verleihen [Charme, Reiz, Gewicht, Nachdruck]; bereiten, machen [Freude, Mühe, Kummer]; bereiten, verursachen [Schmerz]; bieten [Abwechslung, Schutz]; leisten [Hilfe]; gewähren [Unterstützung]

I was given the guest room — man gab mir das Gästezimmer

give a clear picture — (Telev.) ein gutes Bild haben

give hope to somebody — jemandem Hoffnung machen

give somebody what for — (sl.) es jemandem geben (ugs.)

10) (convey in words, tell, communicate) angeben [Namen, Anschrift, Alter, Grund, Zahl]; nennen [Grund, Einzelheiten, Losungswort]; geben [Rat, Beispiel, Befehl, Anweisung, Antwort]; fällen [Urteil, Entscheidung]; sagen [Meinung]; bekannt geben [Nachricht, Ergebnis]; machen [Andeutung]; erteilen [Verweis, Rüge]; (present, set forth) [Wörterbuch, Brief:] enthalten; [Zeitung:] bringen [Bericht]

give details of something — Einzelheiten einer Sache (Gen.) darlegen

give something a mention — etwas erwähnen

give somebody the facts — jemanden mit den Fakten vertraut od. bekannt machen

she gave us the news — sie teilte es uns mit

give somebody a decision — jemandem eine Entscheidung mitteilen

give him my best wishes — richte ihm meine besten Wünsche aus

don't give me that! — (coll.) erzähl mir [doch] nichts! (ugs.)

11) given (specified) gegeben

12) (perform, read, sing, etc.) geben [Vorstellung, Konzert]; halten [Vortrag, Seminar]; vorlesen [Gedicht, Erzählung]; singen [Lied]; spielen [Schauspiel, Oper, Musikstück]

give us a song — sing mal was

13) ausbringen [Toast, Trinkspruch]; (as toast)

ladies and gentlemen, I give you the Queen — meine Damen, meine Herren, auf die Königin od. das Wohl der Königin

14) (produce) geben [Licht, Milch]; tragen [Früchte]; ergeben [Zahlen, Resultat]; erbringen [Ernte]

15) (cause to develop) machen

something gives me a headache — von etwas bekomme ich Kopfschmerzen

running gives me an appetite — Laufen macht mich hungrig

16) (make somebody undergo) geben; versetzen [Schlag, Stoß]; verabreichen (geh.), geben [Arznei]

give somebody a [friendly] look — jemandem einen [freundlichen] Blick zuwerfen

he gave her hand a squeeze — er drückte ihr die Hand

give as good as one gets — (coll.) es jemandem mit gleicher Münze heimzahlen

17) (execute, make, show) geben [Zeichen, Stoß, Tritt]; machen [Satz, Ruck]; ausstoßen [Schrei, Seufzer, Pfiff]

give a [little] smile — [schwach] lächeln

give something/somebody a look — sich (Dat.) etwas/jemanden ansehen

18) (devote, dedicate) widmen

be given to something/doing something — zu etwas neigen/etwas gern tun

give all one's got — (coll.) sein möglichstes tun

19) (be host at) geben [Party, Empfang, Essen usw.]

20)

give somebody/something two months/a year — jemandem/einer Sache zwei Monate/ein Jahr geben
2. intransitive verb,
gave, given

1) (yield, bend) nachgeben (auch fig.); [Knie:] weich werden; [Bett:] federn; (break down) zusammenbrechen; [Brücke:] einstürzen; (fig.) nachlassen

2) (lead)

give on to the street/garden — [Tür usw.:] auf die Straße hinausführen/in den Garten führen
3. noun
1) Nachgiebigkeit, die; (elasticity) Elastizität, die

have [no] give — [nicht] nachgeben

2)

give and take — (compromise) Kompromiss, der; (exchange of concessions) Geben und Nehmen, das

Phrasal Verbs:

- give away

- give back

- give in

- give off

- give out

- give over

- give up

- give way

* * *

(a lecture, etc.) v.

abhalten (Lehrstunde, Vorlesung) v. v.

(§ p.,p.p.: gave, given)

= bereiten v.

eingeben v.

geben v.

(§ p.,pp.: gab, gegeben)

hingeben v.

verursachen v.

widmen v.

English-german dictionary > give

18 ausliefern

(trennb., hat -ge-)

I v/t

1. an Person: hand over (+ Dat oder an + Akk to); WIRTS. (Ware etc.) deliver; (verteilen) distribute; JUR. surrender; (politische Gefangene) hand over; (ausländische Verbrecher) extradite

2. fig. deliver (+ Dat to); jemanden dem Tode / seinem Schicksal ausliefern deliver s.o. to his ( oder her) death / fate; ausgeliefert

II v/refl: sich jemandem ausliefern surrender ( oder give o.s. up) to s.o.; fig. put o.s. at s.o.’s mercy ( oder in s.o.’s power), throw o.s. on s.o.’s mercy

* * *

(Verbrecher) to surrender; to extradite;

(Waren) to deliver; to hand over

* * *
aus|lie|fern
vt sep

1) Waren to deliver

2) jdn to hand over (
an +acc to); (an anderen Staat) to extradite ( an +acc to fig = preisgeben) to leave (jdm in the hands of)
sich der Polizei/Justiz áúsliefern — to give oneself up or surrender oneself to the police/to justice

jdm/einer Sache ausgeliefert sein — to be at sb's mercy/the mercy of sth

* * *

(to give (someone) up to the police of another country (for a crime committed there).) extradite

* * *

aus|lie·fern

vt

1. (liefern)

▪ etw [an jdn] \ausliefern to deliver sth [to sb]

2. (überstellen)

▪ jdn [an jdn/etw] \ausliefern to hand over sep sb [to sb/sth], to turn in sb sep, to turn sb over [or to deliver sb] to sb/sth

jdn [an ein anderes Land] \ausliefern to extradite sb [to another country]

3. (preisgeben)

▪ jdm/etw ausgeliefert sein to be at sb's mercy [or the mercy of sb/sth]

* * *

transitives Verb

1) (übergeben)

jemandem etwas od. etwas an jemanden ausliefern — hand something over to somebody

jemanden an ein Land ausliefern — extradite somebody to a country

jemandem/einer Sache ausgeliefert sein — (fig.) be at the mercy of somebody/something

2) auch itr. (Kaufmannsspr.): (liefern) deliver

* * *

ausliefern (trennb, hat -ge-)

A. v/t

1. an Person: hand over (+dat oder

an +akk to); WIRTSCH (Ware etc) deliver; (verteilen) distribute; JUR surrender; (politische Gefangene) hand over; (ausländische Verbrecher) extradite

2. fig deliver (+dat to);

jemanden dem Tode/seinem Schicksal ausliefern deliver sb to his ( oder her) death/fate; → ausgeliefert

B. v/r:

sich jemandem ausliefern surrender ( oder give o.s. up) to sb; fig put o.s. at sb’s mercy ( oder in sb’s power), throw o.s. on sb’s mercy

* * *

transitives Verb

1) (übergeben)

jemandem etwas od. etwas an jemanden ausliefern — hand something over to somebody

jemanden an ein Land ausliefern — extradite somebody to a country

jemandem/einer Sache ausgeliefert sein — (fig.) be at the mercy of somebody/something

2) auch itr. (Kaufmannsspr.): (liefern) deliver

* * *

v.

to deliver v.

to extradite v.

Deutsch-Englisch Wörterbuch > ausliefern

19 sweep

I [swiːp]
nome

1) (anche sweep out) scopata f., spazzata f.

to give sth. a sweep — dare una scopata a qcs

2) (movement)

with a sweep of his arm — con un ampio movimento del braccio

to make a wide sweep south — fare un ampio giro a sud

3) (of land, woods, hills) distesa f.; (of fabric) pezza f.

4) (of events, history, country) estensione f.; (of opinion) ventaglio m., gamma f.; (of telescope, gun) portata f.

5) (search) (on land) perlustrazione f., ricerca f.; (by air) sorvolo m.; (attack) bombardamento m. a tappeto; (to capture) rastrellamento m.

to make a sweep of — (search) (on land) esplorare, perlustrare; (by air) sorvolare; (to capture) rastrellare

6) (anche chimney sweep) spazzacamino m.
II 1. [swiːp]
verbo transitivo (pass., p.pass. swept)

1) (clean) scopare, spazzare [floor, room]; pulire [ chimney]

2) (remove with brush)

to sweep the crumbs off the table — spazzare o fare cadere le briciole giù dal tavolo

3) (push)

to sweep sth. off the table — fare cadere qcs. dal tavolo (con un ampio gesto della mano)

to sweep sb. off his, her feet — [ wave] fare cadere o fare perdere l'equilibrio a qcn.; fig. (romantically) fare perdere la testa a qcn.

to be swept into power — essere portato al potere (con una maggioranza schiacciante)

4) (spread through) [disease, crime, craze] dilagare in, diffondersi in; [ storm] estendersi in; [ fire] propagarsi in; [ rumour] diffondersi in, divulgarsi in

5) (search, survey) [beam, searchlight] proiettarsi su; [ person] scrutare; [vessel, submarine] scandagliare; [ police] rastrellare ( for alla ricerca di)

to sweep sth. for mines — dragare qcs. alla ricerca di mine
2.
verbo intransitivo (pass., p.pass. swept)

1) (clean) spazzare, scopare

2) (move)

to sweep in, out — (anche fig.) (quickly) entrare, uscire impetuosamente; (majestically) entrare, uscire maestosamente

the wind swept in from the east — il vento soffiava da est

to sweep into — [ invaders] irrompere in, invadere [ region]

to sweep (in)to power — pol. essere portato al potere (con una maggio ranza schiacciante)

to sweep to victory — riportare una vittoria schiac ciante

to sweep through — [disease, crime, craze, change] dilagare, diffondersi in; [ storm] estendersi in; [ fire] propagarsi in; [ rumour] diffondersi, divulgarsi in

to sweep over — [ searchlight] proiettarsi su; [ gaze] percorrere

fear swept over him — fu sopraffatto dalla paura

3) (extend)

the road sweeps north — la strada descrive un'ampia curva verso nord

the mountains sweep down to the sea — le montagne scendono maestosamente fino al mare

•

- sweep along

- sweep aside

- sweep away

- sweep out

- sweep up

••

to sweep sth. under the carpet — BE o

rug — AE nascondere o insabbiare qcs

* * *
[swi:p] 1. past tense, past participle - swept; verb
1) (to clean (a room etc) using a brush or broom: The room has been swept clean.) spazzare

2) (to move as though with a brush: She swept the crumbs off the table with her hand; The wave swept him overboard; Don't get swept away by (= become over-enthusiastic about) the idea!; She swept aside my objections.) spazzare via

3) (to move quickly over: The disease/craze is sweeping the country.) percorrere

4) (to move swiftly or in a proud manner: High winds sweep across the desert; She swept into my room without knocking on the door.) diffondersi, dilagare; entrare/uscire
2. noun
1) (an act of sweeping, or process of being swept, with a brush etc: She gave the room a sweep.) spazzata

2) (a sweeping movement: He indicated the damage with a sweep of his hand.) gesto

3) (a person who cleans chimneys.) spazzacamino

4) (a sweepstake.) lotteria

•

- sweeper
- sweeping
- sweeping-brush
- at one/a sweep
- sweep someone off his feet
- sweep off his feet
- sweep out
- sweep the board
- sweep under the carpet
- sweep up
* * *
sweep /swi:p/
n.

1 (= sweep-up, sweep-out) spazzata; scopata: Give the house a thorough sweep, da' una bella spazzata alla casa!

2 ampio gesto; movimento rapido; colpo ( con rotazione): with a sweep of his arm, con un ampio gesto del braccio; with a sweep of the oars, con un colpo di remi; con una remata; at one sweep, con un sol colpo

3 [u] flusso; il fluire; lo scorrere: the sweep of the tide, il flusso della marea

4 [u] (fig.) campo; ambito; portata

5 distesa; tratto: a long sweep of meadows, una lunga distesa di prati; a sweep of mountain country, un tratto di terreno montagnoso

6 ampia curva; viale d'accesso che fa un'ampia curva: The house is approached by a fine sweep ( o carriage sweep), un bel viale ad ampie curve dà accesso alla casa; The river makes a great sweep to the right, il fiume descrive un'ampia curva a destra

7 pala, vela ( di mulino a vento)

8 (naut.) dragaggio ( di mine); cavo di dragaggio; ( anche) remo sensile

9 (aeron.) angolo di freccia ( delle ali)

10 mazzacavallo ( di pozzo)

11 strascico ( d'abito)

12 (= chimney-sweep) spazzacamino: as black as a sweep, nero come uno spazzacamino

13 perlustrazione; ricerca ( di dispersi, ecc.)

14 (spesso al pl.) (TV, USA) rilevazione periodica dei dati di ascolto ( per determinare le tariffe pubblicitarie)

15 (mil., aeron.) penetrazione ( in territorio nemico); operazione su vasta scala; rastrellamento; bombardamento a tappeto

16 [u] (elettron.) deflessione; deviazione; scansione ( della TV): horizontal sweep, scansione orizzontale

17 (metall.) sagoma

18 (fam.) vittoria completa; grande successo

19 ( canottaggio) ritmo di voga; cadenza; palata

20 ( lotta) movimento circolare ( del braccio)

21 ( hockey su ghiaccio) colpo a falce

22 ( cricket) tiro orizzontale ( all'altezza del terreno): reverse sweep, colpo (simile allo «sweep», ma eseguito con il rovescio della mazza)

23 (fam.) ► sweepstake

● ( pesca) sweep net, rete a strascico □ sweep of one's eyes, occhiata (o sguardo) intorno; colpo d'occhio □ the sweep of a scythe, un colpo di falce; una falciata □ sweep-out (o sweep-up) = def. 1 ► sopra □ to make a clean sweep, far piazza pulita; fare un repulisti (fam.).
♦ (to) sweep /swi:p/
(pass. e p. p. swept)

A v. t.

1 spazzare ( anche fig.); scopare; spazzare via, portare via; eliminare; distruggere; liberare; fare piazza pulita di (fam.): to sweep the floor, spazzare il pavimento; to sweep a room, spazzare una stanza; The upper deck was swept by a billow, il ponte superiore è stato spazzato da un maroso; The machine-guns swept the ground before the trenches, le mitragliatrici spazzavano il terreno davanti alle trincee; Dust storms swept the barren plain, tempeste di sabbia spazzavano l'arido piano; to sweep the seas of pirates, liberare il mare dai pirati; The Great Fire of 1666 swept the City, il Grande Incendio del 1666 distrusse la City

2 scorrere (su); percorrere; scorrere (lett.); sfiorare; toccare leggermente; strisciare su: She swept her hand through her hair, si è passata la mano fra i capelli; His fingers swept the keyboard of the organ, le sue dita scorrevano sulla tastiera dell'organo; to sweep the strings of a guitar, sfiorare le corde d'una chitarra; Armed bands swept the countryside, bande armate scorrevano la campagna; Her skirt swept the floor, la gonna le strisciava sul pavimento

3 (fig.) diffondersi, dilagare in: A new craze swept the country, una nuova moda dilagò nel paese

4 sospingere; sballottare; trascinare

5 spaziare su; scorrere con lo sguardo; scrutare: to sweep the horizon, scrutare l'orizzonte

6 trascinare; portare via

7 (mil.) battere, spazzare ( col tiro)

8 ( anche naut.) scandagliare; dragare

9 (fam.) vincere facilmente; stravincere: The Democrats swept the election, i Democratici vinsero le elezioni con un largo margine di voti

10 setacciare ( un locale) alla ricerca di microspie

B v. i.

1 stendersi; estendersi; allargarsi: The shore sweeps to the south in a wide arc, la spiaggia descrive un ampio arco verso il sud; The plain sweeps away to the sea, la pianura si stende verso il mare

2 incedere (o camminare) maestosamente; entrare (uscire, ecc.) con passo altero (o maestoso): The leading lady swept onto the stage, la primadonna è entrata in scena con passo maestoso

● (fig.) to sweep all before one, conseguire un successo travolgente □ (fig.) to sweep the board, vincere tutte le poste ( del gioco), far saltare il banco; (fig.) avere un grande successo, fare piazza pulita; trionfare □ to sweep sb. a bow, fare un inchino (o una riverenza) a q. □ to sweep the chimneys, sbrattare (o pulire) i camini □ (polit.) to sweep a constituency, conquistare un collegio elettorale con largo margine di voti □ (polit.: di un partito) to sweep the country, vincere le elezioni politiche □ (fig.) to sweep everything into one's net, fare piazza pulita; arraffare tutto □ to sweep one's hand over sb. 's hair, passare la mano sui capelli di q. □ to sweep a path, aprire un sentiero ( nella giungla, ecc.) □ (naut., mil.) to sweep the seas, battere i mari □ to sweep a space, fare spazio; sgombrare □ (naut.) swept way, rotta di sicurezza □ The road sweeps up the hill, la strada sale a larghe curve sino alla cima del colle □ (prov.) A new broom sweeps clean, scopa nuova spazza bene.

* * *
I [swiːp]
nome

1) (anche sweep out) scopata f., spazzata f.

to give sth. a sweep — dare una scopata a qcs

2) (movement)

with a sweep of his arm — con un ampio movimento del braccio

to make a wide sweep south — fare un ampio giro a sud

3) (of land, woods, hills) distesa f.; (of fabric) pezza f.

4) (of events, history, country) estensione f.; (of opinion) ventaglio m., gamma f.; (of telescope, gun) portata f.

5) (search) (on land) perlustrazione f., ricerca f.; (by air) sorvolo m.; (attack) bombardamento m. a tappeto; (to capture) rastrellamento m.

to make a sweep of — (search) (on land) esplorare, perlustrare; (by air) sorvolare; (to capture) rastrellare

6) (anche chimney sweep) spazzacamino m.
II 1. [swiːp]
verbo transitivo (pass., p.pass. swept)

1) (clean) scopare, spazzare [floor, room]; pulire [ chimney]

2) (remove with brush)

to sweep the crumbs off the table — spazzare o fare cadere le briciole giù dal tavolo

3) (push)

to sweep sth. off the table — fare cadere qcs. dal tavolo (con un ampio gesto della mano)

to sweep sb. off his, her feet — [ wave] fare cadere o fare perdere l'equilibrio a qcn.; fig. (romantically) fare perdere la testa a qcn.

to be swept into power — essere portato al potere (con una maggioranza schiacciante)

4) (spread through) [disease, crime, craze] dilagare in, diffondersi in; [ storm] estendersi in; [ fire] propagarsi in; [ rumour] diffondersi in, divulgarsi in

5) (search, survey) [beam, searchlight] proiettarsi su; [ person] scrutare; [vessel, submarine] scandagliare; [ police] rastrellare ( for alla ricerca di)

to sweep sth. for mines — dragare qcs. alla ricerca di mine
2.
verbo intransitivo (pass., p.pass. swept)

1) (clean) spazzare, scopare

2) (move)

to sweep in, out — (anche fig.) (quickly) entrare, uscire impetuosamente; (majestically) entrare, uscire maestosamente

the wind swept in from the east — il vento soffiava da est

to sweep into — [ invaders] irrompere in, invadere [ region]

to sweep (in)to power — pol. essere portato al potere (con una maggio ranza schiacciante)

to sweep to victory — riportare una vittoria schiac ciante

to sweep through — [disease, crime, craze, change] dilagare, diffondersi in; [ storm] estendersi in; [ fire] propagarsi in; [ rumour] diffondersi, divulgarsi in

to sweep over — [ searchlight] proiettarsi su; [ gaze] percorrere

fear swept over him — fu sopraffatto dalla paura

3) (extend)

the road sweeps north — la strada descrive un'ampia curva verso nord

the mountains sweep down to the sea — le montagne scendono maestosamente fino al mare

•

- sweep along

- sweep aside

- sweep away

- sweep out

- sweep up

••

to sweep sth. under the carpet — BE o

rug — AE nascondere o insabbiare qcs

English-Italian dictionary > sweep

20 pass

1.
[pɑːs]noun

1) (passing of an examination) bestandene Prüfung

get a pass in maths — die Mathematikprüfung bestehen

‘pass’ — (mark or grade) Ausreichend, das

2) (written permission) Ausweis, der; (for going into or out of a place also) Passierschein, der; (Mil.): (for leave) Urlaubsschein, der; (for free transportation) Freifahrschein, der; (for free admission) Freikarte, die

3) (critical position) Notlage, die

things have come to a pretty pass [when...] — es muss schon weit gekommen sein[, wenn...]

4) (Football) Pass, der (fachspr.); Ballabgabe, die; (Fencing) Ausfall, der

make a pass to a player — [den Ball] zu einem Spieler passen (fachspr.) od. abgeben

5)

make a pass at somebody — (fig. coll.): (amorously) jemanden anmachen (ugs.)

6) (in mountains) Pass, der
2. intransitive verb
1) (move onward) [Prozession:] ziehen; [Wasser:] fließen; [Gas:] strömen; (fig.) [Redner:] übergehen (to zu)

pass further along or down the bus, please! — bitte weiter durchgehen!

2) (go) passieren; [Zug, Reisender:] fahren ( through durch)

pass over — (in plane) überfliegen [Ort]

let somebody pass — jemanden durchlassen od. passieren lassen

3) (be transported, lit. or fig.) kommen

pass into history/oblivion — in die Geschichte eingehen/in Vergessenheit geraten

the title/property passes to somebody — der Titel/Besitz geht auf jemanden über

4) (change) wechseln

pass from one state to another — von einem Zustand in einen anderen übergehen

5) (go by) [Fußgänger:] vorbeigehen; [Fahrer, Fahrzeug:] vorbeifahren; [Prozession:] vorbeiziehen; [Zeit, Sekunde:] vergehen; (by chance) [Person, Fahrzeug:] vorbeikommen

let somebody/a car pass — jemanden/ein Auto vorbeilassen (ugs.)

6) (be accepted as adequate) durchgehen; hingehen

let it/the matter pass — es/die Sache durch- od. hingehen lassen

7) (come to an end) vorbeigehen; [Fieber:] zurückgehen; [Ärger, Zorn, Sturm:] sich legen; [Gewitter, Unwetter:] vorüberziehen

8) (happen) passieren; (between persons) vorfallen

9) (be accepted) durchgehen (as als, for für)

10) (satisfy examiner) bestehen

11) (Cards) passen

pass! — [ich] passe!
3. transitive verb
1) (move past) [Fußgänger:] vorbeigehen an (+ Dat.); [Fahrer, Fahrzeug:] vorbeifahren an (+ Dat.); [Prozession:] vorbeiziehen an (+ Dat.)

2) (overtake) vorbeifahren an (+ Dat.) [Fahrzeug, Person]

3) (cross) überschreiten [Schwelle, feindliche Linien, Grenze, Marke]

4) (reach standard in) bestehen [Prüfung]

5) (approve) verabschieden [Gesetzentwurf]; annehmen [Vorschlag]; [Zensor:] freigeben [Film, Buch, Theaterstück]; bestehen lassen [Prüfungskandidaten]

6) (be too great for) überschreiten, übersteigen [Auffassungsgabe, Verständnis]

7) (move) bringen

pass a thread through the eye of a needle — einen Faden durch ein Nadelöhr ziehen od. führen

8) (Footb. etc.) abgeben (to an + Akk.)

9) (spend) verbringen [Leben, Zeit, Tag]

10) (hand)

pass somebody something — jemandem etwas reichen od. geben

would you pass the salt, please? — gibst od. reichst du mir bitte das Salz?

11) (utter) fällen, verkünden [Urteil]; machen [Bemerkung]

12) (discharge) lassen [Wasser]

Phrasal Verbs:

- academic.ru/53812/pass_away">pass away

- pass by

- pass down

- pass for

- pass off

- pass on

- pass out

- pass over

- pass through

- pass up

* * *
1. verb
1) (to move towards and then beyond (something, by going past, through, by, over etc): I pass the shops on my way to work; The procession passed along the corridor.) vorbeigehen

2) (to move, give etc from one person, state etc to another: They passed the photographs around; The tradition is passed (on/down) from father to son.) weitergeben

3) (to go or be beyond: This passes my understanding.) übersteigen

4) ((of vehicles etc on a road) to overtake: The sports car passed me at a dangerous bend in the road.) überholen

5) (to spend (time): They passed several weeks in the country.) verbringen

6) ((of an official group, government etc) to accept or approve: The government has passed a resolution.) annehmen

7) (to give or announce (a judgement or sentence): The magistrate passed judgement on the prisoner.) fällen

8) (to end or go away: His sickness soon passed.) vorübergehen

9) (to (judge to) be successful in (an examination etc): I passed my driving test.) bestehen
2. noun
1) (a narrow path between mountains: a mountain pass.) der Paß

2) (a ticket or card allowing a person to do something, eg to travel free or to get in to a building: You must show your pass before entering.) der Paß

3) (a successful result in an examination, especially when below a distinction, honours etc: There were ten passes and no fails.) das Bestehen

4) ((in ball games) a throw, kick, hit etc of the ball from one player to another: The centre-forward made a pass towards the goal.) der Paß

•

- passable
- passing
- passer-by
- password
- in passing
- let something pass
- let pass
- pass as/for
- pass away
- pass the buck
- pass by
- pass off
- pass something or someone off as
- pass off as
- pass on
- pass out
- pass over
- pass up
* * *

pass

[pɑ:s, AM pæs]

I. NOUN

<pl -es>

1. (road) Pass m

the Khyber \pass der Khaiberpass

mountain \pass [Gebirgs]pass m

2. SPORT (of a ball) Pass m (to auf + akk), Vorlage f (für ein Tor)

3. (sweep: by magician, conjuror) [Hand]bewegung f

the magician made some \passes with his hands over her body der Zauberer fuhr mit der Hand mehrmals über ihren Körper

4. plane

to make a \pass over sth über etw akk fliegen

the aircraft flew low in a \pass over the ski resort das Flugzeug flog sehr tief über das Skigebiet hinweg

5. ( fam: sexual advance) Annäherungsversuch m

to make a \pass at sb sich akk an jdn ranmachen, ÖSTERR bes mit jdm anbandeln fam

6. BRIT SCH, UNIV (exam success) Bestehen nt einer Prüfung; AM (grade) „Bestanden“

students just get a \pass or fail in these courses in diesen Kursen können die Studenten nur entweder bestehen oder durchfallen

to achieve grade A \passes nur Einser bekommen

to get/obtain a \pass in an exam eine Prüfung bestehen

7. (permit) Passierschein m; (for a festival) Eintritt m, Eintrittskarte f; (for public transport) [Wochen-/Monats-/Jahres-]karte f

only people with a \pass are allowed to enter the nuclear power station nur Personen mit einem entsprechenden Ausweis dürfen das Kernkraftwerk betreten

free \pass Freikarte f

disabled people have a free \pass for the public transport system Behinderte können die öffentlichen Verkehrsmittel kostenlos benutzen

8. esp AM SCH (letter of excuse) Entschuldigung f (für das Fernbleiben vom Unterricht)

9. no pl (predicament) Notlage f, kritische Lage

this is a \pass — we can't get back into the hotel da haben wir uns ja was Schönes eingebrockt — wir können nicht ins Hotel zurück fam

it has come to a pretty \pass when... es ist schon weit gekommen, wenn...

to reach a \pass außer Kontrolle geraten, ausufern

10. (in fencing) Ausfall m fachspr

II. TRANSITIVE VERB

1. (go past)

▪ to \pass sb/sth an jdm/etw vorbeigehen; (in car) an jdm/etw vorbeifahren

if you \pass a supermarket, can you get me some milk? würdest du mir Milch mitbringen, wenn du bei einem Supermarkt vorbeikommst?

2. (overtake)

▪ to \pass sb/sth jdn/etw überholen

3. (cross)

to \pass a frontier eine Grenze überqueren

not a word \passed his lips kein Wort kam über seine Lippen

4. (exceed)

▪ to \pass sth:

it \passes all belief that... es ist doch wirklich nicht zu fassen, dass...

don't buy goods which have \passed their sell-by date kauf keine Waren, deren Verfallsdatum bereits abgelaufen ist

to \pass a limit eine Grenze überschreiten

to \pass the time limit das Zeitlimit überschreiten

I'm sorry, you've \passed the time limit es tut mir leid, aber Sie haben überzogen

5. (hand to)

▪ to \pass sth to sb [or sb sth] jdm etw geben, jdm etw [herüber]reichen bes geh; (bequeath to) jdm etw vererben

could you \pass the salt please? könntest du mir bitte mal das Salz geben?

to \pass the hat [around] ( fig) den Hut herumgehen lassen fig

▪ to be \passed to sb auf jdn [o in jds Besitz] übergehen

the responsibility was gradually \passed to the British government die Verantwortung wurde nach und nach der britischen Regierung übertragen

6. (put into circulation)

to \pass money Geld in Umlauf bringen

she was caught trying to \pass forged five pound notes sie wurde dabei erwischt, als sie versuchte, mit gefälschten Fünfpfundnoten zu bezahlen

he once \passed me a forged fiver er hat mir einmal einen gefälschten Fünfer angedreht fam

7. SPORT

to \pass the ball den Ball abgeben [o abspielen]

to \pass the ball to sb jdm den Ball zuspielen

to \pass the baton to sb SPORT den Stab an jdn abgeben

the baton was \passed smoothly der Stab wurde sauber übergeben

8. (succeed)

to \pass an exam/a test eine Prüfung/eine Arbeit bestehen

to \pass muster akzeptabel sein

9. (of time)

to \pass one's days/holiday [or AM vacation] /time doing sth seine Tage/Ferien/Zeit mit etw dat verbringen

to \pass the time sich dat die Zeit vertreiben

to \pass the time of day with sb jdn [nur] kurz grüßen

I just wanted to \pass the time of day with her, but... ich wollte wirklich nur kurz guten Tag sagen und ein wenig mit ihr plaudern, doch...

10. usu passive esp POL (approve)

▪ to be \passed law verabschiedet werden

to \pass a motion einen Antrag genehmigen

“motion \passed by a clear majority” „Antrag mit deutlicher Mehrheit angenommen“

to \pass a resolution eine Resolution verabschieden

the resolution was \passed unanimously die Resolution wurde einstimmig angenommen

to \pass sb/sth as fit [or suitable] jdn/etw [als] geeignet erklären

meat \passed as fit for human consumption Fleisch, das für den Verzehr freigegeben wurde

he was \passed fit for military service er wurde für wehrdiensttauglich erklärt

the censors \passed the film as suitable for children die Zensurstelle gab den Film für Kinder frei

11. (utter)

to \pass a comment einen Kommentar abgeben

to \pass a comment on sb eine Bemerkung über jdn machen

to \pass judgement on sb/sth ein Urteil über jdn/etw fällen, über jdn/etw ein Urteil abgeben

to \pass one's opinion seine Meinung sagen

to \pass a remark eine Bemerkung machen

she's been \passing remarks about me behind my back sie ist hinter meinem Rücken über mich hergezogen

to \pass sentence [on sb] LAW das Urteil [über jdn] fällen

12. MED ( form: excrete)

to \pass blood Blut im Stuhl/Urin haben

to \pass faeces Kot ausscheiden

to \pass urine urinieren

to \pass water Wasser lassen

13. FIN

to \pass a dividend eine Dividende ausfallen lassen

14.

▶ to \pass the buck to sb/sth ( fam) die Verantwortung auf jdn/etw abwälzen fam, jdm/etw den Schwarzen Peter zuschieben fam

III. INTRANSITIVE VERB

1. (move by) vorbeigehen, vorbeilaufen, vorbeikommen; road vorbeiführen; parade vorbeiziehen, vorüberziehen; car vorbeifahren

we often \passed on the stairs wir sind uns oft im Treppenhaus begegnet

the Queen \passed among the crowd die Königin mischte sich unter die Menge

the planes \passed noisily overhead die Flugzeuge donnerten vorbei fam

the bullet \passed between her shoulder blades die Kugel ging genau zwischen ihren Schulterblättern durch

if you \pass by a chemist... wenn du an einer Apotheke vorbeikommst...

a momentary look of anxiety \passed across his face ( fig) für einen kurzen Moment überschattete ein Ausdruck der Besorgnis seine Miene

to \pass out of sight außer Sichtweite geraten

to \pass unnoticed unbemerkt bleiben

▪ to \pass over sth plane über etw akk hinwegfliegen

▪ to \pass under sth unter etw dat hindurchgehen; (by car) unter etw dat hindurchfahren; road unter etw dat hindurchführen

2. (overtake) überholen

3. (enter) eintreten, hereinkommen

may I \pass? kann ich hereinkommen?

that helps prevent fats \passing into the bloodstream das verhindert, dass Fette in die Blutbahn gelangen

to allow sb to [or let sb] \pass jdn durchlassen

they shall not \pass! sie werden nicht durchkommen! (Kampfruf der Antifaschisten)

4. (go away) vergehen, vorübergehen, vorbeigehen

it'll soon \pass das ist bald vorüber

I felt a bit nauseous, but the feeling \passed mir war ein bisschen schlecht, aber das ging auch wieder vorbei

for a moment she thought she'd die but the moment \passed für einen kurzen Moment lang dachte sie, sie würde sterben

I let a golden opportunity \pass ich habe mir eine einmalige Gelegenheit entgehen lassen

5. (change)

▪ to \pass from sth to sth von etw dat zu etw dat übergehen

wax \passes from solid to liquid when you heat it beim Erhitzen wird festes Wachs flüssig

the water \passes from a liquid state to a solid state when frozen Wasser wird fest, wenn es gefriert

6. (transfer)

all these English words have \passed into the German language all diese englischen Wörter sind in die deutsche Sprache eingegangen

to \pass into oblivion in Vergessenheit geraten

7. (exchange)

no words have \passed between us since our divorce seit unserer Scheidung haben wir kein einziges Wort miteinander gewechselt

the looks \passing between them suggested that... die Blicke, die sie miteinander wechselten, ließen darauf schließen, dass...

greetings were \passed between them sie begrüßten sich

8. SPORT (of a ball) zuspielen, [den Ball] abgeben [o abspielen

9. SCH (succeed) bestehen, durchkommen

he \passed at the fifth attempt er bestand die Prüfung im fünften Anlauf

10. (go by) time vergehen, verstreichen

the evening \passed without incident der Abend verlief ohne Zwischenfälle

11. (not answer) passen [müssen]

\pass — I don't know the answer ich passe — ich weiß es nicht

the contestant \passed on four questions der Wettbewerbsteilnehmer musste bei vier Fragen passen

12. (forgo)

▪ to \pass on sth auf etw akk verzichten

13. (be accepted as)

I don't think you'll \pass as 18 keiner wird dir abnehmen, dass du 18 bist

do you think this jacket and trousers could \pass as a suit? meinst du, ich kann diese Jacke und die Hose als Anzug anziehen?

he could \pass as a German in our new film für unseren neuen Film könnte er als Deutscher durchgehen

14. CARDS passen

15. ( old)

and it come to \pass that... und da begab es sich, dass...

* * *
[pAːs]
1. n

1) (= permit) Ausweis m; (MIL ETC) Passierschein m

a free pass — eine Freikarte; (permanent) ein Sonderausweis m

2) (Brit UNIV) Bestehen nt einer Prüfung

to get a pass in German — seine Deutschprüfung bestehen; (lowest level) seine Deutschprüfung mit "ausreichend" bestehen

I still need a pass in physics — ich muss noch einen Abschluss in Physik machen

3) (GEOG, SPORT) Pass m; (FTBL, for shot at goal) Vorlage f

4) (FENCING) Ausfall m

5) (= movement by conjurer, hypnotist) Bewegung f, Geste f

the conjurer made a few quick passes with his hand over the top of the hat — der Zauberer fuhr mit der Hand ein paar Mal schnell über dem Hut hin und her

the text had a special hyphenation pass — der Text wurde eigens in Bezug auf Silbentrennung überprüft

6)

things had come to such a pass that... — die Lage hatte sich so zugespitzt, dass...

things have come to a pretty pass when... — so weit ist es schon gekommen, dass...

this is a pretty pass! — das ist ja eine schöne Bescherung!

7)

to make a pass at sb — bei jdm Annäherungsversuche machen

8) (AVIAT)

the jet made three passes over the ship — der Düsenjäger flog dreimal über das Schiff

on its fourth pass over the area the plane was almost hit —

the pilot made two passes over the landing strip before deciding to come down — der Pilot passierte die Landebahn zweimal, ehe er sich zur Landung entschloss

2. vt

1) (= move past) vorbeigehen/-fahren/-fliegen an (+dat)

he passed me without even saying hello — er ging ohne zu grüßen an mir vorbei

the ship passed the mouth of the estuary — das Schiff passierte die Flussmündung

2) (= overtake) athlete, car überholen

he's passed all the other candidates — er hat alle anderen Kandidaten überflügelt

3) (= cross) frontier etc überschreiten, überqueren, passieren; deadline überschreiten

not a word passed her lips — kein Wort kam über ihre Lippen

4) (= reach, hand) reichen

they passed the photograph around — sie reichten or gaben das Foto herum

pass (me) the salt, please —

he passed the hammer up — er reichte den Hammer hinauf

the characteristics which he passed to his son — die Eigenschaften, die er an seinen Sohn weitergab

5)

it passes belief — es ist kaum zu fassen

it passes my comprehension that... —

love which passes all understanding — Liebe, die jenseits allen Verstehens liegt

6) (UNIV ETC) exam bestehen; candidate bestehen lassen

7)

this film will never pass the censors — dieser Film kommt nie und nimmer durch die Zensur

8) (= approve) motion annehmen; plan gutheißen, genehmigen; (PARL) verabschieden

the censors will never pass this film — die Zensur gibt diesen Film bestimmt nicht frei

9) (SPORT)

to pass the ball to sb — jdm den Ball zuspielen

you should learn to pass the ball and not hang on to it — du solltest lernen abzuspielen, statt am Ball zu kleben

10) forged bank notes weitergeben

11)

he passed his hand across his forehead — er fuhr sich (dat) mit der Hand über die Stirn

pass the thread through the hole — führen Sie den Faden durch die Öffnung

he passed a chain around the front axle — er legte eine Kette um die Vorderachse

12) (= spend) time verbringen

he did it just to pass the time — er tat das nur, um sich (dat) die Zeit zu vertreiben

13) remark von sich geben; opinion abgeben; (JUR) sentence verhängen; judgement fällen

to pass comment (on sth) — einen Kommentar (zu etw) abgeben

14) (= discharge) excrement, blood absondern, ausscheiden

to pass water — Wasser or Harn lassen

3. vi

1) (= move past) vorbeigehen/-fahren

the street was too narrow for the cars to pass — die Straße war so eng, dass die Wagen nicht aneinander vorbeikamen

we passed in the corridor —

there isn't room for him to pass — es ist so eng, dass er nicht vorbeikommt

2) (= overtake) überholen

3)

(= move, go) no letters passed between them — sie wechselten keine Briefe

words passed between them — es gab einige Meinungsverschiedenheiten

what has passed between us — was sich zwischen uns zugetragen hat

a knowing look passed between them — sie tauschten wissende Blicke aus

if you pass by the grocer's... —

we passed by a line of hotels — wir kamen an einer Reihe Hotels vorbei

the procession passed down the street —

the cars pass down the assembly line — die Autos kommen das Fließband herunter

as we pass from feudalism to more open societies — beim Übergang vom Feudalismus zu offeneren Gesellschaftsformen

as we pass from youth to old age — mit zunehmendem Alter

the virus passes easily from one person to another —

people were passing in and out of the building — die Leute gingen in dem Gebäude ein und aus

the land has now passed into private hands — das Land ist jetzt in Privatbesitz übergegangen

to pass into oblivion — in Vergessenheit geraten

expressions which have passed into/out of the language — Redensarten, die in die Sprache eingegangen sind/aus der Sprache verschwunden sind

to pass into history/legend — in die Geschichte/Legende eingehen

to pass out of sight —

the firm has passed out of existence — die Firma hat aufgehört zu bestehen

he passed out of our lives — er ist aus unserem Leben verschwunden

everything he said just passed over my head — was er sagte, war mir alles zu hoch

we're now passing over Paris — wir fliegen jetzt über Paris

I'll just pass quickly over the main points again —

he's passing through a difficult period — er macht gerade eine schwere Zeit durch

the manuscript has passed through a lot of hands — das Manuskript ist durch viele Hände gegangen

the thread passes through this hole — der Faden geht durch diese Öffnung

you have to pass through Berlin — Sie müssen über Berlin fahren

shall we pass to the second subject on the agenda? — wollen wir zum zweiten Punkt der Tagesordnung übergehen?

the crown always passes to the eldest son —

the area then passed under Roman rule — das Gebiet geriet dann unter römische Herrschaft

he passed under the archway — er ging/fuhr durch das Tor

4) (time) vergehen; (deadline) verfallen

5) (= disappear, end anger, hope, era etc) vorübergehen, vorbeigehen; (storm) (= go over) vorüberziehen; (= abate) sich legen; (rain) vorbeigehen

to let an opportunity pass — eine Gelegenheit verstreichen lassen

it'll pass — das geht vorüber!

6) (= be acceptable) gehen

to let sth pass — etw durchgehen lassen

let it pass! — vergiss es!, vergessen wirs!

it'll pass — das geht

7) (= be considered, be accepted) angesehen werden (for or as sth als etw)

this little room has to pass for an office —

in her day she passed for a great beauty — zu ihrer Zeit galt sie als große Schönheit

she could easily pass for 25 — sie könnte leicht für 25 durchgehen

or what passes nowadays for a hat — oder was heute so als Hut betrachtet wird

8) (in exam) bestehen

I passed! — ich habe bestanden!

did you pass in chemistry? — hast du deine Chemieprüfung bestanden?

9) (SPORT) abspielen

to pass to sb — jdm zuspielen, an jdn abgeben

10) (CARDS) passen

(I) pass! — (ich) passe!

pass (in quiz etc) — passe!

I'll pass on that — da passe ich

11) (old

= happen) to come to pass — sich begeben

and it came to pass in those days... — und es begab sich zu jener Zeit...

to bring sth to pass — etw bewirken

12) (US euph = die) sterben

* * *

pass [pɑːs; US pæs]

A v/t

1. a) etwas passieren, vorbei-, vorübergehen, -fahren, -fließen, -kommen, -reiten, -ziehen an (dat)

b) Tennis: jemanden passieren

2. vorbeifahren an (dat), überholen ( auch AUTO):

we passed his car

3. fig übergehen, -springen, keine Notiz nehmen von

4. WIRTSCH eine Dividende ausfallen lassen

5. eine Schranke, ein Hindernis passieren

6. durch-, überschreiten, durchqueren, -reiten, -reisen, -ziehen, passieren:

pass a river einen Fluss überqueren

7. durchschneiden (Linie)

8. a) ein Examen bestehen

b) einen Prüfling bestehen oder durchkommen lassen:

pass sb (as) fit ( oder ready) for work MED jemanden gesundschreiben

c) etwas durchgehen lassen

9. fig hinausgehen über (akk), übersteigen, -schreiten, -treffen:

it passes my comprehension ( oder understanding) es geht über meinen Verstand oder Horizont;

just passing seventeen gerade erst siebzehn Jahre alt

10. (durch etwas) hindurchleiten, -führen (beide, auch TECH), auch die Hand gleiten lassen:

pass a wire through a hole;

he passed his hand over his forehead er fuhr sich mit der Hand über die Stirn

11. (durch ein Sieb) passieren, durchseihen

12. vorbei-, durchlassen, passieren lassen

13. Zeit ver-, zubringen:

pass the time reading sich die Zeit mit Lesen vertreiben; → time A 4

14. einen Gegenstand reichen, geben, ( auch JUR Falschgeld) weitergeben:

pass me the salt, please reichen Sie mir bitte das Salz; → buck¹ A 8, hat Bes Redew

15. übersenden, auch einen Funkspruch befördern

16. SPORT den Ball abspielen, passen ( beide:

to zu):

pass the ball auch abspielen

17. JUR Eigentum, einen Rechtstitel übertragen, (letztwillig) zukommen lassen

18. einen Vorschlag durchbringen, -setzen, ein Gesetz verabschieden, eine Resolution annehmen

19. abgeben, übertragen:

pass the chair den Vorsitz abgeben ( to sb an jemanden)

20. rechtskräftig machen

21. (als gültig) anerkennen, gelten lassen, genehmigen

22. (on, upon) eine Meinung äußern (über akk), eine Bemerkung fallen lassen oder machen, einen Kommentar geben (zu), ein Kompliment machen:

pass criticism on Kritik üben an (dat);

pass an opinion on auch sich äußern über (akk) oder zu

23. ein Urteil abgeben, fällen, JUR auch sprechen ( alle:

on, upon über akk)

24. MED

a) Eiter, Nierensteine etc ausscheiden

b) den Darm entleeren

c) Wasser lassen

25. ein Türschloss öffnen

B v/i

1. sich (fort)bewegen, (von einem Ort zu einem andern) gehen, reiten, fahren, ziehen etc

2. vorbei-, vorübergehen, -fahren, -ziehen etc (by an dat), AUTO überholen:

let sb pass jemanden vorbei- oder durchlassen

3. fahren etc ( through durch):

it has just passed through my mind fig es ist mir eben durch den Kopf gegangen

4. übergehen (to auf akk; into the hands of in die Hände gen), übertragen werden (to auf akk), fallen (to an akk):

it passes to the heirs es geht auf die Erben über, es fällt an die Erben

5. durchkommen, (die Prüfung) bestehen

6. übergehen:

pass from a solid (in)to a liquid state vom festen in den flüssigen Zustand übergehen

7. vergehen, vorübergehen (Zeit etc, auch Schmerz etc), verstreichen (Zeit):

the pain will pass der Schmerz wird vergehen;

fashions pass Moden kommen und gehen

8. euph entschlafen

9. sich zutragen, sich abspielen, vor sich gehen, passieren:

it came to pass that … besonders BIBEL es begab sich oder es geschah, dass …;

bring sth to pass etwas bewirken

10. harsh words passed between them es fielen harte Worte zwischen ihnen oder bei ihrer Auseinandersetzung

11. (for, as) gelten (für, als), gehalten werden (für), angesehen werden (für):

he passes for a much younger man er wird für viel jünger gehalten;

this passes for gold das soll angeblich Gold sein

12. a) an-, hingehen, leidlich sein

b) durchgehen, unbeanstandet bleiben, geduldet werden:

let sth pass etwas durchgehen oder gelten lassen;

let that pass reden wir nicht mehr davon

13. PARL etc durchgehen, bewilligt oder zum Gesetz erhoben werden, Rechtskraft erlangen

14. angenommen werden, gelten, (als gültig) anerkannt werden

15. gangbar sein, Geltung finden (Grundsätze, Ideen)

16. JUR gefällt werden, ergehen (Urteil, Entscheidung)

17. MED abgehen, abgeführt oder ausgeschieden werden

18. SPORT (den Ball) abspielen oder passen (to zu):

pass back to the goalkeeper (Fußball) zum Torhüter zurückspielen

19. Kartenspiel: passen:

(I) pass! a. fig ich passe!;

I pass on that! fig da muss ich passen!

C s

1. a) (Gebirgs)Pass m:

(narrow) pass Engpass;

hold the pass fig obs sich behaupten;

sell the pass fig obs abtrünnig werden

b) Durchfahrt f

c) schiffbarer Kanal

2. a) Ausweis m, Passier-, Erlaubnisschein m

b) besonders free pass Freikarte f, BAHN etc Freifahrkarte f, -schein m

3. MIL Urlaubsschein m

4. besonders Br Bestehen n (einer Prüfung):

get a pass in physics seine Physikprüfung bestehen

5. fig

a) Schritt m, Abschnitt m

b) umg (schlimme) Lage:

things have come to a fine ( oder pretty, sorry) pass es ist ganz schön weit gekommen

6. make a pass over fig etwas überfliegen

7. a) Handbewegung f (eines Zauberkünstlers)

b) manueller (Zauber)Trick

8. Bestreichung f, Strich m (beim Hypnotisieren etc)

9. Maltechnik: Strich m

10. SPORT Pass m, Ab-, Zuspiel n:

from a pass by auf Pass von

11. Kartenspiel: Passen n

12. Fechten: Ausfall m

13. make a pass at umg Annäherungsversuche machen bei

14. TECH Durchlauf m (abgeschlossener Arbeitszyklus)

* * *
1.
[pɑːs]noun

1) (passing of an examination) bestandene Prüfung

get a pass in maths — die Mathematikprüfung bestehen

‘pass’ — (mark or grade) Ausreichend, das

2) (written permission) Ausweis, der; (for going into or out of a place also) Passierschein, der; (Mil.): (for leave) Urlaubsschein, der; (for free transportation) Freifahrschein, der; (for free admission) Freikarte, die

3) (critical position) Notlage, die

things have come to a pretty pass [when...] — es muss schon weit gekommen sein[, wenn...]

4) (Football) Pass, der (fachspr.); Ballabgabe, die; (Fencing) Ausfall, der

make a pass to a player — [den Ball] zu einem Spieler passen (fachspr.) od. abgeben

5)

make a pass at somebody — (fig. coll.): (amorously) jemanden anmachen (ugs.)

6) (in mountains) Pass, der
2. intransitive verb
1) (move onward) [Prozession:] ziehen; [Wasser:] fließen; [Gas:] strömen; (fig.) [Redner:] übergehen (to zu)

pass further along or down the bus, please! — bitte weiter durchgehen!

2) (go) passieren; [Zug, Reisender:] fahren ( through durch)

pass over — (in plane) überfliegen [Ort]

let somebody pass — jemanden durchlassen od. passieren lassen

3) (be transported, lit. or fig.) kommen

pass into history/oblivion — in die Geschichte eingehen/in Vergessenheit geraten

the title/property passes to somebody — der Titel/Besitz geht auf jemanden über

4) (change) wechseln

pass from one state to another — von einem Zustand in einen anderen übergehen

5) (go by) [Fußgänger:] vorbeigehen; [Fahrer, Fahrzeug:] vorbeifahren; [Prozession:] vorbeiziehen; [Zeit, Sekunde:] vergehen; (by chance) [Person, Fahrzeug:] vorbeikommen

let somebody/a car pass — jemanden/ein Auto vorbeilassen (ugs.)

6) (be accepted as adequate) durchgehen; hingehen

let it/the matter pass — es/die Sache durch- od. hingehen lassen

7) (come to an end) vorbeigehen; [Fieber:] zurückgehen; [Ärger, Zorn, Sturm:] sich legen; [Gewitter, Unwetter:] vorüberziehen

8) (happen) passieren; (between persons) vorfallen

9) (be accepted) durchgehen (as als, for für)

10) (satisfy examiner) bestehen

11) (Cards) passen

pass! — [ich] passe!
3. transitive verb
1) (move past) [Fußgänger:] vorbeigehen an (+ Dat.); [Fahrer, Fahrzeug:] vorbeifahren an (+ Dat.); [Prozession:] vorbeiziehen an (+ Dat.)

2) (overtake) vorbeifahren an (+ Dat.) [Fahrzeug, Person]

3) (cross) überschreiten [Schwelle, feindliche Linien, Grenze, Marke]

4) (reach standard in) bestehen [Prüfung]

5) (approve) verabschieden [Gesetzentwurf]; annehmen [Vorschlag]; [Zensor:] freigeben [Film, Buch, Theaterstück]; bestehen lassen [Prüfungskandidaten]

6) (be too great for) überschreiten, übersteigen [Auffassungsgabe, Verständnis]

7) (move) bringen

pass a thread through the eye of a needle — einen Faden durch ein Nadelöhr ziehen od. führen

8) (Footb. etc.) abgeben (to an + Akk.)

9) (spend) verbringen [Leben, Zeit, Tag]

10) (hand)

pass somebody something — jemandem etwas reichen od. geben

would you pass the salt, please? — gibst od. reichst du mir bitte das Salz?

11) (utter) fällen, verkünden [Urteil]; machen [Bemerkung]

12) (discharge) lassen [Wasser]

Phrasal Verbs:

- pass away

- pass by

- pass down

- pass for

- pass off

- pass on

- pass out

- pass over

- pass through

- pass up

* * *

n.

(§ pl.: passes)

= Arbeitsgang m.

Ausweis -e m.

Durchgang m.

Durchlauf m.

Pass ¨-e m. (US) v.

überholen v. (by) (time) v.

verfließen (Zeit) v. (by) v.

vorbeigehen (an) v. v.

ablaufen v.

absolvieren (Prüfung) v.

passieren v.

English-german dictionary > pass

Страницы

Следующая →

1

2

3

4

5

См. также в других словарях:

hand over — phrasal verb Word forms hand over : present tense I/you/we/they hand over he/she/it hands over present participle handing over past tense handed over past participle handed over 1) [transitive] to give something to someone by holding it in your… … English dictionary

hand over — verb to surrender someone or something to another (Freq. 5) the guard delivered the criminal to the police render up the prisoners render the town to the enemy fork over the money • Syn: ↑fork over, ↑fork out, ↑ … Useful english dictionary

hand over — UK US hand (sth) over Phrasal Verb with hand({{}}/hænd/ verb ► to give someone else control of or responsibility for something: »to hand over control/power/responsibility hand sth over to sb »The founder handed the company over to his sons. »The… … Financial and business terms

hand over the reins — to allow someone else to control something you controlled previously, especially an organization or a country. Company chiefs are often reluctant to hand over the reins of power to younger people. I built up the business, but I handed over the… … New idioms dictionary

hand·over — /ˈhændˌoʊvɚ/ noun [singular] : the act or process of giving control of someone or something to another person, country, etc. the handover of power from the old government to the new government see also hand over at ↑hand, 2 … Useful english dictionary

hand — noun 1》 the end part of the arm beyond the wrist, including the palm, fingers, and thumb. ↘[as modifier] operated by or held in the hand. ↘[as modifier or in combination] done or made manually. 2》 a pointer on a clock or watch indicating… … English new terms dictionary

hand — [hand] n. [ME < OE, akin to Goth handus < base of hinthan, to seize (hence, basic sense “grasper”) < ? IE base * kent , ? to seize] I 1. the part of the human body attached to the end of the forearm, including the wrist, palm, fingers,… … English World dictionary

hand — ► NOUN 1) the end part of the arm beyond the wrist. 2) (before another noun ) operated by or held in the hand. 3) (before another noun or in combination ) done or made manually. 4) a pointer on a clock or watch indicating the passing of units of… … English terms dictionary

hand — hand1 W1S1 [hænd] n ↑finger, ↑fingernail, ↑thumb ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(part of body)¦ 2¦(help)¦ 3¦(control)¦ 4 get out of hand 5 on the other hand 6 hands off 7 in hand … Dictionary of contemporary English

hand — hand1 [ hænd ] noun *** ▸ 1 body part at end of arm ▸ 2 help ▸ 3 clapping ▸ 4 part of clock ▸ 5 set of cards you hold ▸ 6 advantages in situation ▸ 7 someone working on farm/ship ▸ 8 handwriting ▸ 9 unit of height of horses ▸ + PHRASES 1. ) count … Usage of the words and phrases in modern English

Power ring (DC Comics) — This article is about the Green Lantern Corps weapon. For the supervillains, see Power Ring (DC Comics). Power ring The Green Lantern Corps rings. Publication information … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

hand over power to someone

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

hand over power to someone

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: